financiële sector
Financieel inzicht en
motivatie van consumenten
Marktwerking leidt tot een toename van consumentenkeuze. Het blijkt dat een aantal consumenten niet
optimaal met deze keuzevrijheid kan omgaan. Het
consumentenbeleid kan bijdragen tot een betere
benutting van de keuzevrijheid.
oor het beleid van marktwerking
van de overheid moeten consumenten meer keuzes maken en
meer financiële zaken zelf regelen
dan voorheen. Het gaat hierbij om financiële
diensten, of diensten met grote of langdurige
financiële consequenties, bijvoorbeeld levensloopregeling, spaar- of beleggingsprogramma’s, leningen en kredieten, zorgverzekering,
energielevering, telecommunicatie en wellicht
in de toekomst ook het pensioen. Het aantal
keuzealternatieven is sterk toegenomen door
het toegenomen aanbod, en de informatieoverdaad (zie Van Raaij en De Groot in dit
dossier) is sterk gegroeid door het internet.
Veel consumenten ervaren financiële diensten
als complex en ondoorzichtig, en zij vinden
informatie verzamelen, verwerken en keuzen
maken met betrekking tot financiële diensten
onaantrekkelijk. Deze ervaringen en houdingen
kunnen het gevolg zijn van een gebrek aan financieel inzicht en motivatie bij consumenten.
Onder financieel inzicht wordt de mate van
kennis, begrip en vaardigheden ten aanzien
van financiële diensten verstaan. Motivatie
betreft zowel de intrinsieke geneigdheid van
consumenten om informatie te verwerken als
interesse in financiële dienstverlening. Het
financieel inzicht en motivatie van consumenten zal worden beschouwd in relatie tot de
gevolgen van het marktwerkingbeleid.
Ten eerste is de vraag of er als gevolg van
marktwerking wel een probleem is met betrekking tot de keuze van financiële diensten,
D
GERRIT ANTONIDES
Hoogleraar aan de
Wageningen Universiteit
10
ESB
april 2007
zoals in de media wordt gesuggereerd. De
eerste fase in consumentenbesluitvorming is
herkenning van een probleem door de consument. De vraag is of een gewijzigd aanbod op
de markt door consumenten als een probleem
wordt gezien. In de huidige leveranties van
financiële diensten aan de consument treedt
immers geen verandering op. De volgende drie
situaties kunnen worden onderscheiden:
• Een aantal consumenten kiest moeiteloos
tussen een aantal concurrerende aanbieders. Voor deze consumenten is er eigenlijk
geen probleem. Zij wegen het voordeel van
een concurrerend aanbod af tegen de transactiekosten van een overstap. Dit impliceert
tevens optimale besluitvorming in de zin dat
in het zoekproces de meerwaarde van het
verzamelen en beoordelen van extra informatie wordt afgewogen tegen de moeite die
het kost om die te verkrijgen of te beoordelen. Deze consumenten zijn gemotiveerd en
capabel om door marktwerking economisch
voordeel te behalen. We noemen deze groep
hier de Maximizers.
• Een tweede groep van consumenten heeft
moeite om tussen een aantal concurrerende
aanbieders te kiezen. Deze consumenten
passen eenvoudige besluitvormingsregels
toe waardoor ze al gauw tevreden zijn met
een aanbieder (bijvoorbeeld: Kies de eerste
aanbieder die tien procent goedkoper is
dan mijn huidige aanbieder). Deze groep
is minder capabel of minder gemotiveerd
dan de Maximizers om de beste aanbieder
te selecteren. We noemen deze groep de
Satisficers (Simon, 1959).
• Een tweede groep van Satisficers kiest
ervoor om bij de huidige aanbieder te blijven
vanwege de zogeheten status quo neiging:
een voorkeur voor de huidige aanbieder al-
leen omdat dit psychologisch het meest voor
de hand liggende alternatief is (Samuelson
en Zeckhauser, 1988). Afwijking van de
status quo is voor deze groep minder waarschijnlijk omdat de motivatie om de cognitieve inspanning hiervoor te doen ontbreekt.
Ook veroorzaakt het afscheid nemen van de
huidige aanbieder een psychologisch nadeel
dat niet opweegt tegen het voordeel van
een concurrent (afgezien van de objectieve
voor- en nadelen). Deze groep profiteert
onvoldoende van de effecten van marktwerking. Hoewel ook deze groep enigszins kan
meeprofiteren van een algemene verlaging
van prijzen door toegenomen concurrentie,
blijft de situatie suboptimaal.
