Ga direct naar de content

Fusies en overnames, 1983-1993

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 12 1995

Resultaten

ttatistiek

Fusies en over-names,
1983-1993
Het aantal fusies en overnames vertoont in de tijd een golvend
patroon. Voor de periode 1983-1993 lag de top in 1990.

Dit artikel bevat de resultaten van een
onderzoek naar concentratiebewegingen in de Nederlandse economic.
Ook zijn trends en ontwikkelingen
met betrekking tot fusies en overnames gesignaleerd. Als uitgangspunt
voor onze studie is het onderzoek van
Vogelzang en Dotsch gebruikt . Voor
het actualiseren van de gegevens van
Vogelzang en Dotsch is gebruik gemaakt van de concentratiebijlagen uit
Het Financieele Dagblad vanaf 1983
tot en met het tweede kwartaal van
1993.
Naast het actualiseren en analyseren van de gegevens over fusies en
overnames, is ook het verloop van
het aantal en de soort joint ventures
bestudeerd. Achtereenvolgens zal worden ingegaan op het beeld van fusies
en overnames in het algemeen, op fusies en overnames binnen bedrijfstakken en op de ontwikkelingen naar
strategische en geografische richting.

Begrippen
Een fusie is een situatie waarbij twee
of meer ondernemingen daadwerkelijk zijn samengevoegd onder een bestuur dat de beslissingsbevoegdheid
verkrijgt, die uitgeoefend wordt door
middel van een zogenaamde houdstermaatschappij of op grond van een
bindende overeenkomst.
Een overname betreft de situatie
waarbij een onderneming een andere
onderneming in bezit krijgt, doordat
zij ten minste de helft van alle aandelen verwerft. Beide termen worden
vaak verkeerd gebruikt. Dikwijls
wordt voor een feitelijke overname de
term fusie gebezigd. Een verklaring
voor deze begripsverwarring kan zijn
dat men om psychologische redenen
de (zwakkere) overnamekandidaat
wil sparen en deze een (gelijkwaardige) fusiepartner noemt.

Aangezien zowel in het onderzoek
van Vogelzang en Dotsch als in ons
onderzoek het aantal fusies en overnames is becijferd over de periode 19831988, ligt het voor de hand deze cijfers met elkaar te vergelijken. Dit
levert verschillen op. Dat komt omdat
Vogelzang en Dotsch zijn uitgegaan
van een brede definitie van de begrippen fusie en overname, terwijl in ons
onderzoek de begrippen fusie en
overname in enge zin zijn gebruikt.
Fusies in enge zin omvatten, in tegenstelling tot de brede definitie, geen gedeeltelijke fusies en overnames, zoals
bij voorbeeld afstotingen van bedrijfsonderdelen.

Methode van onderzoek
De onderzochte gegevens zijn als
volgt gerubriceerd: naar bedrijfstakken en bedrijfsklassen volgens de
standaard-bedrijfsindeling (SBI) van
het CBS; naar concentratiesoorten (fusie, overname of joint venture); naar
geografische richting (Nederland-Nederland, buitenland-Nederland of Nederland-buitenland) en naar strategische richting (horizontaal, verticaal of
diversificatie).
Bij het onderzoek gaat het uitslui.tend om daadwerkelijk geeffectueerde fusies, overnames en joint ventures. Voorgenomen transacties – die
uiteindelijk niet zijn gerealiseerd – zijn
derhalve buiten beschouwing gelaten.
De fusie- en overnamegegevens
zijn gebaseerd op de transacties die
vermeld staan in de Concentratiebijlagen uit Het Financieele Dagblad. Indien de hoofdactiviteiten van bepaalde ondernemingen onbekend waren
is het ABC voor handel en Industrie
en het Financieel economisch lexicon
geraadpleegd.

