nr. 4, februari 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
Invloed Oost-Europa op Westduitse cijfers
Met nieuws van de afgelopen weken concentreerde zich
op de ontwikkelingen in Oost-Europa en de invloed daarvan op vooral West-Duitsland. Een van de duidelijk zichtbare gevolgen van het openen van de Oostduitse grenzen
is de toevloed van Oostduitsers naar West-Duitsland, hetgeen zijn sporen nalaat in de werkloosheidsstatistieken. In
januari vond een verdere stijging plaats tot 8,5%. In drie
maanden tijd is de werkloosheid hiermede met bijna een
vol punt gestegen, waarmee de daling in de voorgaande
maanden in een klap teniet is gedaan. Van de 2,2 miljoen
werklozen die West-Duitsland nu telt zijn 270.000 afkomstig uit het Oostblok. Overigens vertekenen seizoenfactoren het beeld gedeeltelijk, hoewel het zachte weer enige
compensatie bood. De gestegen werkloosheid is zeker
geen teken van verzwakking van de Duitse economie.
Integendeel, de orderontvangst nam in december met
5,3% toe, vooral door de gestegen binnenlandse vraag.
Vooral de vraag naar kapitaalgoederen nam toe en wel met
7,5%.
Duitsland en Japan trekken wereldeconomie
In toenemende mate blijkt Duitsland een voortrekkersrol
in de wereldeconomie te vervullen nadat het land jarenlang,
vooral vanuit de VS, het verwijt te horen had gekregen dat
het zich slechts liet meezuigen door de groei die bij voorbeeld
in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan
werd ge’initieerd. De eerste twee landen hebben inmiddels
nun kruit verschoten en Duitsland neemt nun rol over.
Ook Japan speelt zijn rol in het op gang houden van de
mondiale economie. In het bijzonder de ontwikkeling van
de handelsbalans is in dit verband van belang. Het overschot op de handelsbalans daalde voor het tweede jaar in
successie en liep terug van $ 95 mrd. in 1988 tot $ 77 mrd.
in het afgelopen jaar. In december was sprake van een
daling van het overschot tot $ 6,3 mrd. tegen $ 11 mrd. een
jaar eerder. Een 6,5% lagere export van $ 24 mrd. en een
21% hogere import van $ 17,7 mrd. lagen aan deze ontwikkeling ten grondslag. Hogere olie-importen waren hierbij
van belang, maar ook flink hogere invoer van eindprodukten, hetgeen het buitenlands bedrijfsleven genoegen zal
doen. Naast het teruggelopen overschot op de handelsbalans daalde ook het overschot op de lopende rekening.
Daar de uitgaven voor toerisme fors stegen (het tekort in
het onzichtbare verkeer steeg van $ 11,3 mrd. tot $ 15,9
mrd.) daalde het overschot op de lopende rekening van $
79,6 mrd. tot $ 57 mrd. Met de sterk in waarde gedaalde
yen is het overigens de vraag of dit proces zich volgend
jaar zal voortzetten.
Bundesbankpresident Pohl stelde recentelijk dat de
combinatie van een afvlakkende economische groei in de
VS, gekoppeld aan de krachtige groei in Europa en Azie
een uitstekend uitgangspunt vormt voor meer evenwichtige
handelsstromen. Wel moet uiteraard het Amerikaanse bedrijfsleven de geboden exportkansen aangrijpen. Inmiddels is het tekort op de Britse handelsbalans in december
ESB 14-2-1990
verder teruggelopen. Het tekort van £ 1,22 mrd. was het
laagste sedert maart 1988 en viel de markt duidelijk mee.
Vooral de groei van de exporten is bemoedigend. Het is de
vijfde maand in successie dat het Britse tekort terugloopt
nadat in juli nog het rampzalige niveau van bijna £ 3 mrd.
was bereikt. Over heel 1989 was sprake van een tekort dat
nog wel hoger uitkomt dan over het voorgaande jaar,
namelijk £ 23 mrd. tegenover £ 20,8 mrd. in 1988.