Voor het consumentenbeleid is het van belang
de omvang en eigenschappen van de groep
van Satisficers te kennen. Satisficers hebben
immers onvoldoende inzicht of motivatie om
optimaal te kunnen beslissen. Voor deze groep
wordt financiële besluitvorming een probleem
door het marktwerkingsbeleid. Om dit probleem te verminderen zou het beleid zich
moeten richten op vergroten van het financieel
inzicht en motivatie van deze consumenten.
Overigens blijken Satisficers in het algemeen
niet ongelukkiger te zijn dan Maximizers
(Schwartz, 2000). Maximizers hebben vaak
meer zorgen over de keuzes die zij maken
of gemaakt hebben, en leiden daardoor een
minder ontspannen leven. Ook kunnen consumenten in sommige situaties bewust voor
satisficing kiezen omdat een optimale keuze
teveel moeite kost in relatie tot het te behalen
voordeel. In dit geval is er vanuit de consument bekeken geen probleem. De effecten van
satisficing zullen in het consumentenbeleid
moeten worden afgewogen tegen het financiële voordeel van een optimale keuze. Met
andere woorden, men moet zich afvragen of
consumenten inderdaad gelukkiger worden van
het maken van optimale keuzes.
Welke factoren bepalen nu of men behoort
tot de Satisficers of de Maximizers en zijn
deze factoren mogelijk te beïnvloeden? We
beschouwen achtereenvolgens sociodemografische, sociologische, psychologische en
situationele factoren (zie figuur 1). Deze
factoren beïnvloeden de financiële kennis en
vaardigheden, en de financiële besluitvorming van consumenten, en
tenslotte het financieel gedrag. Tevens kan het consumentenbeleid
worden ingezet om kennis en vaardigheden te beïnvloeden, mogelijk
via een doelgroepenbenadering. Deze verbanden zijn in figuur 1 aangegeven met pijlen.
figuur 1
Overzicht van determinanten van financieel gedrag
Sociodemografische
factoren
Opleidingsniveau
Beroep
Leeftijd
Gezinsfase
Ethniciteit
Sociologische factoren
Levensstijl
Psychologische factoren
Motivatie
Vaardigheid
Gelegenheid
Sociale
beïnvloeding
Maximaliseringsneiging
Ongeduld
Risicoperceptie
Risicohouding
Financiële kennis en
vaardigheden
Kwaliteit van de
besluitvorming
Consumentenbeleid
Financieel gedrag
Bijhouden van
bestedingen en
prijzen
Budgetteren en
rondkomen
Planning
Budgetteren
Sparen
Lenen/krediet
Hypotheek geven
Beleggen
Verzekeren
Pensioen
Klagen
Situationale factoren
Transities in de
levenscyclus
Sociale
omstandigheden
Sociodemografische factoren
Het opleidingsniveau en het beroep van een consument zijn indicatoren
van vaardigheden in financiële besluitvorming. Ruim veertig procent
van de Nederlandse bevolking is niet of lager opgeleid (GfK, 2007),
en bijna dertig procent van de autochtone werkzame beroepsbevolking
werkt op een elementair of lager beroepsniveau. Van de allochtone
beroepsbevolking werkt ruim vijftig procent op dit niveau (CBS, 2007).
Voor de laatste groep geldt bovendien dat de Nederlandse taal een
probleem kan zijn bij het verwerken van informatie over de keuze. Te
verwachten is dat lager opgeleiden en allochtonen een grotere kans
hebben op onvoldoende financieel inzicht.
De gezinssamenstelling en leeftijd bepalen mede hoeveel tijd men kan
besteden aan financiële besluitvorming. In de opbouwfase van een
huishouden met kinderen moeten veel financiële beslissingen worden
genomen, terwijl er weinig tijd is vanwege arbeid en zorgtaken. Dit laatste is ook in (werkende) eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen
het geval. Ongeveer 55 procent van de huishoudens behoort tot deze
groepen. Grote groepen in de samenleving missen waarschijnlijk de tijd
en aandacht die nodig is voor financiële besluitvorming.