In 1983 begint een stijgende trend wat
fusies en overnames betreft (zie figuur
1). Hiervoor kunnen de volgende verklaringen worden gegeven:
• conjunctuurgevoeligheid: economische groei heeft tot gevolg dat ondernemingen bereid en in staat zijn
om (uitbreidings)investeringen te
plegen. Er zijn in zo’n periode middelen beschikbaar en de sterke economische groei geeft vertrouwen
voor de toekomst. Een periode met
afnemende economische groei of
een recessie leidt tot nadruk op kostenbesparing en efficiencyverbeteringen;
• koers/winstverhouding: de
koers/winstverhouding is een indicator voor het vertrouwen in de
economic. Fusies en overnames
vinden vooral dan plaats, als er aanleiding is voor optimisme over de
economische ontwikkeling. Bij een
hoge koers/winstverhouding zullen
er dus meer investeringen in fusies
en overnames plaatsvinden;
• kostenbesparing: de angst om als
ondernemer te blijven zitten met
een (relatief) hoog kostenniveau
terwijl de concurrent kosten bespaart door schaalvergroting, leidt
tot fusies en overnames2. Ondernemingen op het overname- of fusiepad zullen andere ondernemingen
be’invloeden ten aanzien van hun
strategische gedrag, hetgeen zich
uit in het imiteren van de ‘leidende’
ondernemingen;
• de Amerikaanse fusiegolf: in de Verenigde Staten deed de zogenaamde
vierde fusiegolf zich voor in de periode vanaf 1978 tot aan het eind
van de jaren tachtig. In het verleden heeft zich in de Europese economic nog geen fusiegolf voorgedaan, zonder dat deze eerst vooraf
werd gegaan door een dergelijke
fusiegolf in de VS. Op sectorniveau
blijken de Amerikaanse fusie-ont1. PJ. Vogelzang en SJ. Dotsch hebben
onderzoek gedaan naar de ontwikkelin-

gen in het aantal en de richting van fusies
en overnames in Nederland; Zie PJ. Vogelzang en SJ. Dotsch, Fusies en overnames

in Nederland, 1971-1988, ESB, 14 September 1988, biz. 858-861.
2. Schaalvoordelen kunnen zich voordoen
op het financiele vlak (kapitaalmarkt
meer toegankelijk; ontstaan interne kapi-

taalmarkt), op operationeel gebied, op
kennisgebied en op bestuurlijk of manage-

mentgebied.

Figuur 1. Aantalfusies en overnames in Nederland, 1983-1993

Mogelijke verklaringen voor de daling

die na 1990 optreedt zijn:
• recessie: alle vier fusiegolven kwa-

400

men aan een min of meer abrupt
350

einde door een intredende recessie4;

300

• concentratie: na een aantal jaren
van verdergaande concentratie is ofwel het aantal overnamekandidaten
sterk gereduceerd of wel zijn de resterende overnamekandidaten der-

250
200

150
100

sche recessie aan het begin van de
jaren negentig en het feit dat na een
intensieve periode van overnames er
minder aantrekkelijke overnamekandidaten over zijn.

Uit figuur 3 valt op te maken dat
het aantal fusies en overnames in de
sector chemie tussen 1983 en 1989,
alhoewel schommelend, zich op een
stabiel peil bevindt. Na 1989 zet een
gestage daling in, verklaarbaar vanuit

mate groot of duur dat het niet
83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93

de intredende recessie en de sterke

meer aantrekkelijk is nog verdere

conjunctuurgevoeligheid van de chemie-branche. Opvallend is dat de stijgende trend in het aantal fusies en

fusies aan te gaan of overnames te

plegen7;

Figuur 2. Industrie

• strategisch inzicht: door teruglopen-

overnames binnen de sector uitgeverij-

de winsten of veranderende mana-

en nog doorzet na 1990, in een perio-

gementtheorieen, kan een situatie

400

de waarin over het algemeen een daling in het aantal fusies en overnames
plaatsvindt.

ontstaan waarin fuseren en overne-

300

men minder aantrekkelijk wordt gevonden. Het ontstaan van logge megaconcerns in economisch mindere
tijden leidt tot heroverwegingen ten
aanzien van uitbreiding. Dit kan leiden tot tegen- gestelde acties.