Na de scherpe koersval van vorig jaar heeft het Engelse
pond zich in het begin van dit jaar enigszins.hersteld. De
meevallende handelsbalanscijfers spelen hierbij uiteraard
een rol, maar ook het optreden van de nieuwe minister van
financien John Major, die vorig jaar Nigel Lawson verving,
draagt bij tot een enigszins hersteld vertrouwen van de
financiele wereld in het Britse pond. Deze factoren spelen
blijkbaar een belangrijker rol dan de signalen dat de investeringen in Engeland terugvallen, de industriele produktie
stagneert en de werkloosheid zal stijgen. Dit proces is
onontkoombaar in verband met het terugdringen van de
veel te hoge inf latie. Een negatief punt in dit licht blijft echter
de loonontwikkeling. De Engelse Ford-fabrieken hebben
voor 1990 ruim 10% loonstijging toegezegd en voor 1991
8%, hetgeen bij een tegenvallende inflatie nog meer kan
worden.
Nederlandse loonkosten in de pas
In eigen land bestaat ook enige onrust aan het loonfront,
maar de eerste cao’s die zijn afgesloten geven aanleiding
tot vertrouwen. Na de alleszins redelijk te noemen akkoorden in de metaalindustrie en -nijverheid is inmiddels ook
de cao voor het wegvervoer afgesloten. Deze voorziet in
een loonstijging van 2,5%. Ten opzichte van de ontwikkelingen elders slaat Nederland hiermee een goed figuur.
Voor het Nederlandse bedrijfsleven een geruststellende
ontwikkeling, terwijl het aanzien van de gulden er ook
alleen maar beter op wordt. Wel is de inflatie bij ons
inmiddels opgelopen tot 1,9%. Ten opzichte van de 1,3%
van december is dit een forse stijging, maar deze is een
gevolg van het uit de cijfers verdwijnen van het gunsige
effect van de btw-verlaging begin vorig jaar. Internationaal
gezien is de inflatie bij ons nog steeds zeer laag.
Valuta’s en rente__________________
Forse stijging lange rente
Over een breed front stegen de rentetarieven. Het waren
deze keer niet zozeer de tarieven op de geldmarkt die wel
vaker sterk bewegen, maar het was vooral de kapitaalmarktrente die verbazingwekkende sprongen te zien gaf.
De tabel van de rendementen op staatsleningen met een
resterende looptijd van rond de 10 jaar illustreert de forse
bewegingen ten opzichte van de week en de maand ervoor.
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
165
label. Rendement op staatsobligaties met een resterende
looptijd van Wjaar (in %)
Verenigde Staten
Japan
Engeland
Duitsland
Frankrijk
8,3
6,6
11,4
8,4
9.9
Nederland
8,7
1 week
geleden
8,6
6,6
11,2
7,8
9,6
8,3
8,0
5,9
10,6
7,5
9,6
8,1
Paniek op obligatiemarkten
De scherpe rentestijging, die via de markt voor Bundfutures in Londen op gang kwam, hield in de eerste plaats de
Duitse obligatiemarkt in zijn greep. De kapitaalmarktrente
die vorig jaar al van 6,75% tot boven de 7,5% was opgelopen, liep in hoog tempo door naar 8,4% voor de 10-jarige
Bundesanleihen. De rentemarkten in veel andere landen
volgden direkt. Direkte aanleiding waren de elkaar in een
hoog tempo opvolgende ontwikkelingen in Cost- en WestDuitsland. Vooral het vooruitzicht van een monetaire unie
deed de markt vrezen voor een oplopende inflatie en een
verzwakking van de Duitse mark, waarop men massaal
obligaties aanbood. Dit leidde tot paniekachtige situaties
op de kapitaalmarkten. In plaats van koersveranderingen
in de orde van enkele cijfers achter de komma vielen de
obligatiekoersen nu met enkele punten per week en zelfs
met meer dan een heel punt per dag. Ook kon het gebeuren
dat de koersen met ruim een halve punt winst openden om
met meer dan een half punt verlies te sluiten. Het gerucht
dat de Bundesbank de handel in Bundfutures in Londen
wilde stilleggen, versterkte de onrust in de markt, hetgeen
een extra verkoopgolf teweegbracht.
