Maatschappijspiegel
Fiscale illusies
DR. H. J. VAN DE BRAAK
ting, verandering, onzekerheid. En te midden van een zich consoliderend Europees
,,Een heerser doet uitgaven met zijn eistatenstelsel staat het chaotische Italic, gegen bezit en dat van zijn onderdanen ofkenmerkt door grote verdeeldheid en wedwel met dat van anderen. In het eerste geval meet hij zuinig zijn. In het laatste ge- ijver onder de stadstaten en misbruikt als
Europees slagveld sedert de inval van de
val meet hij geen kans voorbij laten gaan
Fransen in 1494.
om vrijgevig te zijn… Een heerser moet
er voor zorgen, dat hij overwint en dat hij
In deze rumoerige tijd leefde Machiavelde heerschappij behoudt. De middelen li, die wil dat Italie – onder aanvoering van
daartoe zullen altijd eervol worden genoemd en door iedereen geprezen wor- een eigen sterke figuur – als eenheid haar
plaats inneemt te midden van de grote Euden. Want het gewone volk wordt altijd
ropese staten. Alleen in dit licht kan men
gegrepen door de schijn en door de goede
afloop”.
de gedrevenheid en geestdrift van Machiavelli beter begrijpen.
Deze teksten zijn aflcomstig uit het beIn 1903 verschijnt van de Italiaanse ecoroemde boek De Heerser van de veel ver- noom Amilcare Puviani diens klassieke
heerlijkte en even gesmade Niccolo Pietro
studie over financiele illusies Teoria della
Michele Machiavelli (1469-1527) 1). De illusione ftnanziaria 2). Deze studie, waarnaam van deze Florentijnse stadsambtevan in 1960 een Duitse vertaling vernaar is verbonden met de term machiavel- schijnt, is een uitgewerkte versie van een
lisme, wat staat voor meedogenloze heers- eerdere publikatie (in 1897), getiteld Tezucht, intriges enz. Wie zich echter ver- oria della illusione nelle entrate pubbliche.
diept in het leven en de tijd van Machiavel- Daarin gaat het over illusies met betrekli, komt tot de ontdekking dat het beeld king tot de publieke inkomsten. Puviani,
van deze schrijver nuancering en relative- die een scherp oog heeft voor de samenring behoeft. Zijn levensloop was zeker hang tussen staatsvorming en belastinghefniet die van wat we tegenwoordig het type fmg, is sterk be’invloed door het werk van
technocraat zouden noemen. Integendeel,
Machiavelli en met name diens verhandeMachiavelli was een levensgenieter met lingover// Principe, waarin deze o.m. coneen goed ontwikkeld gevoel voor humor en stateert dat het gemene volk zich gemakkeook iemand die niet alleen bekendheid ver- lijk laat misleiden door de uiterlijke schijn.
wierf door zijn staatkundige verhandelin- De belangstelling van Amilcare Puviani
gen, maar evenzeer bewondering oogstte
gaat vooral uit naar het verschijnsel fiscale
met het schrijven van gedichten en toneel- illusie, waaronder hij een veelheid van zastukken. Daarnaast blijkt Machiavelli ken rekent. In de latere vakliteratuur over
meer een produkt te zijn van zijn tijd, dan
fiscale illusies wordt dit begrip echter op
de term machiavellisme doet vermoeden.
tamelijk specifieke wijze omschreven.
,,Machiavegli, cives florentini”, leefde in Doorgaans verstaat men onder fiscale illueen tijdvak van turbulente veranderingen.
sie een stelselmatige misvatting bij burgers
Geboren in 1469, viel zijn leven in een peomtrent de omvang van de belastingdruk
riode waarin de grote beslissingen die het en het overheidsprofijt 3). Die misleideneinde van de Middeleeuwen betekenden, de voorstelling wordt bij voorbeeld in de
hand gewerkt door gebrekkige kennis van
bezegeld werden. De ontdekkingsreizen
van Columbus tot die van Magelhaes en de belastingheffing of doordat fiscale betaPizarro vonden plaats tussen 1490 en lingsverplichtingen vaak op onzichtbare en
1530. Spanje veranderde onder de handen
versnipperde wijze worden opgelegd en
van Ferdinand van Aragon tot de moderne ge’ind.