200

100

83 84 85 86 87

90 91 92 93

Figuur 3- Voedings- en genotmiddelen, uitgeverijen, chemie
—— Voedings- en genotmiddelen
• Uitgeverijen
-— Chemie

De ontwikkeling in
bedrijfstakken
In het aandeel van afzonderlijke bedrijfstakken in het totale aantal fusies
en overnames treedt gedurende de periode 1983-1993 geen belangrijke ver-

andering op. Voor met name twee bedrijfstakken zijn er gedurende deze
periode opvallende lijnen waar te nemen. Dit betreft de bedrijfstakken in-

dustrie en dienstverlening.

Industrie
83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93

Figuur 4. Dienstverlening
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0

—— Totaal
Zakelijk
—— Bank-en
verzekeringswezen

De industrie toont het grootste aandeel in het aantal fusies en overnames
in de onderzochte periode, namelijk
tussen de 40% en 50%6. Opvallend is
de sterke overeenkomst tussen het
verloop van het aantal overnames en

fusies binnen de industrie en het verloop van het totale aantal fusies en
overnames (zie figuur 2) . Binnen de

De grafische sector kampt de laatste
jaren met een aanzienlijke overcapaciteit en als gevolg daarvan lage winstmarges. Om te kunnen overleven is
een sanering van de markt of een verregaande positieverbetering van de eigen onderneming van cruciaal belang.

Als gevolg hiervan valt een concentratietendens waar te nemen die als doel
heeft enerzijds overcapaciteit uit de
markt te nemen en anderzijds een
steviger marktpositie te creeren. Deze
fusiebeweging komt niet zozeer voort
uit lange-termijn of strategische overwegingen maar is meer geboren uit
de noodzaak om op korte termijn te

overleven. Derhalve is het verklaarbaar dat de overnamebeweging in de
grafische sector een patroon vertoont
dat afwijkt van het algemene beeld.

Dienstverlening
In figuur 4 wordt het verloop van de
bedrijfstak dienstverlening en daarbin-

nen de twee belangrijkste subcategoriee’n, bank- en verzekeringswezen en
zakelijke dienstverlening (waaronder
onder meer advies-, ingenieurs-, soft-

warebureaus en accountantskan-toren

industrie blijken drie bedrijfssectoren

te zamen ongeveer 50% voor hun rekening te nemen, te weten: de voedings- en genotsmiddelensector, de
83 84 85 86 87

90 91 92 93

wikkelingen een goede voorspeller
voor hetgeen Europa te wachten
staat. Zo werden hoge rangordecorrelaties gevonden tussen de
Amerikaanse lijst van sectoren gerangschikt naar fusie-intensiteit en
de Europese (na correctie voor de

omvang van de sectoren)3.

ESB 12-4-1995

uitgeverijbranche en de chemie (zie figuur 3). Van deze drie is de voedingsen genotsmiddelensector op zijn beurt
veruit de belangrijkste, met een aandeel dat in 1988 zelfs 37% van het industrietotaal bedraagt.
In het jaar 1991-1992 daalt het aantal fusies en overnames – zowel absoluut als relatief – zeer sterk. Mogelijke
verklaringen voor deze daling zijn gelegen in het intreden van de economi-

3. R.C. Smith en I. Walter, Economic restructuring in Europe and the market for
corporate control, in: K. Cool, D.J. Neven

en I. Walter (red.), European industrial
restructuring in.the 1990s, 1992.
4. P.W. Moerland, Fusies en overnames,
Rotterdamse Monetaire Studies, 1992.
5. Zie D.C. Mueller, The effects of conglo-

merate mergers, Journal of Banking and
Finance, 1977, biz. 317-347.
6. Deze percentages worden ook door anderen geconstateerd, zie H. Schenk, Fusies: omvang, reikwijdte en trends, een internationale inventarisatie, working paper, Erasmus Universiteit Rotterdam, 1993.