Renteverschillen vervlakt
Inmiddels heeft zich wel een verkleining van het te sterk
opgelopen verschil tussen de Duitse en Nederlandse rente
ingezet, maar de meeste beleggers hadden deze verkleining Never gezien in de vorm van een lagere Nederlandse
rente dan van een versnelde rentestijging in Duitsland,
waardoor de kapitaalmarktrente ook bij ons mee omhoog
werd gezogen. Door de onrustige markt werd de in de
eerste week van februari algemeen verwachte nieuwe
lening van de Nederlandse staat niet aangekondigd. Gezien de markt zou deze een coupon van 8,75% hebben
moeten dragen, hetgeen een heel procent meer is dan de
eerste lening van dit jaar, waarvan de koers inmiddejs
richting 92% is gedaald.
Naast de verkleining van het verschil tussen de Duitse
en Nederlandse rente werd ook de rentecurve vlakker. Ook
deze verschuiving heeft niet plaatsgevonden op de manier
die velen hadden gewenst. In plaats van een lagere korte
rente is de kapitaalmarktrente omhoog geschoten, een
stijging die nog groter was dan de stijging van de geldmarktrente. Het tarief voor driemaandsgeld is weer boven
de 9% beland, terwijl De Nederlandsche Bank de prijs voor
de speciale beleningen na twee achtereenvolgende verlagingen weer moest verhogen tot 8,4%.
Licht herstel Amerikaanse obligatiemarkt
In de VS was alle aandacht gevestigd op de driemaandelijkse veilingen van Staatsobligaties. De eerste tranches
van drie- en tienjarig papier stelden de markt niet teleur. De
derde tranche die betrekking had op 30-jarige staatsobligaties vormt echter de belangrijkste graadmeter. Verwacht
werd dat de belangstelling van Japanse zijde tegen zou
vallen. Toch bleken zij goed voor 30% van de $ 10 mrd. die
166
1990
1990
hoogste
koers
1 maand
geleden
9/2
Valutakoersen
laagste
koers
Koers
per
29/1
Amerikaanse dollar
1,94
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanse yen (10.000)
3,18
1,87
3,09
1,88
3,16
112,95
127,67
133,35
112,64
122,90
130,15
112,65
127,32
131,97
Koers
per
12/2
1,89
3,20
112,75
125,89
130,81
in totaliteit werd geplaatst. De lening werd dan ook redelijk
makkelijk geplaatst waarop de Amerikaanse obligatiemarkt, in tegenstelling tot het verlies op de Europese
obligatiemarkten, een herstel kon tonen.
Op de valutamarkten wist de dollar zich aanvankelijk wat
te herstellen, zeker toen de positie van Gorbatsjov in het
geding leek. Toen de Sovjetleider het pleit wederom in zijn
voordeel had beslecht ebde de belangstelling voor de
dollar weer weg en werdenonder/1,87 nieuwe dieptepunten geregistreerd. De vrees op de Europese markten voor
een Duitse monetaire unie deed echter weer geld vanuit de
D-mark richting de dollar stromen, waardoor deze weer wat
uit het dal omhoog kon kruipen. De Japanse yen bleef zwak
in de markt liggen.
Internationale beurzen
Beurzen kampen met rentestijging
De internationale aandelenmarkten hadden te kampen
met de scherpe stijging van de kapitaalmarktrente, maar
een aantal beurzen hield zich toch nog redelijk staande.