grootstaat, die Karel V zou erven en in
Het studiegebied van de fiscale illusies is
staat zou stellen tot diens hegemoniepoli- ongemeen fascinerend, o.a. omdat valse
tiek en waar Nederland ook het een en an- voorstellingen over de algemene middelen
der van zou merken (tiende penning!). op een of andere manier nauw samenhanFrankrijk groeide onder Lodewijk XI van gen met fiscale fraude. Uit onderzoek blijkt
een feodaal agglomeraat uit tot een inner- immers dat het publiek over het algemeen
lijk gesloten staat die Lodewijk XII en
zeer onwetend is op fiscaal terrein. En deze
Frans I zouden uitbouwen. Het Heilige onwetendheid met betrekking tot het fiscaRoomse Rijk der Duitse natie streefde on- le rechtsgebied – dat immers de structuur
der Maximiliaan (1493-1519) naar grote heeft van een pan spaghetti – is een niet te
rijkshervormingen. Het Humanisme, ge- verwaarlozen bron van belastingweersteund door de boekdrukkunst en een op- stand 4).
bloeiend handelsverkeer, leidden de geesteIn deze beschouwing wil ik een aantal falijke bevrijdingsbeweging in die o.m. haar cetten van het verschijnsel fiscale illusie
beslag zou krijgen in de grote stap der Herbelichten. Om te beginnen is er de kwestie
vorming door Luther in 1517. Alom gis- van de begripsbepaling. Het is bij voorInleiding
1260
beeld opmerkelijk dat het beschikbare onderzoekmateriaal de belastingillusie eenzijdig situeert bij de contribuabele. In die
optiek is de illusie van de belastingbetaler
vooral toe te schrijven aan de kosten die
een betere kennisname van de belastingheffing met zich brengt. Aangezien die informatiekosten echter een functie zijn van
de structuur van het belastingstelsel, ligt
het voor de hand om het voorkomen van illusies ook bij de fiscale wetgever te situeren. De vraag is dan in hoeverre de fiscale
wetgever een correcte voorstelling heeft
van het gedrag en de houding van de belastingbetaler. Deze redenering kan nog verder worden doorgetrokken. Het is immers
aannemelijk dat onzichtbare en ingewikkelde belastingheffing verantwoordelijk is
voor fiscale illusies bij contribuabelen en
voorts een determinant kan zijn van fiscale
fraude. In het verlengde hiervan ligt de
vraag of de ingewikkeldheid van de belastingwetgeving niet vooral in de hand is gewerkt door de introductie en toepassing
van fiscaal-vreemde of zelfs -vijandige oogmerken zodanig dat het fiscale bedrog ook
aan de kant van de wetgever valt te lokaliseren. In die trant merken Schmolders en
Schelle op dat de budgettaire functie van
belastingheffing van lieverlee is overwoekerd en misbruikt door andere nineties.
,,De belastingpolitiek wordt als allemansliefie ingezet, meestal zonder er aan te denken dat het belastingstelsel en de belastingpolitiek zelf al voldoende problemen hebben” 5).
Begripsbepaling
Het heeft geruime tijd geduurd voordat
de fiscale illusie voorwerp is geworden van
wetenschappelijk onderzoek en theorievorming. Dat is zeker niet alleen toe te
schrijven aan het feit dat maar weinig economen de Italiaanse taal machtig zijn en
daarom geen kennis hebben kunnen nemen van Puviani’s gedachtengoed. In de
eerste plaats maakt Puviani gebruik van
psychologische en sociologische ideeen die
voor onze begrippen nogal speculatief en
primitief zijn. Bij hem is het begrip fiscale
illusie dermate rekkelijk dat het verklaringskracht verliest. Daarnaast is zijn tekst
zodanig doorspekt met hervormingsgezinde en normatieve uitspraken dat zij op gespannen voet komt te staan met eisen van
1) Nicolo Machiavelli, De Heerser, Antwerpen,
1955, biz. 64 en 71. Zie voorts: Edmond Barincou, Machiavelli in zijn tijd, Utrecht/Antwerpen,
1959.