Figuur 5. Strategische ricbting van

fusies en overnatnes

In de bedrijfstak dienstverlening

wordt de piek in 1990 voorafgegaan

Figuur 9. Aantal concentratieve en
samenwerkings joint ventures

door een piek in 1987. Een mogelijke
300

—— Horizontaal

verklaring voor deze eerste piek is het
ontstaan van de wens om in de sectoren van de dienstverlening tot de inter-

Verticaal
250

—— Diveisificatie

200

nationale top te behoren. Het opheffen van het verbod op fusies tussen

150

30

—— Concentratief
• • • • Samenwerking

25

20

bank- en verzekeringsbedrijven heeft

100

mede bijgedragen aan de fusie- en
overnamepiek in 1990, naast de ster-

50
0
83 84 85 86 87

90 91 92 93

15

ke invloed die een opgaande conjuncturele ontwikkeling wereldwijd op de

10

intensiteit en omvang van het aantal

83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93

fusies heeft.
Figuur 6. Geografische richting,

absolute aantallen
200
180

Strategische richting

Ned-Ned
щۢ Bui-Ned
—– Ned-bui

160
140
120
100

80
60
40
20
0

83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93

Figuur 7. Geografische richting,

procenten

Het merendeel van de fusies en overnames vanaf 1983 is als horizontaal te
classificeren. De horizontale fusies volgen de golfbeweging met een piek in
1990 (zie figuur 5). Het percentage
van de horizontale fusies en overnames schommelt gedurende de periode 1983-1993 tussen de 70% en 90%8.
Opvallend is dat gedurende de jaren
1985-1990 het percentage van de diversifierende fusies en overnames aanzienlijk hoger lag dan in de periode
tot 1985. In 1991 was dit percentage
weer terug op het niveau van 1984
(5% van het totaal). Het percentage
verticale fusies vertoont een lichte stij-

Nederlandse ondernemingen onderling afneemt9. Voor 1985 lag dit percentage op ca. 70%, in de periode
1985-1993 schommelde dit percentage tussen 54% en 63%. Deze dating
is vooral veroorzaakt door een sterke
procentuele en absolute toename van

het aantal fusies en overnames waarbij buitenlandse ondernemingen door
Nederlandse ondernemingen worden
verworven (figuur 6 en figuur 7).

Deze toename kan zijn veroorzaakt
door ontwikkelingen ten aanzien van
de Europese markt, waardoor ondernemers met het oog op vergaande
economische integratie alvast over de

grenzen de basis voor Europese activiteiten leggen. Het aantal Nederlandse

ondernemingen dat door buitenlandDrie mogelijke verklaringen voor
—— Ned-Ned
•—• Bui-Ned
. . . Ned-bui
..

se ondernemingen wordt over- geno-

het grote aantal horizontale fusies en

men of daarmee fuseert neemt nog
steeds een bescheiden plaats in (gemiddeld ll,3°/° over de periode 19831993).

overnames zijn ten eerste dat er spra-

ke is van een reactie op de fusiegolf
van de jaren zestig, in de zin dat ondernemingen terug willen naar hun
kernactiviteiten. Verder is het denk-

baar dat de opbrengsten die voort83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93

Figuur 8. Totaal aantal joint ventures

vloeien uit de voordelen van een verticale fusie (achteraf) vaak niet blij- ken

op te wegen tegen de kosten. Als laatste verklaring geldt dat het voor een
onderneming relatief moeilijk is informatie te verkrijgen over een andere
bedrijfstak of markt. Het is derhalve

Joint ventures
De ontwikkeling van het aantal joint
ventures blijkt sterk afwijkend te zijn

van de ontwikkeling van het aantal
fusies en overnames. Het aantal joint
ventures, zowel cooperatief als con-

centratief, in de periode 1983-1993
laat een grillig verloop zien (figuur 8

en figuur 9). Een mogelijke verklaring

moeilijker om zo’n markt met voldoen-

voor dit grillige verloop zou kunnen

de zekerheid te kunnen betreden. Risicomijdend gedrag blijft waarschijnlijk
hoog in het vaandel staan. Bovendien

zijn dat joint ventures minder gevoelig

zijn ‘fusievoordelen’ als bij voorbeeld

schaalvergroting eenvoudiger te beha-

zijn voor veranderingen in de conjunc-

tuur. Het totale aantal joint ventures
schommelt in de periode 1983-1993
tussen de 20 en 43 per jaar. Daar het

len bij horizontale dan bij verticale fusies. Concluderend kan derhalve wor83 84 85 86 87

