Jongeren zien onderwijs niet altijd als investering en nemen daardoor suboptimale beslissingen. Interventies gebaseerd op gedragsinzichten, zoals standaardopties voor het aangaan van een studieschuld, verbeteren onderwijskeuzes en -uitkomsten.
219Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
Gedragsinzichten benutten voor beter onderwijsbeleid
OnderwiJs & wetenschap
E
r is recent een groeiende aandacht voor het
benutten van inzichten uit de gedragseco –
nomie voor het verbeteren van de effectivi-
teit van beleid. Dit komt bijvoorbeeld naar
voren in recente internationale publicaties
van gezaghebbende instituten als de OESO (2014) en de
Wereldbank (2015). De Wereldbank wijdde zelfs haar
hele onlangs verschenen World Development Report aan
dit onderwerp met de titel Mind, society and behavior. In
Nederland heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Re –
geringsbeleid pleidooien gehouden voor het benutten van
gedragsinzichten in beleid (WRR , 2014). En intussen
droegen ook economen hun gedragseconomische inzich –
ten en aanbevelingen aan in een ESB-dossier (ESB, 2013). De gedragseconomie integreert inzichten uit de psy –
chologie, neurowetenschappen en sociologie in de econo –
mie om tot een beter begrip te komen van keuzeprocessen
van individuen. Dit helpt beleid ontwikkelen dat de be –
perkingen in onze besluitvormingsprocessen aanpakt. Een
aanname in de klassieke economische theorie is dat indivi-
duen volledig rationele beslissingen nemen over een lange
tijdshorizon. Onder meer Nobelprijswinnaar Daniel Kah –
neman liet zien dat deze aanname zelden stand houdt. In
bepaalde situaties is ons brein bijvoorbeeld geneigd om af te
wijken van tijdsconsistente voorkeuren, wat kan leiden tot
suboptimale beslissingen en uitkomsten. Een domein waar –
binnen dit inzicht zeer relevant is, is onderwijs. Onderwijs-
keuzes hebben levenslang invloed, maar worden gemaakt
door jongeren die vanuit levensloopperspectief lang niet al -tijd goede beslissingen nemen. Voorbeelden van beslissingen
die op den duur nadelig voor hen zijn, zijn voortijdig school
–
verlaten en het maken van verkeerde studiekeuzes. Aan de
hand van enig literatuuroverzicht en een empirische illustra –
tie voor Nederland kan worden getoond hoe behulpzaam
gedragseconomische inzichten voor onderwijsbeleid zijn.
GedraGsbelemmerinGen biJ
OnderwiJskeuzes
Recent zijn er drie studies verschenen die een overzicht
geven van gedragsinzichten voor onderwijsbeleid (Lavec-
chia et al. , 2014; Koch et al. , 2015; Ross et al., 2013). Ze
beschrijven gevonden gedragsbelemmeringen bij onder –
wijskeuzes, alsmede een scala aan effectief gebleken op –
lossingen om deze belemmeringen aan te pakken. We be –
schouwen hier het artikel van Lavecchia et al.
Lavecchia et al. (2014) benoemen vier gedragsbelem –
meringen voor optimale investeringen in onderwijs: een
neiging tot kortetermijndenken, te sterk vasthouden aan
routine, te sterke focus op negatieve identiteiten en veel
keuzeopties in combinatie met beperkte informatie. Uit de
literatuur komt naar voren dat de mate waarin dergelijke
belemmeringen een rol spelen, sterk verschillen met leef-
tijd, geslacht en type leerlingen (Kahneman, 2013). Dit
betekent dat mogelijke oplossingen ook afhangen van spe –
cifieke situaties, zoals kan worden geïllustreerd.
Kortetermijndenken veranderen
Investeringen in onderwijs gaan gepaard met kosten op de
korte termijn, terwijl de opbrengsten zich pas vaak op de
lange termijn voordoen. In combinatie met de neiging om
de korte termijn zwaarder te laten wegen dan de lange ter –
mijn, kunnen economisch onverstandige keuzes ontstaan.
Een manier om deze afweging tussen korte en lange termijn
te beïnvloeden, is om studenten bewuster na te laten den –
ken over hun toekomst: een relatief eenvoudige interventie
hiermee bij universitaire studenten blijkt bijvoorbeeld al
verrassend effectief te kunnen zijn (Morisano et al. , 2010).