2) Amilcare Puviani, Die Illusionen in der 6ffentlichen Finanzwirtschaft (Teoria dell’illusione
Jinanziaria), Berlijn, 1960.
3) Werner W. Pommerehne en Friedrich Schneider, Fiscal illusion, political institutions, and local public spending, Kyklos, jg. 31, 1978, biz.
381.
4) Alan Lewis, The psychology of taxation, Oxford, 1982, biz. 59. Het septembernummer van
de Journal of Economic Psychology is gewijd aan
,,Fiscal Psychology”, jg. 2, no. 3, 1982.
5) Gunter Schmolders en Klaus Schelle, Der
manipulierte Steuerzahler. Vom Missbrauch der
Besleuerung zu fmanzfremden Zwecken, Wiesbaden, 1978, biz. 10.
objectieve beschrijving en verklaring. In de
tweede plaats is men er in de economic lange tijd van uitgegaan dat beslissingen die
plaatsvinden onder invloed van fiscale illusies irrationeel zijn en daarom geen geschikt voorwerp zijn voor wetenschappe-
lijke analyse 6). In feite zijn deze redenen
structuur en beleid
5. Belastingheffing:
perceptie en houding
2. Belastinginning:
structuur en beleid
6. Belastinginning:
gelegenheid en risico
3. Belastinggedrag:
assumpties
7. Belastinggedrag:
kenmerken
1. Belastingheffing:
echter schijn of bedrog. De Angelsaksische
en continentale vakliteratuur ter zake van
belastingheffing en openbare financiering
laat zien dat de bestudering van fiscale illusies een lange traditie heeft, ook al wordt
die term lang niet altijd gehanteerd 7).
Terwijl Puviani een mime betekenis toekent aan de fiscale illusie, wordt in empiri-
sche studies een zeer beperkte inhoud gegeven aan dit begrip. Traditioneel slaat fisca-
4. Belastingbetaling:
nakoming en ontduiking
8. Belastingbetaling:
nakoming en ontduiking
le illusie op de valse, misleidende voorstelling die belastingbetalers zich maken van
de lastendruk. Zo’n illusie wordt algemeen
de belastingheffing zal het individu het
weinig zinvol achten om zich volledig te
eng wordt bevonden. Het bestaan van illusies met betrekking tot de uitgavenzijde
toegeschreven aan de kosten die het indivi-
informeren, aangezien de marginale baten
van de rijksbegroting, alsook het gelijktijdi-
du zich moet getroosten wil hij goed gei’nformeerd zijn over zijn fiscale verplichtin-
van zo’n onderneming – vergeleken met de
ge optreden van illusies omtrent de inkom-
kosten – al gauw het nulpunt naderen.
Eigenlijk zijn er geen overtuigende rede-
sten- en uitgavenzijde wordt uitdrukkelijk
onderkend. Zo bezien, is het belang van
nen om aan te nemen dat burgers alleen
maar geneigd zijn om hun lastendruk te
onderzoekingen naar zichtbaar overheidsprofijt – de tertiaire inkomensverdeling –
onderschatten. Overschatting behoort
evenzeer tot de mogelijkheden, bij voorbeeld wanneer men wel beseft dat er bepaalde belastinginkomsten zijn maar geen
o.m. gelegen in het terugdringen van bud-
idee heeft van de feitelijke druk. Opmerke-
tief-bekostigde voorzieningen.
lijk in dat verband is het onderzoek van
Schmolders, waaruit naar voren komt dat
Zoals burgers illusies kunnen koesteren
over de hefting en bestemming van algeme-
burgers bij drie van de vier genoemde con-
ne middelen, evenzo kan de fiscale wetgever zich een verkeerde voorstelling maken
zen voor de beperkte belastingzichtbaar-
sumptiegoederen accijnzen veronderstellen terwijl die er niet zijn 8). DC traditionele opvatting dat er bij fiscale illusie
sprake is van een onderschatte lastendruk
is dus eenzijdig. Een fiscale illusie kan er-
heid. Ten eerste zijn er de informatiekosten
toe leiden dat belastingbetalers de werkelij-
treffelijke wijze behandeld vanuit het gezichtspunt van de economische psychologic. Lewis knoopt aan bij de economisch-
voor contribuabelen, die te maken hebben
met de wijze van belastingheffing., Over
ke prijs van collectieve goederen en diensten zowel over- als onderschatten 9).
