Groei consumptie zet dit jaar door
Aute ur(s ):
A.C.J. Stokman (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Rob ert-Paul Berb en, Ronald Bosman, Ard den Reijer en (auteur)
Ad Stokman van de Nederlandsche Bank. a.c.j.stokman@dnb.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4456, pagina 141, 25 maart 2005 (datum)
Rubrie k :
DNB-conjunctuurindicator
Tre fw oord(e n):
De meningen over de groei voor dit jaar zijn verdeeld. Als de geschiedenis zich herhaalt, trekt de consumptiegroei aan.
figuur 1 Het jaar 2003 was voor Nederland een economisch winterjaar. De groei van het bbp lag in dat jaar beneden nul. Krimpende
binnenlandse bestedingen en een stilvallende groei van de export deden de economie in een recessie belanden. Dankzij het Amerikaanse
en Aziatische hoge luchtdrukgebied klaarde het Nederlandse investeringsklimaat in 2004 weer iets op. Ook de groei van de consumptieve
uitgaven herstelde zich met een bescheiden plus.
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Indicator richtingloos
Voor dit jaar lopen de verwachtingen van voorspelinstituten uiteen. Met een bbp-groei van 1% is het CPB het ‘somberst’ over 2005.
Andere instellingen waaronder de Nederlandsche Bank verwachten dat de groei nog iets aantrekt. De DNB-conjunctuurindicator, die
ditmaal vooruitblikt tot en met juli van dit jaar, schommelt al sinds oktober 2004 rond dezelfde waarde, en biedt op dit moment derhalve
ook geen duidelijk kompas van waar de economie op zal afkoersen.
Particuliere consumptie
Onzekerheid bestaat er ten aanzien van de particuliere consumptie. Al lange tijd houdt de Nederlandse consument de hand op de knip.
Volgens sommigen te lang; de economische fundamentals zouden het pessimisme niet rechtvaardigen. Volgens anderen is de reactie van
de consument begrijpelijk na het vele slechte nieuws dat op zijn pad is gekomen. De voor 2005 voorziene reële inkomensdaling is een
nieuwe tegenvaller.
De jongste cijfers over de particuliere consumptie zijn echter hoopgevend met een kwartaal-op-kwartaal-groei van 0,5%. Maar één
zwaluw maakt nog geen zomer.
Historie biedt houvast
Welke lessen kunnen we trekken uit het verleden? Sceptici zullen het unieke karakter benadrukken van de omstandigheden van dit
moment, zoals de grote onevenwichtigheden op de Amerikaanse betalingbalans, de tot record hoogte opgelopen energieprijzen, de
opkomst van China, enzovoorts. Hierdoor gaat in hun ogen elke vergelijking met eerdere periodes mank. De toekomst zal dit uitwijzen. In
een bredere historische context verbleken ‘unieke’ omstandigheden vaak weer, en komen met een beetje geluk wetmatigheden naar boven
drijven. Dit geluk hebben wij beproefd door vanaf 1920 de jaren (t) van negatieve consumptiegroei in kaart te brengen, en vervolgens te
kijken wat er in de twee daaropvolgende jaren met de consumptie gebeurde (t+1, t+2). Tabel 1 vat de resultaten samen. De jaren veertig
zijn buiten beschouwing gelaten. tabel 1
Tabel 1. Groei consumptie startend in jaar t met negatieve groei (%)
T
1925
1934
1951
1981
2003
1958
1993
jaar t
-0,7
-2,1
-2,0
-3,7
-0,9
0,3
0,3
jaar t+1
5,8
0,6
0,6
-0,9
0,5
4,4
1,4
jaar t+2
4,3
3,8
5,4
1,0
6,1
2,9
misery index
2,4
11,1
7,6
17,4
7,5
4,0
10,5
Negatieve groei van de consumptie zoals we in 2003 hebben meegemaakt, komt weinig voor. In tachtig jaar tijd was hiervan slechts vier
maal eerder sprake: twee keer vóór de Tweede Wereldoorlog (1925, 1934) en tweemaal daarna (1951, 1981); 1958 en 1993 waren jaren
waarin de consumptiegroei nog net positief was. Opmerkelijk is het patroon in de twee daaropvolgende jaren. In alle eerste jaren (t+1) is
sprake van herstel. In 1982 was de consumptiegroei weliswaar nog negatief, maar niettemin veel positiever dan in 1981 met een
ongeëvenaarde terugval met 3,7%. In jaar (t+2) krijgt dit herstel in alle gevallen een krachtig vervolg. Zo bezien zijn de perspectieven
voor 2005 positief. De periode 1934-1936 is interessant, omdat ze volgt op de Grote Depressie. Van 1929 tot 1932 verloor de Dow Jones
Industrials driekwart van zijn waarde.
Misery index
Zoals gezegd laten deze jaren zich niet zondermeer met elkaar vergelijken. Vraag is of de economische omstandigheden nu veel
ongunstiger zijn dan in de andere jaren. Dit blijkt niet het geval. Om hiervan een ruwe indruk te geven hebben we de ooit door Robert
Barro bedachte misery index berekend (zie laatste kolom in tabel 1). Deze luchtige maatstaf voor economische misère volgt uit de
optelling van twee belangrijke macro-economische grootheden, te weten het inflatie- en werkloosheidpercentage. De gedachte hierachter
is simpel: hoge werkloosheid en hoge inflatie brengen substantiële economische en sociale kosten met zich mee. De misery index heeft in
2003/2004 een waarde van 7,5 en ligt daarmee beduidend onder de gemiddelde waarde voor 1981/1983 (17,4) en 1934/1936 (11,1). Alleen in
1925/1926 sloeg de ellende-index veel lager uit.
Ook onder veel zwaardere economische omstandigheden dan nu vond de consumptie de weg omhoog.
Ad Stokman
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)