Routines doorbreken
Routines maken het leven gemakkelijker door te besparen
op de kosten van het nemen van beslissingen. Ze kunnen
er echter ook toe leiden dat mogelijkheden tot verbete -Marc
van der Steeg
Adviseur bij de
Directie Kennis van
het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen
(OCW) en lid van het
interdepartementale
Behavioural Insights
Netwerk
Ib WaterreuS
Adviseur bij de
Directie Kennis van
OCW
Nieuwe inzichten uit de gedragseconomie vinden hun weg naar
steeds meer beleidsterreinen. Ook in het onderwijs lijkt hiermee
nog veel winst te behalen. Jongeren ervaren in de praktijk aller –
lei belemmeringen om onderwijs als investering te zien en nemen
daardoor soms suboptimale beslissingen vanuit levensloopper –
spectief. Er zijn tal van inspirerende voorbeelden van interventies
gebaseerd op gedragsinzichten die bewezen effectief bijdragen aan
betere onderwijskeuzes en -uitkomsten.
Onderwijs & w etenschap eSb
eSb Onderwijs & w etenschap
220Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
ring worden gemist. Kleine interventies kunnen dan soms
helpen om leerlingen en studenten een duwtje in de rug te
geven (los van welke richting dat precies moet zijn). Een
mooi voorbeeld is een experiment waarbij leerlingen van
een Amerikaanse middelbare school uit lagere inkomens-
groepen persoonlijke ondersteuning kregen bij het aanvra –
gen van de studiefinanciering. Dit bleek voor deze groep te
leiden tot een verhoging van de deelname aan vervolgon –
derwijs van 30 naar 41 procent (Bettinger et al. , 2012). Te-
genover dit forse effect stonden bovendien relatief beperkte
kosten: de belastingconsulenten waren gemiddeld tien
minuten extra tijd kwijt per student. Een ander kostenef-
fectief voorbeeld om routines te doorbreken zijn herhaalde
en goed getimede sms-berichten die leerlingen kunnen mo –
tiveren om zich in te schrijven voor een vervolgstudie en
waarin gewezen wordt op ondersteuningsmogelijkheden.
Positieve identiteiten versterken
Ook sociale normen beïnvloeden onderwijsinspanningen.
Leerlingen hebben de neiging om zich te identificeren met
het gedrag van de groep waarin ze zich bevinden. Dit kan
zowel positieve als negatieve effecten hebben. Om het po –
sitief te laten uitwerken, speelt zelf vertrouwen een belang –
rijke rol (Koch et al. , 2015). Gedragsinterventies waarbij
leerlingen systematisch worden gestimuleerd om positief te kijken naar de mogelijkheden die onderwijs hun biedt
om dingen te bereiken, kunnen bijdragen aan betere onder
–
wijsresultaten. Een interessant voorbeeld is een experiment
waarin leerlingen werd geleerd dat het brein veranderbaar
is en dat intelligentie toeneemt door extra inspanning. Al –
leen deze simpele interventie leidde tot een forse toename
van meer dan een halve standaarddeviatie in het gemid –
delde cijfer van leerlingen (Blackwell et al. , 2007).
overzichtelijke keuzemogelijkheden
Bij de keuze van een school of opleiding kan het helpen om
het aantal keuzeopties te beperken. Te veel keuzemogelijk –
heden kunnen ertoe leiden dat mensen juist terug vallen op
de standaardoptie, ook als die niet de beste voor hen is. Ver –
eenvoudigde informatie kan in sommige gevallen leiden tot
bewuster keuzegedrag. Onderzoek van Hastings en Wein –
stein (2008) in de VS laat bijvoorbeeld zien dat ouders van
kinderen uit lage sociaaleconomische milieus voor betere
scholen kiezen en hun kinderen vervolgens ook een hoger
niveau halen wanneer zij een enkel velletje papier met een
ranking van de basisscholen in hun buurt krijgen, in plaats
van de gangbare uitgebreide informatiebrochure van circa
honderd pagina’s.
empirische illustratie in nederland
Niet alleen in het buitenland, maar ook in Nederland zijn
ervaringen opgedaan met interventies op basis van gedrags-
inzichten waarbij keuzegedrag van jongeren significant is
veranderd. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van
twee wijzigingen die in 2009 en 2014 zijn doorgevoerd in
de standaardopties (defaults, kader 1) bij het aanvragen van
een studielening. De eerste wijziging ging in vanaf het studiejaar
2009/10. Vóór 2009/10 was de standaardoptie dat stu –
denten automatisch het maximale maandelijkse leenbedrag
kregen nadat hun recht op de prestatiebeurs was verlopen
(na vier jaar) en ze van de prestatiebeursfase in de zoge –
noemde leenfase terechtkwamen. Het maximale leenbe –
drag in de leenfase bedroeg in 2009 832 euro per maand.