psychologische aanpak van Katona,
Strumpel, Schmolders e.a. waarbij fiscale
gen. En die lasten zullen varieren naar gelang de verschillende soorten belastingheffing en de totale structuur van het belastingstelsel. Wat betreft de inkomstenbelas-
ting is de Nederlandse burger sedert de invoering van het schijventarief (1973) goed
gei’nformeerd over de eigen marginale lastendruk. Hoe dan ook, in de meeste literatuur wordt de illusie omtrent de belasting-
druk veelal gei’nterpreteerd als een stelselmatige onderschatting van de individuele
lastendruk, die o.m. wordt veroorzaakt
door de beperkte zichtbaarheid van belastingen en andere overheidsinkomsten.
Ruwweg zijn er drie oorzaken aan te wij-
gettaire illusies. Dat zijn dus bedrieglijke
voorstellingen met betrekking tot de vraag
wie hoeveel profiteert en van welke collec-
van de belastingbetaler. In zijn recente studie heeft Alan Lewis deze kwestie op voor-
het algemeen is men zich nauwelijks be-
De – overigens niet altijd heldere – grens
houdingen en percepties zoveel als interve-
wust van bij voorbeeld kostprijsverhogen-
tussen zichtbare en onzichtbare belastin-
nierende variabelen zijn tussen enerzijds
het belastingstelsel als onafhankelijke va-
de belastingen zoals accijnzen of BTW, in
gen is de laatste tijd in beweging gekomen.
tegenstelling tot bij voorbeeld inkomsten-
Enerzijds wordt wel gepleit voor verzwa-
of vermogensbelasting. Men kan daaraan
toevoegen dat ook de loonbelasting – als
voorheffing van de inkomstenbelasting ingehouden en afgedragen door de werkgever
ring van de minder zichtbare en daardoor
gevoelde accijnzen en omzetbelasting, an-
– goeddeels onttrokken is aan het zicht van
de belastingschuldige. Ten tweede zijn er
de informatiekosten, die te maken hebben
geldt bij voorbeeld de gemeentelijke onroe-
met de regelmaat waarmee moet worden
betaald. Bedragen die over grote tijdsintervallen – bij voorbeeld eenmaal per jaar –
moeten worden betaald, liggen sterker in
het fiscale bewustzijn dan bedragen die in
derzijds leidt de druk van zichtbare heffin-
gen tot spanningen. Als zeer zichtbaar
rend-goedbelasting,
die
blijkens
een
stroom van beroepsschriften bij de gerechtshoven allerminst sympathie onder-
vindt bij de burgers. Waar het tegengaan
van fiscale illusies hoge prioriteit verdient,
kan in het algemeen worden gepleit voor
grotere zichtbaarmaking van de belasting-
kleine hoeveelheden en op gezette tijden
worden opgelegd respectievelijk betaald.
druk 10). Meer zichtbare belastingheffing
Ten derde zijn er de informatiekosten, die
riabele en de belastingnakoming of -ontduiking als afhankelijke variabele anderzijds. Voor een beknopte en selectieve
weergave van Lewis’ bevindingen is het
dienstig diens analyseschema tot uitgangspunt te nemen (zie het schema) 11).
De gestippelde lijnen tussen de clusters
geven aan dat de bedoelde samenhangen die overigens niet voortspruiten uit een ex-
pliciet theoretisch model – over het algemeen weinig onderzocht zijn dan wel
zwakke schakels vormen in de fiscale be-
leidsvoering. Ter illustratie van dit schema
de volgende – willekeurig gekozen – bevindingen en conclusies, allereerst met betrek-
grotere weerstand van de zijde der belastingbewuste burgers. Daartegenover staat
te maken hebben met de ingewikkeldheid
van het belastingstelsel. Hoe gecompliceerder de betreffende belastingheffing, des te
hoger de informatiekosten waarvoor de
burger zich ziet geplaatst. Meer in het algemeen is hier natuurlijk sprake van de zogenoemde ,,compliance costs”, dat wil zeggen de kosten die de nakoming van belas-
plaatst de overheid waarschijnlijk voor
dat contribuabelen ten minste zicht krijgen
op de feitelijke lastendruk, niet het slachtoffer worden van fiscale drogbeelden of
verleid worden tot fiscale fraude.
