T
Goede voornemens
Mijn favoriete oudejaarsavond eindigtom 10uurmeteenslaappilenoordoppen om het geknal niet te horen.
Maar nee, ik moet gezellig zijn, te veel
drinken en nadenken over goede voornemens, een opklimmende reeks van
dingen waar ik de pest aan heb.
Goede voornemens kunnen erg belastend zijn. Neem nou mijn intentie
om dit jaar – een jaar maar – andersdenkenden serieus te nemen. Verschrikkelijk. Dat zou bij voorbeeld betekenen dat ik geen grapjes meer mag
maken over de neiging van modellenbouwers om elegante oplossingen te
zoeken in een zinloze reductie van de
werkelijkheid. Die neiging stelde ik aan
de kaak in mijn vorige column (29/10),
waar ik, gemeten aan het aantal boze
reacties, met voldoening op terugkijk.
Er bleek ook een misverstand. Ik zou
tegen wiskundige formalisering zijn, of
tegen kwantitatieve methoden. Kom
nou. Formalisering, rekenschap en
verantwoording zijn de grondslagen
van wetenschappelijk werk in een
open samenleving. Door te formaliseren ordenen we de werkelijkheid ten
behoeve van een systematische waarneming. Rekenschap laat anderen
over onze schouder meekijken; in een
open samenleving hoeft niemand zich
iets te laten wijsmaken.
Of je formaliseert in wiskunde, als
kunsttaal, of in een levende taal is van
minder belang, maar heeft wel te maken met de eis van rekenschap, zowel
onder vakgenoten als tegenover derden. Onder vakgenoten is wiskunde
een nuttig kortschrift als het om eenvoudige problemen gaat. Als het ingewikkeld wordt, ontstaat de neiging het
model toch maar eenvoudig te houden, en vervolgens in het zelfgeschreven sprookje te gaan geloven. Of, erger nog, om zoveel wiskundig en empirisch geweld te ontketenen dat niemand meer puf heeft om het na te rekenen; ook dat is een vlucht voor rekenschap. Tegenover leken vrijwaart ieder
jargon – of het nu wiskundig is of niet
– de spreker voor het afleggen van
verantwoording. Wie zich tegenover
leken wetenschappelijk uitdrukt gedraagt zich onwetenschappelijk, wil ik
maar zeggen. Wie een theorie en de
kwetsbaarheid daarvan niet in lekentaal kan uitleggen moet zijn mond houden in de maatschappelijke discussie.
Deden we dat maar. Allemaal. Want
denkt U niet dat ik wil beweren det economen die in levende taal communiceren zich daarmee ook altijd controleerbaar willen maken, of kwetsbaar willen
opstellen. Het onverteerbare van het
economenvolk is dat we overal een
D.J. Wolfson
antwoord op menen te moeten hebben. Het ‘weet je wel wat je wilt’ van de
psychologie, het ‘in dubio abstine’ van
de rechtswetenschap, het ‘we hebben
het nog niet gevonden’ van de geneeskunde – dat zijn allemaal uitingen van
een rijpheid die de economie nog niet
bereikt heeft.
Het wordt tijd U bij mijn goede voornemens te betrekken. Zullen we eens
naar andersdenkenden luisteren, naar
echt andersdenkenden, uit andere disciplines? Naar psychologen, bij voorbeeld. Economen die doen alsof beleidsdoelstellingen voor hen gegeven
zijn gedragen zich schijnheilig. Want al
heel lang kunnen ze van de psychologie leren dat mensen zelden duidelijk
zijn over wat hen beweegt. Ook politici
zijn vaag over hun motieven, en misleiden ons vaak met meta-doelstellingen.
Tien jaar geleden was de uitbreiding
van de universitaire staven ‘goed voor
de werkgelegenheid’, nu is de inkrimping ‘goed voor de kwaliteit’. Ja, ja.
Een kind kan zien dat we destijds nebben uitgebreid omdat we het proces
niet meer in de hand hadden, en dat nu
de klappen vallen in de sociale faculteiten omdat no-nonsense bestuurders
niet op sociologen zitten te wachten.
Dat soort dingen zeg je alleen niet
hardop, als politicus. Economen die de
‘gegeven’ doelstellingen klakkeloos
ten uitvoer helpen leggen zijn daarmee
nog niet waardevrij bezig; zij maken
zich medeplichtig aan boerenbedrog.
Wie verantwoordelijkheden voor doeleinden en instrumenten werkelijk wil
scheiden moet zijn aanbevelingen
voorwaardelijk formuleren: ,,als u dit of
dat wilt, dan kan dat zus of zo. Als u eigenlijk wat anders wilt moet u ook iets
anders doen”.
Juristen hebben geleerd met normen om te gaan, in de uitoefening van
de verdelende rechtvaardigheid. Zij
onderbouwen hun uitspraken met een
falsifieerbare zorgvuldigheid, en onthouden zich bij twijfel. Alleen bij twijfel,
maar dan onthouden zij zich ook. Economen houden hier geen maat. Sommige verheffen de twijfel tot regel, zoals de Paretiaanse welvaartstheoretici,
die uitspraken over verdeling vermijden. Anderen kennen geen twijfel; die
hebben ze aan de bittertafel of in het
vormingscentrum achtergelaten. Ook
hier past een wat groter maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Het laatste wat een macro-econoom
zal toegeven is dat hij het nog niet gevonden heeft. Dat is slappe praat voor
dokters. Remedies – aanbodbeleid,
bestedingspolitiek – worden, zonder
reserve, als alleenzaligmakend aangeprezen. Het gaat immers om de geneeswijze, en niet om de patient. Kan
dat nu niet eens veranderen, in 1987?
U merkt het, ik ben een beetje zuur; het
is weer laat geworden, woensdagavond. Ik zal wat aan die kater moeten
doen, anders wordt het niet gezellig.
Proost!