89 90 91 92 93

vallen) weergegeven. Deze twee subcategorieen verklaren meer dan 80%
van het totale aantal fusies en overnames in de dienstverlening.

den gesteld dat horizontale fusies
hogere efficiencyvoordelen genereren
dan verticale fusies.

Geografische richting
Uit het onderzoek blijkt dat het percentage fusies en overnames tussen

7. Hierbij dient te worden opgemerkt dat

het aantal fusies en overnames in de Industrie reeds in 1989 zijn top heeft bereikt.
8. Dit percentage was gemiddeld 81%.
9. Ook Vogelzang en Dotsch constateerden dat het relatieve aandeel van puur Nederlandse transacties afneemt.

gering is, dient men voorzichtig te zijn

deze sectoren is het zeer internationale werkterrein. Alle drie de sectoren

landse ondernemingen onderling.
Toch blijft het aandeel van Nederland-

met conclusies over de ontwikkeling

worden wereldwijd beheerst door een

in bedrijfstakken. Indien er gekeken
wordt naar het aandeel van de afzonderlijke bedrijfstakken valt op dat,

relatief gering aantal zeer grote conglomeraten; voor kleinere onderne-

se ondernemingen die buitenlandse
ondernemingen overnemen of fuseren aanzienlijk (gemiddeld 30% van

mingen lijken er op deze markten wei-

het totaal).

evenals bij fusies en overnames, de

nig toekomstperspectieven. Het aantal

sector industrie het hoogste aantal
transacties kent. De sector dienstverlening komt op de tweede plaats. In absolute aantallen en ontwikkeling door

internationale transacties ligt in deze
sectoren dan ook ruim boven het gemiddelde. Voorlopig lijkt er nog geen

aantal joint ventures per bedrijfstak

de jaren been wijken de binnenlandse
en de grensoverschrijdende joint ventures niet veel van elkaar af.

einde te komen aan deze voortschrijdende concentratiebeweging.

Het aandeel van de bedrijfstak transport schommelde gedurende de perio-

De in 1982 ingezette stijging van

het aantal fusies en overnames heeft
in 1990 zijn hoogtepunt bereikt. Daarna is er sprake van een sterke daling.
Onze indruk is dat daar nog geen einde aan is gekomen. Wellicht slaat de
trend weer om als de cnojunctuur zijn
hoogtepunt heeft bereikt.

de 1983-1993 rond de 8% van het tota-

Conclusies
Het grootste aantal fusies en overnames vond plaats in de bedrijfstak
industrie. Uitgedrukt in percentages
bedraagt het aandeel van de industrie
gedurende de periode 1983-1993 jaar-

lijks tussen de 40% en 50% van het to-

le aantal fusies en overnames.
De zakelijke dienstverlening kent
sinds 1990 in absolute aantallen een
duidelijke daling en relatief gezien
een lichte daling.

Het merendeel van de fusies en
overnames is horizontaal van aard.
Blijkbaar speelt concentratie op de
kernactiviteiten en versterking van de

tale aantal fusies en overnames.
De sectoren chemie, voedings- en
genotmiddelen en uitgeverijen ken-

positie op deze gebieden een belangrijke rol bij de beslissing tot fusie of

nen een hoog fusie- en overnamepercentage. Een overeenkomst tussen

overname. Het merendeel van de
transacties vindt plaats tussen Neder-

A. Vrionakis
E.Y. Vellema
De auteurs zijn werkzaam bij de Advies-

groep Overheid/Non-profit sector van Deloitte & Touche in Den Haag. De auteurs

danken M.BJ. Bolte voor zijn commentaar.

Auteurs