Analyseschema
tingverplichtingen meebrengt. Alles bijeen
budgetary choice. Pithlic Choise. jg. 25. 1976.
biz. 46-47.
7) Pommererehne en Schneider, op.cit.. biz. 382
e.v.
8) G. Schmolders, UnmerklicheSteuern. Finan:cii; -hir. Band20,1960.blz.23-34.
luidt de traditionele visie op de fiscale illusie als volgt. Individuen zien zich geplaatst
Zoals uit het vorenstaande blijkt, wordt
de fiscale illusie traditioneel in verband ge-
voor toenemende kosten, wanneer zij een
bracht met valse voorstellingen omtrent de
beter zicht willen krijgen op hun feitelijke
lastendruk. Uit de vakliteratuur blijkt ech-
lastendruk. Bij onzichtbare en ingewikkel-
ter dat die begripsinvulling inmiddels te
ESB 24-11-1982
6) J. M. Buchanan, Public finance in democratic
process. Chapel Hill, 1967. biz. 126 e.v.; R. E.
Wagner. Revenue structure, fiscal illusion, and
9) Vgl. Thomas J. DiLorenzo. Utility profits,
fiscal illusion, and local public spending. Public
Choice, jg 38, 1982, biz. 244.
10) D. A. M. Meeles e.a., De belastingheia/er in
dekne/.Deventer, 1982,biz. I l e n 2 1 .
11) Lewis,op.cit.,biz. 156.
1261
king tot de clusters 5 en 7. Over het alge-
gekregen, een tariefsverlaging wel zal lei-
meen is het publiek onthutsend onwetend,
den tot een betere nakoming van betalings-
zo niet analfabeet op fiscaal terrein. Over
de begrotingsomvang heeft men nauwelijks
verplichtingen 16). Met alle reden kan
hier dan ook worden gesproken van een fiscale illusie bij de wetgever, als er al geen
politiek opportunisme achter steekt.
enig idee, de draagkrachtgedachte wordt
slecht begrepen e.d. Men is zich meestal
niet of slecht bewust van de zogeheten ,,fiscal connection”, dat wil zeggen de samenvan algemene middelen. Zoals menige auburgers meestal minder belastingen en
meer overheidsuitgaven. Slechts de beter
opgeleide belastingbetalers beschikken
over een behoorlijke dosis fiscale kennis en
vertonen – dientengevolge? – een positieve
houding tegenover belastingheffing. Deze
conclusie, volgens welke opleiding een belangrijke determinant is van fiscale houding, correspondeert met die van Vinke
hier in Nederland 12). Bij het inkomensniveau – als mogelijke determinant van fiscale houding – liggen de zaken anders. Er is
Alles bijeengenomen bevat Lewis’ studie
een schat aan onderzoekbevindingen en
pittige conclusies, waarmee fiscale wetgever en politici hun voordeel zouden kunnen doen. Op dat punt moeten we ons ech-
Niet alleen de onzichtbaarheid, maar
ook de ingewikkeldheid van veel belastingheffing leidt tot fiscale illusie en bedrog.
Een belangrijke oorzaak is gelegen in de introductie en toepassing van fiscaal-vreem-
alleen te gebruiken als instrument ter be-
kostiging van collectieve voorzieningen,
hier de hoge nakomingskosten en bijgevolg
de grotere belastingzichtbaarheid als ver-
maar ook voor de overdracht van inkomens, het bevorderen van eigen-woningbezit, het stabiliseren van de conjunctuur,
het stimuleren van investeringen, het ontmoedigen van dubieuze consumptie en wat
al niet. De polemiek zoals die destijds in
klaringsgrond. Voor het overige vormen
Nederland is gevoerd over de (on-)eigenlij-
politick wantrouwen en het gevoel gemanipuleerd te worden door overheidsmaatre-
ke functies van belastingheffing, heb ik in
gelen belangrijke determinanten van antifiscale houding 14).