Als studenten een ander bedrag wilden lenen, moesten ze
dit zelf actief aangeven door naar de website van DUO te
bron: eigen berekeningen op basis van gegevens DUO
percentage dat maximaal leent en gemiddeld leenbedrag onder lenerstabel 1
v óór en ná wijziging standaard leenbedrag bij
instroom in leenfase, nieuwe instromers in leenfase, peilmaand september v
óór en ná verwijdering vinkje
‘maximaal’ in 2014, nieuwe studenten, peilmaand september
v óór
wijziging ná wijziging v
erschil
2010/11– 2008/09
(absoluut) v
erschil
2010/11– 2008/09
(procentueel) v
óór
wijziging 2013/14 ná
wijziging 2014/15 v
erschil
2014/15– 2013/14
(absoluut) v
erschil
2014/15 – 2013/14
(procentueel)
2008/09 2009 /102010/11
a: percentage dat maximaal leent onder de leners
hoger onderwijs totaal 685311-57¹ -84 6934-35¹ -50
hbo-studenten 69528-61¹ -88 7038-32¹ -45
w o-studenten 685317-51¹ -75 6828-39¹ -58
b: Gemiddeld leenbedrag per maand, in euro
hoger onderwijs 666583537-129 -19 382352-30 -8
hbo-studenten 669582541-128 -19 362344-18 -5
w o-studenten 660583533-128 -19 417364-53 -13
¹ In procentpunten
hoe werkt een default?kader 1
een default is de optie waarop iemand uitkomt als hij geen actieve keuze
maakt:
wie zwijgt stemt toe. Gedragseconomisch onderzoek laat zien dat defaults
het
gedrag van mensen sterk kunnen beïnvloeden, wat de default ook is. de stan-
daardoptie speelt bijvoorbeeld een grote rol bij het spaargedrag voor he
t pensi-
oen. negentig procent van de nieuw aangenomen medewerkers neemt meteen
deel aan pensioensparen als de standaardoptie is dat ze pensioendeelnemer zijn,
tenzij ze zich afmelden. als deelnemers zichzelf moeten aanmelden is deelname
een stuk lager. er zijn meerdere verklaringen voor het optreden van default-
effecten: mensen vertonen uitstelgedrag waardoor ze niet snel afwijken van de
standaardoptie, mensen zien deze als de door experts aanbevolen keus of
als de
sociale norm (wrr, 2009).
Onderwijs & wetenschap eSb
221Jaargang 100 (4707) 9 april 2015
gaan om het leenbedrag te veranderen. Bijna zeventig pro –
cent van de nieuwe instromers in de leenfase leende het
maximale bedrag onder deze standaardoptie. De wijziging
vanaf studiejaar 2009/10 hield in dat studenten niet meer
standaard op het maximale leenbedrag werden gezet maar
op het totale maandbedrag dat ze in de laatste maand van
de prestatiebeursfase ontvingen. Dat is gelijk aan de pres-
tatiebeurs, de eventuele aanvullende beurs en de eventuele
lening. Dit bedrag ligt gemiddeld veel lager dan het maxi-
male leenbedrag , aangezien circa driekwart van de studen –
ten in de prestatiebeursfase niet leent. Panel A in tabel 1 laat zien wat er gebeurt met het per –
centage nieuwe instromers in de leenfase met een lening dat
maximaal leent na de default-wijziging. Direct na invoering
is er sprake van een daling van vijftien procentpunt in dit
aandeel van 68 naar 53 procent. De volledige en grootste
impact van de default-wijziging is echter te zien na een jaar.
Het aandeel nieuwe instromers met een lening dat het maxi-
male bedrag leent is dan fors verder gedaald naar elf procent.
De vertraging in de volledige doorwerking heeft ermee te
maken dat de leningen reeds een jaar voor de overgang van
de prestatiebeursfase naar de leenfase worden klaargezet in
de systemen van DUO. De leningen voor september 2009
waren derhalve al in oktober 2008 klaargezet en toen gold
nog het oude regime. Alleen de studenten die vóór septem –
ber 2009 zelf bij DUO al hadden aangegeven dat ze zouden
gaan stoppen na vier jaar studie, maar later alsnog doorgin –
gen met studeren, vielen al wel onder het nieuwe regime.