Wall Street wist zelfs terrein te winnen na een teleurstellend
januari, waarin het gemiddeld koersniveau met bijna 8%
omlaag ging. Negatief voor de aandelenmarkt was de
zwakte op de junk bond-markt. Deze werd onder meer in
de hand gewerkt door de zware verliezen waar RJR Nabisco in terecht is gekomen na de leveraged buy out die de
onderneming met een forse schuldenlast opzadelde. Tegenover een winst van meer dan $ 1 mrd. in 1988 stond in
1989 een verlies in dezelfde orde van grootte. Moody’s
heeft de rating van de RJR Nabisco-obligaties inmiddels
naar beneden gesteld en de koersen tuimelden met vele
procenten. De luchtvaartsector lag er zwak bij, hetgeen
ertoe bijdroeg dat de Dow Jones Transportation Index het
laagste niveau sedert april van vorig jaar bereikte. United
Airlines, dat zo’n belangrijke rol speelde bij de minicrash
van vorig jaar oktober, blijft nog steeds een buy out kandidaat met van tijd tot tijd een sterk fluctuerende koers. De
oliesector kon zich in een toenemende belangstelling ver-
Beursindices
1990
1990
Koers
Koers
hoogste
laagste
per
per
koers
koers
26/1
9/2
VS (Dow Jones)
2810
Engeland(FT-IOO)
2463
Duitsland (Dax)
1870
206
2543
2279
1774
189
2546
2315
1794
190
2648
2314
1886
193
38.713
36729
36874
37288
1714
1631
1685
1631
Nederland(CBS-koersindex)
Tokio (Nikkei)
Australie (All Ord)
heugen. Vooral de koers van Chevron verbeterde flink. De
markt ziet het moment dat de OPEC weer sterker in het
zadel komt stapje voor stapje naderen, wat tot extra belangstelling voorde olieaandelen leidt. De mededeling van
de zijde van OPEC dat voor het in produktie brengen van
reserves die nog niet in exploitatie zijn de komende jaren
$ 60 mrd. nodig is deed de analisten overigens wel twijfelen
over de kans en de snelheid waarmee de OPEC haar
produktie structureel kan uitbreiden. Dit kan bijdragen tot
hogereolieprijzen.
Philips Morris maakte een uitstekende beurt met het
bericht dat de winst in het vierde kwartaal van 1989 met
152% was gestegen. Een verdere groei van het marktaandeel speelde hierbij een rol. Goede berichten kwamen er
ook van Xerox, dat de winst in 1989 met 82% zag stijgen
tot $ 704 miljoen. Boeing daarentegen moest een 56%
lagere winst van $ 77 mln. over het vierde kwartaal melden,
maar dit hield vooral verband met de staking van zeven
weken die het bedrijf trof. De expansie houdt onverminderd
aan, ondanks de afzwakking in de defensiesector. De
civiele vliegtuigen geven hier voorlopig ruim voldoende
compensatie voor.
De high-tech-fondsen en de computersector lagen er
eindelijk wat beter bij, waarbij vooral IBM winst wist te
boeken. Ook de koers van Compaq reageerde positief op
het bericht dat de omzet boven verwachting was uitgekomen met een stijging in 1989 van 39% tot $ 2,9 mrd. In het
vierde kwartaal was overigens sprake van een afvlakking,
die naar verwachting ook in 1990 zal doorzetten. Apple
heeft als nieuwe topman de Duitser Michael Spindler aangetrokken. Hij moet de onderneming die de laatste tijd door
tegenslag werd geteisterd er weer bovenop helpen.
Hofmann La Roche verkrijgt ruim de helft van het kapitaal in het Amerikaanse biotechnologiebedrijf Genetech en
een optie op de overige aandelen. In eerste instantie is
hiermee een bedrag gemoeid van $ 2,2 mrd. Na de zwakke
koersontwikkeling voor de biotechnologiesector is deze
samenwerking een belangrijke opsteker.
Start Duitse optiehandel goed getimed
De Duitse aandelenbeurs vatte de weg omhoog weer op
na korte tijd stoom te hebben afgeblazen. De aanstaande
Duitse hereniging maakt de obligatiebelegger nerveus,
maar de aandelenbelegger ziet dit proces met vertrouwen
tegemoet. De beleggers menen dat deze ontwikkelingen
ten goedezullen komen aan het Duitse bedrijfsleven, waarvan de top aandringt op voortvarendheid bij de politici.