Wat betreft de clusters 6 en 8 concludeert Lewis dat – feitelijke en gepercipieerde – gelegenheid tot ontduiking alsmede
contacten met belastingontduikers (leereffect, sociale druk!) de belangrijkste determinanten zijn van anti-fiscaal gedrag i.e.
belastingfraude. Wat het derde cluster aan-
dit blad eerder gereleveerd 17). Die discussie over het zogenoemde Haarlemmerolieeffect – belastingheffing als factotum of
kwakzalversmiddel – is niet typisch voor
het Nederlandse rechtsgebied. Voor Duits-
1527 – drukt Machiavelli zijn zoon Guido
onder meer het volgende op het hart:
,,Leeft gelukkig en geeft zo weinig mogelijk
uit” 20). Ook voor onze verzorgingsstaat
anno 1982 lijkt dat een goede raadgeving,
licht zou komen dat regeringen – ongeacht
hun pluimage – gelijkelijk last hebben van
van de belastingbetaler. In die voorstelling
fiscale gemakzucht en politiek opportunisme.
Het advies van voornoemde auteurs
luidt in ieder geval als volgt. Belasting-
kosten en baten van ,,tax cheating” nuchsie is de belastingbetaler iemand die streeft
naar ,,optimal cheating” en zich slechts
laat weerhouden door ,,constraints” zoals
die in pakkansen en strafrisico’s liggen besloten. Kenmerkend voor deze ontoerei-
kende, rationalistische benadering is de recente nota over de Herstructurering tarief
inkomstenbelasting. Hierin wordt de steile
tariefstructuur van de inkomstenbelasting
als belangrijke oorzaak van fiscale fraude
aangemerkt, waarbij nota bene Vinke’s on-
derzoekbevindingen over anti-fiscale houding- dus niet het gedrag- ,,pour besoin
de la cause” worden opgevoerd! 15). Men
kan zich in gemoede afvragen of voor
(groepen van) burgers die in de loop der tijd
de smaak van het bedrog te pakken hebben
1262
teit ontbreekt echter, zodat er voortdurend
oogmerken op gespannen voet met elkaar
maatregelen maar ook theoretische litera-
ter tegen elkaar afweegt. Kortom, in die vi-
gebracht. De daarvoor benodigde solidari-
,,l Itima verba”
tuur ter zake van fiscaal bedrog veelal een
misplaatst of misleidend beeld hanteren
is de contribuabele niet veel meer dan een
,,homo economicus” die – los van maatschappelijke invloeden en socialisatie – de
ting- en premiegelden ten voile worden op-
land bij voorbeeld hebben Schmolders en
Schelle een soort zondenregister opgesteld
van gevallen waar fiscale en niet-fiscale
staan. Een soortgelijke inventarisatie voor
de Nederlandse belastingheffing zou welkom zijn, vooral wanneer daardoor aan het
gaat, is het opvallend dat fiscale beleids-
schien goed, op voorwaarde dat de belas-
Een andere belangwekkende kwestie betreft de – historische – relatie tussen staatsvorming en belastingheffing. Zo denkt menigeen dat de Nederlandse opstand tegen
de Spaanse overheersing in 1572 is veroorzaakt door de tiende penning. De formidabele studie van Grapperhaus, die onlangs
van de persen is gerold, demonstreert echter dat de zaken ingewikkelder zijn. Het is
een misvatting te menen dat de tiende penning – een combinatie van omzet- en uitvoerbelasting – alleen te maken heeft met
de zorg voor de eigen beurs. De betekenis
van de tiende penning voor het welslagen
van de opstand ligt vooral in de symboolfunctie die zij kreeg voor anti-Spaanse gevoelens. Daarachter schuilt de werkelijke
oorzaak, namelijk het verzet van de gewesten tegen de vorming van een centrale eenheidsstaat. Het ontbreken van generale
middelen – zoals de tiende penning – was
een belangrijke hinderpaal voor dat eenwordingsproces. ,,Het ging om een levensgroot machtsconflict tussen de vorst en de
standenvertegenwoordiging: niet tussen
vorst en onderdanen” 19).
van de mate waarin het politieke (stemmen-)winst belooft op te leveren.