Vandaar dat er op de peilmaand september 2009 wel een
eerste impact zichtbaar was van de default-wijziging. Panel B in tabel 1 laat zien dat het sterk dalende aandeel
dat maximaal leent, zich heeft vertaald in een daling van het
maandelijkse leenbedrag van nieuwe instromers in de leen –
fase met bijna twintig procent, dat is 130 euro per maand. In maart 2014 vond de tweede wijziging plaats. De aan –
vink-optie ‘maximaal’ voor aanvragers van een studielening
stond niet langer in het aanvraagscherm. Deze optie was
voorheen de eerste zichtbare optie voor studenten en rechts
ernaast kon als alternatief een bedrag worden ingevuld. Na
de wijziging had de aanvrager alleen nog de mogelijkheid
om zelf een bedrag in te voeren. Op deze wijze wil men de
student zelf bewuster na laten denken over het benodigde
bedrag. De gevolgen van de deze wijziging zijn fors (rechter
(rechterhelft tabel 1): een halvering van het aandeel nieuwe
studenten met een lening dat maximaal leent in het jaar na
invoering (september 2014) ten opzichte van het jaar voor
invoering (september 2013). Het gemiddelde leenbedrag is
gedaald met acht procent. De wijzigingen in de defaults zijn ook zichtbaar in het
leengedrag van de totale groep leners. Het percentage dat
maximaal leent in de prestatiebeursfase is gedaald met een
derde, van 69 procent in 2009 naar 46 procent in 2015.
Hier zitten dus ook eerdere cohorten studenten tussen op
wie de meest recente default-wijziging niet van toepassing
is geweest. Voor de studenten in de leenfase gaat het om een
daling met 80 procent van 64 naar 14 procent.
slOt en vervOlGmOGeliJkheden
Uit buitenlandse en binnenlandse ervaringen en studies
blijkt dat gedragseconomische inzichten enorm relevant zijn voor onderwijskeuzes, en daarmee ook voor onderwijs-
uitkomsten. Zo blijken standaardopties, net als bijvoor
–
beeld bij pensioensparen, een enorme gedragsimpact te
hebben bij studieleningen. Nader onderzoek is nodig naar
de gevolgen voor de gemiddelde studieschuld en voor het
werk- en studiegedrag. Aannemelijk is dat de gemiddelde
studieschuld afneemt. De wijzigingen hebben geleid tot significant minder
automatisch maximaal leengedrag. Het Ministerie van
OCW probeert op dit moment in samenwerking met
DUO en andere partijen bewust leengedrag verder te sti-
muleren, onder meer door het ontwikkelen en promoten
van tools waarmee studenten een studiebegroting kunnen
maken en inzicht kunnen krijgen in de gevolgen van een
bepaald leenbedrag voor de uiteindelijke studieschuld en
de bijbehorende aflossingsverplichtingen. Los daarvan bieden verscheidene gedragseconomische
interventies die in het buitenland effectief zijn gebleken mo –
gelijkheden om uit te proberen in de Nederlandse onder –
wijscontext. Het aantrekkelijke van sommige interventies is
bovendien dat de marginale kosten zeer laag zijn. Te denken
valt aan het aanbieden van beknopte kwaliteitsinformatie
aan ouders over scholen in de buurt of het sturen van fre –
quente sms-berichten aan ouders van jonge kinderen met
praktische tips voor taalontwikkeling (York en Loeb, 2014).
LIteratuur
bettinger, e., b. long, p . Oreopoulos en l. sanbonmatsu (2012) the role of application as-
sistance and information in college decisions: results from the h&r block Fafsa experiment.
Quarterly Journal of Economics, 127(3), 1205–1242.
blackwell, l., k. trzesniewski en c. dweck (2007) implicit theories of intelligence predict
achievement across and adolescent transition: a longitudinal study and i
ntervention. Child
Development, 78(1), 246–263.
esb (2013) Gedragseconomie voor milieubeleid. ESB, 99(4672s).
hastings, J. en J. w einstein (2008) information, school choice, and academic achievement:
evidence from two experiments. Quarterly Journal of Economics, 123(4), 1373–1414.
kahneman, d. (2013) maps of bounded rationality: psychology for behavioral economics.
American Economic Review, 93(5), 1449–1475.
koch, a., J. nafziger en h. skyt nielsen (2015) behavioral economics of education. Journal of
Economic Behavior & Organization, te verschijnen.
lavecchia, a., h. liu en p . Oreopoulos (2014) behavioral economics of education: progress
and possibilities. NBER Working Paper, 20609.
morisano, d., J. hirsh, J. peterson et al. (2010) Setting, elaborating, and reflecting on per-
sonal goals improves academic performance. Journal of Applied Psychology, 95(2), 255–264.
OesO (2014) Regulatory policy and behavioural economics. parijs: OesO.
ross, r., s. white, J. wright en l. knapp (2013) Using behavioral economics for postsecondary
success. new York: ideas42.
w ereldbank (2015) World Development Report: mind, society and behavior. w ashington, d.c.:
w ereldbank.
wrr (2009) De menselijke beslisser. den haag: w etenschappelijke raad voor het regerings-
beleid.
wrr (2014) Met kennis van gedrag beleid maken. den haag: w etenschappelijke raad voor het
regeringsbeleid.
York, b. en s. loeb (2014) One step at a time: the effects of an early literacy text messaging
program for parents of preschoolers. NBER Working Paper, 20659.