ESB
april 2007
11
Als gevolg van de financiële levenscyclus van huishoudens ontstaat op
middelbare leeftijd een behoefte aan uitgebreide financiële producten.
Dit schept aan de ene kant een probleem omdat dit kennis en aandacht
vraagt. Aan de andere kant krijgt men hierdoor ook ervaring met deze
producten en in financiële besluitvorming.
Op oudere leeftijd gaat het cognitieve functioneren achteruit (Wilson
et al., 2006). In verband met de vergrijzing is te verwachten dat, meer
dan nu, relatief veel consumenten door hun leeftijd problemen zullen
gaan ondervinden bij het verwerken en onthouden van informatie.
Sociologische factoren
Een sociologische factor van invloed op financiële besluitvorming is
de levensstijl, dat is het geheel van activiteiten, interesses en opinies
dat kenmerkend is voor een groep consumenten. Consumenten kunnen
door hun antwoorden op een aantal financiële houdingsvragen in grootschalige surveys worden ingedeeld in segmenten, waarvan de omvang
en het gedrag kan worden vastgesteld. Zo ziet markt- en onderzoeksbureau Gfk (2007) een toename van het segment Ongeïnteresseerde
leken van 13,8 procent in 2000 tot 18,5 procent in 2006. In dit
segment heeft men totaal geen belangstelling voor financiële zaken en
nieuwe financiële producten, en slechts negen procent heeft enige kennis van zaken op dit gebied. Deze geringe belangstelling en kennis komt
nagenoeg overeen met de segmenten Adviesgevoeligen (16,5 procent)
en Zapgeneratie (21,8 procent). Bij elkaar genomen heeft naar schatting ongeveer 57 procent van de bevolking geen belangstelling en
slechts een geringe kennis op financieel gebied.
De AFM (2004) onderscheidt vier groepen consumenten met verschillende beslisstijlen: Beheersten (29 procent), Ambitieuzen (29 procent),
Adviesgevoeligen (24 procent), en Gemaksgeoriënteerden (18 procent).
Het aandeel van consumenten dat (zeer) geïnteresseerd is in de nieuwste financiële producten ligt in deze groepen respectievelijk op 31, 28,
24 en 18 procent. Het aandeel dat vindt dat men (tamelijk) veel weet
over financiën en financiële producten ligt respectievelijk op 44, 43,
25 en 23 procent. De overige consumenten zijn niet of weinig geïnteresseerd in nieuwe producten en weten weinig over financiën.
De aanduidingen van levensstijlsegmenten die weinig belangstelling
voor en kennis van financiën hebben suggereren dat voornamelijk ongeinteresseerdheid, gemak en oppervlakkigheid hiervoor verantwoordelijk
zijn.
Psychologische factoren
Bij het verwerken van informatie en houdingsbepaling door consumenten gelden enkele voorwaarden (Petty en Cacioppo, 1986; Batra en
Ray, 1986), namelijk dat consumenten gemotiveerd en in staat zijn,
en de gelegenheid hebben om informatie te verwerken. De motivatie
kan blijken uit de eerder genoemde interesse in financiën en enkele
persoonlijkheidskenmerken (bijvoorbeeld de hierna genoemde maximaliseringsneiging). De kennis en vaardigheden om informatie te verwerken hangen samen met het opleidingsniveau, beroep, en ervaring met
financiën. De gelegenheid om informatie te verwerken hangt af van de
12
ESB
april 2007
structuur, het formaat, de hoeveelheid, en de
begrijpelijkheid van informatie, en de beschikbare tijd en informatiebronnen.
Hoe beter aan de voorwaarden voor informatieverwerking is voldaan, hoe sterker de
houding ten aanzien van financiële diensten
door informatieverwerking wordt gevormd, en
hoe minder deze houding zal worden beïnvloed door andere factoren. Indien niet aan de
voorwaarden wordt voldaan, beslissen consumenten op basis van een aantal (willekeurige)
vingerwijzingen, zoals bijvoorbeeld het aantal,
de geloofwaardigheid, de aantrekkelijkheid en
autoriteit van de informatiebronnen (Antonides
en Van Raaij, 2000).
