Fiscale eenwording binnen EU geen feit
Aute ur(s ):
Feitsma, E. (auteur)
Ministerie van Financiën (auteur)
Deze rub riek wordt periodiek verzorgd door het ministerie van Financiën.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4352, pagina 235, 22 maart 2002 (datum)
Rubrie k :
EU-monitor
Tre fw oord(e n):
belastingen
De fiscale ongelijkheden binnen de EU komen de werking van de interne markt niet ten goede.
Gelijk speelveld, gelijke belastingen. Zo ongeveer zou men de interpretatie kunnen samenvatten die fiscale beleidsmakers geven aan het
begrip Europese eenwording. Of de markt lidstaten er nu toe dwingt belastingstelsels naar elkaar toe te brengen of dat Brussel dit van
hogerhand dicteert, belastingconvergentie vormt een aardige graadmeter voor de mate van fiscale eenwording binnen Europa. Niet zo
verwonderlijk dus dat de Europese Commissie geïnteresseerd is in de vraag hoe het momenteel is gesteld met deze fiscale convergentie.
In een eind vorig jaar afgeronde studie onderzoekt de Commissie deze materie voor wat betreft de vennootschapsbelasting (vpb) 1.
Onderdeel van dit rapport is een uitgebreide vergelijking tussen landen van de ‘corporate income taxes’, zeg maar de Europese varianten
van de Nederlandse vpb. Eén fiscaal Europa is nog geen feit, zo luidt de conclusie, die ook valt te trekken uit tabel 1.
Tabel 1. Vijftien EU-landen gerangschikt naar gemiddeld effectief tarief van de vennootschapsbelasting en ranglijst op basis
van wettelijke tarieven (met positie op de ranglijst tussen haakjes)
gemiddeld
effectief tarief
Duitsland
Frankrijk
België
Portugal
Luxemburg
Nederland
Spanje
Italië
Oostenrijk
Griekenland
Denemarken
Ver. Koninkrijk
Finland
Zweden
Ierland
gemiddeld tarief
standaarddeviatie
39,1
37,5
34,5
32,6
32,2
31
31
29,8
29,8
29,6
28,8
28,2
25,5
22,9
10,5
6,7
29,5
wettelijk
tarief
39,3
36,43
40,17
35,4
37,45
35
35
40,25
25
37,5
30
30
29
28
10
7,8
32,6
(rang)
(3)
(6)
(2)
(7)
(5)
(8)
(9)
(1)
(14)
(4)
(10)
(11)
(12)
(13)
(15)
Effectieve belastingdruk
In tabel 1 zijn de vijftien EU-landen aflopend gerangschikt naar hun gemiddeld effectief vpb-tarief 2. Het EU-gemiddelde van het tarief
bedraagt 29,5 procent, met een maximale marge van bijna dertig procentpunten tussen het hoogste en het laagste tarief. Deze uitkomsten
worden voor een belangrijk deel bepaald door Ierland. Zonder Ierland stijgt het EU-gemiddelde met meer dan een vol procentpunt naar
30,8 procent en zou de standaarddeviatie terugvallen van 6,7 naar 4,3 3. Het verschil tussen koploper Duitsland en hekkensluiter Zweden
zou dan overigens altijd nog ongeveer zestien procentpunten bedragen.
Verklaring van de verschillen
Deze verschillen in effectieve druk zijn te verklaren uit twee componenten: belastinggrondslag en belastingtarief. EU-lidstaten blijken
beide begrippen verschillend in te vullen. Het zijn vooral de tarieven die het verschil maken voor de uiteindelijke effectieve vpb-druk.
Tariefverschillen overschaduwen hierbij doorgaans het effect van verschillen in grondslag. Ter illustratie van deze conclusie is in
bovenstaande tabel 1 ook een ‘ranglijst’ opgesteld op basis van wettelijke tarieven (met positie op de ranglijst tussen haakjes). De lijst
toont aan dat wettelijk en werkelijk vpb tarief weliswaar van elkaar afwijken – het gemiddelde verschil tussen beide bedraagt ruim drie
procentpunten – maar dat de rangorde grotendeels in tact blijft. Opnieuw bevinden België en Duitsland zich in de kopgroep en bungelt
Ierland onderaan. Uitzondering op deze conclusie zijn Italië, Griekenland en Oostenrijk 4. De bandbreedte blijft zelfs gelijk, ongeveer
dertig procentpunten.
Oplossingen
Volgens de Commissie leiden deze en andere fiscale ongelijkheden binnen de EU onder meer tot hoge administratieve lasten voor het
bedrijfsleven en tot fiscale onrechtvaardigheden, factoren die de werking van de interne markt niet ten goede komen. In haar rapport
beschrijft de Commissie lange termijn mogelijkheden. Concrete voorstellen voor verminderen van verschillen in effectieve druk doet ze
echter niet. Nederland ondersteunt dit nadenken over een marktconform vpb-stelsel binnen de EU, maar bepleit ook op de kortere termijn
die verschillen in effectieve druk in te dammen of te beperken. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een minimum wettelijk tarief.
Overigens is de afwijking tussen wettelijk tarief (35 procent) en werkelijk tarief (31 procent) in Nederland vier procentpunten, één
procentpunt meer dan de gemiddelde EU-afwijking tussen beide tarieven. Niettemin is ook in ons land het wettelijk vpb-tarief sterk
bepalend voor de uiteindelijke klassering op beide lijsten, net iets boven de middenmoot. Ook wat dit betreft loopt Nederland dus in de
pas met andere EU-lidstaten
1 Europese Commissie, Company taxation in the internal market, COM (2001) 582, Brussel, oktober 2001.
2 ‘Effectief’ wil zeggen het gemiddelde statutaire tarief toegepast op de volgens wettelijke normen vastgestelde belastinggrondslag.
3 Ierland heeft overigens zowel een vpb-tarief van tien procent als van 12,5 procent. Dit is ondermeer afhankelijk van de sector.
4 Italië heeft overigens een gesplitst tarief waaronder het normale rendement op eigen vermogen wordt belast tegen een speciaal tarief
van negentien procent.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)
Auteur
Categorieën