Ga direct naar de content

Gemeenschappelijke veiligheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 11 1985

J. Tinbergen

Vraagstuk
A

B

C

O
O
0

O
O
x

O
x
x

Niveau

1. Wereld
2. NAVO en WP

3. Leden-landen

O — geen externe effecten van betekenis.
x = wel externe effecten van betekenis.

Gemeenschappelijke veiligheid

Enige tijd geleden neb ik gepleit 1) voor het
opnemen in de economische wetenschap van
militaire vraagstukken. Het hoofdargument
daarvoor zou men ook aldus kunnen formuleren dat militaire vraagstukken te belangrijk
zijn om te worden overgelaten aan militairen
en de politic! die het buitenlands beleid bepalen. (Deze laatste twee groepen worden immers geacht dezelfde doelen na te streven met
behulp van verschillende middelen.) In deze
column stel ik mij voor dat pleidooi nog eens
te herformuleren en voorts een toepassing van
deze economische behandeling aan te bieden
op het lange-termijndoel van vredespolitiek
op wereldvlak. De titel van deze beschouwing
is dezelfde als die van het rapport-Palme 2).
Economen baseren hun aanbevelingen omtrent buitenlands beleid op andere waarderingen in de kosten-batenanalyse dan militairen, en misschien betrekken zij er meer factoren bij. Als illustratie diene allereerst een
kosten-batenoverzicht achteraf van de beide
wereldoorlogen (WO). Beide overzichten, die
voor WO I en WO II, leveren, voor beide
bondgenootschappen (winnaars en verliezers), een sterk negatief saldo op. Dit wordt
veroorzaakt door fysieke verwoestingen,
door sterk verlaagde produktie van nuttige
goederen en diensten en door grote aantallen
doden en verminkten. Deze negatieve saldi
gelden voor zowel winnaars als verliezers. Zij
kunnen voor de winnaars alleen dan worden
gezien als positief wanneer aan de overwinning een buitengewoon hoge positieve waarde
wordt toegekend. Dit kan alleen als aan nationalistische of patriottische gevoelens wetenschappelijk niet te verdedigen hoge waarden
worden verbonden. Dit gebeurt door informatie over de betrokken naties die tegenstrijdig is met de van de andere zijde verstrekte informatie (propaganda); en waarvan dus een
deel onjuist moet zijn.
Economen zullen dus achteraf tot het oordeel komen dat beide oorlogen ten onrechte
zijn gevoerd. Oordelen achteraf hebben nut
wanneer zij kunnen worden gebruikt voor
toekomstige beslissingen, in casu ten aanzien
van het voeren van een WO III. Daartoe moet
aan de kennis van het verleden toegevoegd
worden kennis van de inmiddels opgetreden
veranderingen, in het bijzonder in de techniek
en in het functioneren van verschillende
sociaal-economische stelsels. In de huidige
omstandigheden zijn de ontwikkeling van
kernwapens en de functionering van zowel de
centraal geleide als de markthuishoudingen
(b.v. de enorme werkloosheid) van groot beESB 18/25-12-1985

lang, maar ook de toenemende vernietigingskracht van conventionele wapens 3) en de
micro-elektronische technieken.
De van economen te verwachten aanbevelingen ten aanzien van WO III zijn voor de
grote meerderheid van economen dan ook dat
deze oorlog moet worden vermeden, eventueel zelfs ten koste van belangrijke concessies.
Een dergelijke vredespolitiek zal op korte termijn met andere middelen worden gevoerd
dan op lange termijn. Over de laatste zullen
nu enige aanbevelingen worden geformuleerd. Wij gaan daarbij uit van een hierarchische structuur der politieke instituties
met drie beslissingsniveaus. Het laagste niveau, dat het nummer 3 ontvangt, is dat van
de leden-landen van de twee grote bondgenootschappen, de NAVO en het Warschaupact (WP). Ter vereenvoudiging verwaarlozen wij het bestaan van andere landen. Daarboven is een niveau 2 van de NAVO en het
WP zelf, waarop de beide supermogendheden
een grote invloed hebben. Wij voegen een niet
bestaand, maar aan te bevelen niveau 1 toe,
dat wij het wereldniveau noemen. Hiervan
bestaan alleen slecht functionerende karikaturen, zoals de huidige Veiligheidsraad 4).
Voor elk der vele internationale vraagstukken die telkens opnieuw beslissingen te
hunner oplossing vergen, bestaat er een optimaalbeslissingsniveau. Als voorbeelden kunnen wij denken aan (om in de militaire arena
te blijven) het aanwijzen van oefenterreinen
(A), het verdelen over de bondgenoten van de
omvang en aard van de bewapening (B) en het
gebruik van de wapenen (C, het voeren van
oorlog, hiervoor WO III genoemd). Het optimale beslissingsniveau moet aan twee hoofdvoorwaarden voldoen:
1. het moet zo laag mogelijk liggen, omdat
daardoor een maximale participatie
wordt verwezenlijkt; en
2. er moeten geen externe effecten van betekenis optreden. Externe effecten zijn effecten op andere landen dan onder de verantwoordelijkheid van de beslissende instantie vallen. Deze zijn ongewenst, omdat de belangen van deze andere landen
dan zeer waarschijnlijk onvoldoende behartigd worden.
De aan- of afwezigheid van externe effecten van enig belang is voor de drie genoemde
soort vraagstukken A, B en C en bij beslissing
op elk der drie niveaus in onderstaande label
aangegeven:

Het aanwijzen van oefenterreinen is een interne aangelegenheid voor elk land, die voor
de andere landen weinig betekenis heeft. Vandaar de O onder A op regel 3. De verdeling
van de bewapening over de landen van een
bondgenootschap is voor het andere bondgenootschap van weinig betekenis. Vandaar de
O onder B op regel 2. Voor de landen binnen
elk bondgenootschap is die verdeling echter
wel van betekenis. Vandaar het x onder Bop
regel 3. Het al of niet voeren van oorlog is uiteraard van grote betekenis voor zowel de landen als de allianties. Op wereldvlak bestaan
geen externe effecten omdat de ,,wereld” alle
landen (en de ruimte daarboven) omvat. Vandaar de drie O-tekens op regel 1.
Met behulp van de label kunnen wij nu de
twee hoofdvoorwaarden waaraan het optimale beslissingsniveau moet voldoen, toepassen. We vinden dat over vraagstuk A (aanwijzing oefenterreinen) het best kan worden
beslist op nationaal niveau en over vraagstuk
B (verdeling bewapening over bondgenoten)
het best op alliantieniveau: dat zijn de laagste
niveaus zonder externe effecten van betekenis. Over oorlog en vrede moet echter op wereldniveau worden beslist. Dit is een andere
manier om het functioneren van een gemeenschappelijke veiligheid te beschrijven, dat de
Commissie-Palme als de oplossing op lange
termijn van het veiligheidsprobleem heeft
aangegeven. In concrete termen van actueel
belang uitgedrukt: over de bescherming tegen
raketaanvallen (SDI) moet worden beslist in
gemeen overleg tussen NAVO en WP, waarbij geen informatie wordt achtergehouden.
Het lange-termijnkarakter van deze oplossing
is overduidelijk. Dat wordt het nog meer wanneer men beseft dat het kiezen van een sociale
orde in de systematiek van onze label eerder
een A- of B-probleem is en wanneer zich aannemelijk laat maken dat de beslissing daarover ondergeschikt is aan het funclioneren
van een gemeenschappelijke veiligheid. Dil is
een aspect van ,,vreedzame coexistenlie” dat
nog te weinig belicht is geworden. Daartoe
ontbreekt hier de ruimte echter 5).
J. Tinbergen

1) Zie ESB van 20 februari 1985, biz. 172-175.
2) Independent Commission on Disarmament
and Security Issues (,,Palme Commission”),
Common security. A blueprint for survival, Simon and Schuster, New York, 1982.
3) Zie J.G. Siccama, De voorlaatste oorlog
overdoen?, Internationale Spectator, jg. 38,
1984, biz. 445-448.
4) Het vraagstuk van het schoonmaken en
— houden van het milieu, dat een soortgelijke
behandeling als het veiligheidsvraagstuk vereist,
behoeft een hervorming van het UNEP, analoog
aan die van de Veiligheidsraad. Op deze analogic
wordt hier niet verder ingegaan.
5) In een elders te verschijnen Engelse publikatie hoop ik daarop in te gaan (Nuclear Age Peace
Foundation — Waging Peace Series).

1275

Auteur