Consumenten kunnen op verschillende, ook
bedrieglijke, wijzen worden beïnvloed in hun
besluitvorming (Cialdini, 2001), bijvoorbeeld door gebruik te maken van autoriteit
in reclame. Een training in het onderscheid
tussen legitiem en illegitiem gebruik van
autoriteit in reclame bleek effectief in het
veranderen van de perceptie en de overtuigingskracht van de reclame en de koopintentie
(Sagarin et al., 2002).
Er is een aantal persoonlijkheidskenmerken
dat de financiële besluitvorming beïnvloedt.
Een zeer algemeen kenmerk is de maximaliseringsneiging. Deze neiging kan worden
gemeten met behulp van een schaal die
Maximizers van Satisficers onderscheidt
(Schwartz, 2004). Enkele voorbeelden van
items in deze schaal zijn: “Als ik een keuze
moet maken probeer ik te bedenken wat alle
mogelijkheden zijn, zelfs die er op dit moment
niet zijnâ€, en “Ik ga nooit voor de op een na
beste uitkomstâ€. De schaalscore verschilt niet
tussen mannen en vrouwen. Mogelijk onderscheidt de schaal ook de gevoeligheid van
consumenten voor allerlei vertekeningen in de
besluitvorming en het gebruik van eenvoudige
besluitvormingsregels.
Ongeduld is een belangrijke factor in de
financiële besluitvorming. Het ongeduld om
te consumeren is in het algemeen vrij groot
en de eigen mogelijkheden van de consument
om met dit ongeduld om te gaan zijn beperkt
(Mullainathan en Thaler, 2000). Ongeduld
heeft grote invloed op spaar- en leengedrag
van consumenten. In het algemeen is een
groter ongeduld gevonden bij lagere opleidingsniveaus, voor kleinere financiële bedragen, kortere periodes, en positieve bedragen
(in tegenstelling tot bedragen die men moet
betalen, zie Thaler, 1981).
Risicoperceptie en risicohouding kunnen
financiële besluitvorming, bijvoorbeeld over financiële investeringen, beïnvloeden. Ziet men
weinig risico’s in het beleggen in opties, of is
men bereid veel risico te lopen, dan zal men
eerder bereid zijn om in opties te beleggen.
Mannen zijn in het algemeen meer risicozoekend dan vrouwen (Byrnes et al., 1999;
Grable, 2000). Overmatig vertrouwen in de
eigen financiële besluitvorming kan leiden tot
een te lage risicoperceptie, en dus tot teveel
risico nemen. Overmatig vertrouwen komt
vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (Barber
en Odean, 2001).
Zowel motivaties als financiële vaardigheden
kunnen worden aangeleerd op jonge leeftijd
(Clarke et al., 2005). Het voorbeeld van ouders
is hierin richtinggevend voor de kinderen.
Tevens kunnen vaardigheden worden aangeleerd door het zelfstandig beheer van zak- en
kleedgeld, en het stimuleren van spaargedrag.
Situationele factoren
De noodzaak tot financiële besluitvorming en
de behoefte aan financiële informatie hangt
sterk samen met situationele factoren, die
soms toevallig maar ook vaak voorspelbaar
zijn. Voorspelbare situaties zijn bijvoorbeeld
transities in de levenscyclus, zoals volwassen worden (zorgverzekering), gaan werken
(bankrekening, pensioen), de vorming van een
huishouden (behoefte aan een woning, inrichting, hypotheek, lening), krijgen van kinderen
(verzekeringen, budgettering), en pensionering
(uitkering levensverzekering). Onvoorzienbare
situaties zijn bijvoorbeeld echtscheiding (kinder- of partneralimentatie), ongeval of werkloosheid (uitkering). Hoewel deze situaties niet
door consumentenbeleid worden beïnvloed,
vormen ze wel uitstekende aanknopingspunten
voor het beïnvloeden van financieel inzicht en
besluitvorming. De motivatie is in deze situaties immers reeds in verhoogde mate aanwezig, zodat het beleid hier kan worden beperkt
tot het verbeteren van het financiële inzicht.
Sociale omstandigheden
Lage betrokkenheid, geringe kennis en vaardigheden, ongeduld en
risicohouding kunnen leiden tot gemakkelijk en onachtzaam uitgeven
van geld. Deze factoren worden reeds gevormd tijdens de opvoeding en
op school.
Ook bij de vorming van een huishouden ontstaat door de partnerkeuze
een situatie die de financiële besluitvorming beïnvloedt. Een combinatie van ongunstige factoren in het huishouden heeft uiteraard een
negatieve invloed op het financieel management van een huishouden.