Een derde determinant van fiscale houding is het beroepsniveau. Evenals Vinke
constateert Lewis vooral grote anti-fiscali-
nen met een hoog inkomen. Lewis oppert
ke mate verantwoordelijk zijn voor belastingweerstand. In beginsel werkt het systeem van koppelingsmechanismen mis-
fiscale illusies waarschijnlijk afhankelijk is
hoogte en fiscale sympathie 13).
teit bij de zelfstandigen met name bij dege-
gezegd worden dat de perverse effecten van
meer wordt uitgekeerd aan de inkomenstrekkers dan er beschikbaar is.
als een lineaire relatie tussen inkomens-
ke uitspraak dat hogere inkomensgroepen
meer anti-fiscaal zijn. Er bestaat niet zoiets
arbeidsverhoudingen. In dat verband kan
ter geen illusies maken, al was het maar
omdat de bereidheid tot het wegnemen van
de of zelfs -vijandige oogmerken in de belastingheffing. Met name sedert de denkbeelden van Adolphe Wagner wordt het
acceptabel geacht om belastingheffing niet
voorzichtigheid geboden bij de verleidelij-
beschouwing, evengoed als het stelsel van
de primaire inkomensvorming in belangrij-
Duvclstoejager
hang tussen de heffing en de bestemming
tokoper een voertuig wenst dat van binnen
groter is dan van buiten, evenzo willen
de (dys-)functies van belastingheffing voor verbetering vatbaar. Bovendien blijft
in dat schema de inkomensvorming buiten
maatregelen met fiscaal-bedrieglijke oogmerken zijn slechts toegestaan, wanneer
zij: 1. niet wezenlijk botsen met erkende
eisen terzake de zichtbaarheid, begrijpelijkheid, neutraliteit e.d. van belastingheffing; 2. ten bate komen van de gehele bevolking en niet enkel van bepaalde groepen
zoals dat met belastinguitgaven het geval
is; 3. binnen de grenzen van de grondwet
blijven en; 4. vergeleken met andere, alternatieve maatregelen – zoals subsidies aantoonbare voordelen opleveren zonder
onbedoelde of ongewenste neveneffecten 18).
Het voorgaande moge demonstreren dat
het studiegebied van de fiscale illusies even
uitdagend als lastig is. Tal van kwesties
vragen nog om opheldering. Zo is het analyseschema van Lewis – waar het gaat om
In een van zijn laatste brieven – 2 april
al zal niemand de illusie koesteren dat hier
van de nood geen deugd wordt gemaakt.
H. J. van de Braak
12) Lewis, op.cit., biz. 59; P. Vinke en I. J. Berghuis-Van der Wijk, Rechtsregels in de ervaringswereld van verschillende bevolkingslagen, Deventer, 1975, biz. 72.
13) Lewis, op.cit., biz. 55; Vinke, op.cit., biz.
73.
14) Vinke, biz. 74; Lewis, biz. 61 resp. 153, 154.
15) Herstructurering tarief inkomstenbelasting,
Tweede Kamer der Staten-Generaal, zitting
1982-1983, 1761 1 /1; P. Vinke, Norm en prak-
tijk van de moderne belastingwetgeving betreffende inkomsten en vermogens, Weekblad voor
Fiscaal Recht. 11 maart 1982.
16) Lewis, op.cit., biz. 180.
17) H. J. van de Braak, Collectieve sector en
budgettaire discipline, ESB, 11 maart 1981, biz.
248-249.
18) Schmolders en Schelle, op.cit., biz. 77.
19) Ferdinand H. M. Grapperhaus, Alva en de
tiende penning, Zutphen/Deventer, 1982, biz.
313.
20) Edmond Barincou, op.cit., biz. 186.