Een dergelijke combinatie kan bijvoorbeeld ontstaan als beide partners weinig interesse in financiën hebben, of beiden ongeduldig of
risicozoekend zijn (zie Antonides en Van Ophem, 2007). Partners met
verschillende kenmerken kunnen elkaar enigszins beïnvloeden. Zo
blijken getrouwde mannen voorzichtiger te beleggen dan ongetrouwde
mannen. Barber en Odean (2001) opperen dat huishoudenspartners
elkaars investeringsbeslissingen beïnvloeden en zodoende het verschil
in overmatig vertrouwen verminderen.
Consumentenbeleid
Het consumentenbeleid kan worden ingezet om de financiële besluitvorming van consumenten te verbeteren. Het verrichte onderzoek
suggereert hiervoor twee mogelijkheden: verbetering van het financiële
inzicht en motivatie van consumenten, en een doelgroepenbenadering
om deze verbetering tot stand te brengen.
Financieel inzicht en motivatie kunnen worden vergroot door het verstrekken van informatie, en het geven van trainingen (OECD, 2005).
Tevens kan de vorm van de informatie de toegankelijkheid en motivatie
vergroten. Dit impliceert dat kennis, vaardigheden en motivatie kunnen worden beïnvloed door concrete acties. Informatie kan schriftelijk,
digitaal, verbaal of beeldend worden aangeboden via de diverse media.
Het internet is een veelzijdig medium waar al deze vormen kunnen
worden aangeboden. Te denken valt aan sites voor productvergelijkingen, expertsystemen, hulpprogramma’s, counseling, zelftesten, etc. In
Nederland heeft 73,3 procent van de bevolking toegang tot het internet
(Internetworldstats, 2007). Desondanks zijn juist de bevolkingsgroepen
zonder toegang tot het internet beleidsrelevant omdat daar het gebrek
aan financiële kennis en vaardigheden het grootst wordt geacht. Voor
deze groepen zullen dus andere media moeten worden ingezet.
Trainingen en cursussen vinden meestal groepsgewijs plaats in sociale
omgevingen, bijvoorbeeld via de werkgever, of scholen. Tenslotte kan
worden gedacht aan het inbrengen van financiële modules in onderwijsprogramma’s. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD)
heeft hiervoor diverse lespakketten ontwikkeld, voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs.
In de doelgroepenbenadering wordt de informatie aangepast aan het niveau en behoefte van de doelgroepen. Dit impliceert dat de kenmerken
van de doelgroep niet worden beïnvloed, maar kunnen worden gebruikt
in samenspel met de aangeboden informatie. Zo vereist informatie
voor allochtonen en lager opgeleiden (sociodemografische segmenten)
meestal eenvoudig taalgebruik. Huizenkopers (situationeel segment)
ESB
april 2007
13
zijn het meest gebaat bij specifieke informatie over hypotheken en
woonverzekeringen. Ouders (sociodemografisch segment) kan worden
gewezen op het belang van de ontwikkeling van financiële vaardigheden bij hun kinderen. Informatie voor individuen behoort er wellicht
anders uit te zien dan informatie voor huishoudens (sociale omstandigheden), bijvoorbeeld door te wijzen op het belang van gezamenlijke
besluitvorming.
Een evaluatie van het consumentenbeleid kan plaatsvinden door meting
van het financieel inzicht en motivatie van consumenten. In een grootschalig onderzoek van de Financial Services Authority (FSA, 2006)
is een viertal domeinen van financieel inzicht onderzocht: financieel
beheer (bijhouden van financiën en rondkomen), vooruit plannen, producten kiezen (kennis, en vertrouwen in beslissingen), en geïnformeerd
blijven. Vervolgens wordt beleid uitgevoerd om het financieel inzicht te
verbeteren, waarna opnieuw wordt gemeten.
Dergelijke beleidsinitiatieven worden voorbereid en geëvalueerd in het
kennisplatform CentiQ. CentiQ voert, in navolging van de FSA, een
grootschalig onderzoek uit naar het financiële inzicht van consumenten
in Nederland. Het onderzoek zal aanknopingspunten opleveren voor
acties van verschillende partijen om het financiële inzicht en vaardigheden van consumenten te verbeteren. Na vijf jaar zal een herhaling
plaatsvinden om het effect van de acties te beoordelen. Het onderzoek
en de acties worden gecoördineerd in CentiQ waarin partijen in de
financiële sector, de overheid, voorlichting- en consumentenorganisaties
en de wetenschap samenwerken.
LITERATUUR
AFM (2004) Kennismaking met de financiële consument.
Amsterdam: Autoriteit Financiële Markten.
Antonides, G. en J.A.C. van Ophem (2007) Division of
labor and financial management of the household. Working
paper, Wageningen Universiteit.
Antonides, G. en W.F. van Raaij (2000) Consumer
Behaviour – A European Perspective. Chichester: Wiley.
Atkinson, A., S. McKay, E. Kempson en S. Collard (2006)
Levels of Financial Capability in the UK: Results of a Baseline
Survey. London: FSA en Bristol: University of Bristol.
Barber, B.M. en T. Odean (2001) Boys will be boys:
Gender, overconfidence, and common stock investment.
Quarterly Journal of Economics, 116(1), 261-292.
Batra, R. en M.L. Ray (1986) Situational effects of
advertising repetition: The moderating influence
of motivation, ability, and opportunity to respond.
Journal of Consumer Research 12(4), 432–445.
Byrnes, J.P., D.C. Miller en W.D. Shafer (1999) Gender
differences in risk taking: A meta-analysis. Psychological
Bulletin 125(3), 367-383.
CBS (2007) Webmagazine 19 februari 2007. www.cbs.nl.
Cialdini, R.B. (2001) Inf luence: Science and Practice.
Boston: Allyn&Bacon.
Clarke, M.C., M.B. Heaton, C.L. Israelsen en D.L. Eggett
(2005). The acquisition of family financial roles and
responsibilities. Family and Consumer Sciences Research
Journal, 33(4), 321-340.
GfK (2007) Jaarboek 2007. Dongen: GfK Panel Services
Benelux.
Grable, J.E. (2000) Financial risk tolerance and additional factors that affect risk taking in everyday money
matters. Journal of Business and Psychology, 14(4), 625-630.
Conclusie
De toenemende aandacht voor het financiële inzicht en motivatie van
consumenten suggereert dat er sprake is van een probleem dat zich
voordoet wanneer de consument steeds meer financiële beslissingen
moet nemen, bijvoorbeeld als gevolg van marktwerking. Inderdaad blijkt
de kennis over en interesse voor financiële producten te wensen over
te laten. Een taak van het consumentenbeleid is het financiële inzicht
en motivatie van consumenten te bevorderen, rekening houdend met
verschillende doelgroepen.
Internetworldstats (2007) Internet usage in the European
Union. http://www.internetworldstats.com.
Mullainathan, S. en R.H. Thaler (2000) Behavioral
Economics. In: N.J. Smelser en P.B. Baltes (red.)
International Encyclopedia of the Social and Behavioral
Sciences, 1094-1100. Amsterdam: Pergamon.
OECD (2005) Improving Financial Literacy: Analysis of Issues
and Policies. Paris: OECD.
Petty, R.E. en J.T. Cacioppo (1986) The elaboration
likelihood model of persuasion. In: L. Berkowitz (red.),
Advances in Experimental Social Psychology, 123-205.
New York: Academic Press.
Sagarin, B.J., R.B. Cialdini, W.E. Rice en S.B. Serna (2002)
Dispelling the illusion of invulnerability: The motivations and mechanisms of resistance to persuasion.
Journal of Personality and Social Psychology, 83(3), 526-541.
Samuelson, W. en R. Zeckhauser (1988) Status quo bias
in decision making. Journal of Risk and Uncertainty, 1, 7-59.
Schwartz, B., (2000) The paradox of choice: why more is less.
New York: Harper Collins.
Simon, H.A, (1959) Theories of decision-making in
economics and behavioural science. American Economic
Review, 49(3), 253-283.
Thaler, R.H. (1981) Some empirical evidence of dynamic
inconsistency. Economic Letters, 8(3), 201-207.
Wilson, R.S., Y. Li, J.L. Bienias en D.A. Bennett (2006)
Cognitive decline in old age: Separating retest effects
from the effects of growing older. Psychology and Aging,
21(4), 774-789.
14
ESB
april 2007