De Deutsche Bank greep het goede beursklimaat aan
om een emissie aan te kondigen. De kapitaalverhoging met
6% moet DM 1,66 mrd. opleveren. De uitgiftekoers bedraagt DM 600. Vorig jaar vond ook een aandelenemissie
plaats, maar toen moest worden volstaan met een emissiekoers van DM 450, hetgeen een duidelijke weerspiegeling van het sterk verbeterde Duitse beursklimaat is. Met
de onrust die de plannen rond de monetaire unie op de
financiele markten deed ontstaan moest ook de Duitse
aandelenmarkt weer een stap terug, wat gezien het snel
groeiend rendementsverschil tussen de aandelen- en de
obligatiemarkt niet mag verwonderen.
De start van de Deutsche Termin Borse kon niet beter
getimed zijn en de omzetten van deze juist geopende beurs
lagen vanaf de start flink boven de verwachtingen.
De Amsterdamse beurs
Zwakke dagen
De scherp stijgende rente hield de Amsterdamse aandelenmarkt in haar greep. Een belangrijke uitzondering
was aanvankelijk Koninklijke Olie, waarvoor een goede
ESB 14-2-1990
belangstelling bestond. Enerzijds liggen de olie-aandelen
internationaal niet slecht in de markt, maar daar komt ten
aanzien van Koninklijke Olie bij dat de beurs verwacht dat
aandeelhouders een extraatje staat te wachten ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de groep. De koers
van Koninklijke Olie wist zich tot / 147 op te werken, dicht
bij de recente hoogtepunten. Voor het overige zakten de
koersen veelal weg, waarbij de publikatie van bedrijfsberichten nog al eens de aanleiding vormde tot lagere koersen. Heineken was hiervan een voorbeeld. Vooruitlopend
op de mededelingen over op handen zijnde reorganisaties
was het koersniveau al weggegleden, maar toen bekend
werd gemaakt dat 700 banen moeten verdwijnen schrok,
de beurs even flink. Ook bij KLM was de koers voorafgaande aan de publikatie van de kwartaalcijfers flink weggezakt,
maar er moest vervolgens nog een paar gulden af waarmee de koers op / 34 belandde. In nog geen week betekende dit een verlies van circa 20%, terwijl de koers nog
schriller afsteekt bij de / 56 die vorig jaar nog werd geregistreerd. In het per ultimo december afgesloten derde kwartaal liep het bedrijfsresultaat met / 83 mln. terug tot / 20,4
mln. negatief. Dank zij / 122 mln. aan buitengewone baten
en een beter resultaat uit deelnemingen bleef de netto
winst met / 58,6 mln. nauwelijks achter bij de vergelijkbare
periode van vorig jaar. Voor het gehele jaar wordt gerekend
op een ongeveer gelijk resultaat. Vorig jaar beliep de winst
per aandeel / 7,08.
Bij de uitgevers veerden Elsevier en Wolters Kluwer op.
Aanleiding was het vertrek van commissaris Langman die
zich in 1987 met hand en tand heeft verzet tegen een door
Elsevier weliswaar wat bruut nagestreefde samenwerking
met Kluwer. Elsevier heeft uit de schermutselingen van
indertijd een 30% belang in Wolters Kluwer overgehouden.
Nu werd er op gespeculeerd dat het vertrek van Langman
samenhangt met de mogelijkheid dat het toch tot een
samenwerking zal komen. VNU had het even moeilijk
nadat de KRO en de AVRO hadden aangekondigd de
drukorder voor hun omroepbladen niet te zullen continueren. Achtergrond van dit besluit vormde het belang dat
VNU heeft genomen in de commerciele zender RTL Veronique.
De Rotterdamse fondsen konden zich in positieve zin
onderscheiden. Pakhoed beweegt zich rond hoogtepunten, terwijl Nedlloyd goed stand hield. VOC zette het herstel
ook op de zwakke beursdagen voort.
De cyclische aandelen lagen in het algemeen zwak in
de markt. In dit verband kunnen AKZO, DSM, Daf en KNP
genoemd worden. Het lijkt overigens een wat opmerkelijke
ontwikkeling. Een economische impuls dank zij de ontwikkelingen in Oost-Europa zou deze ondernemingen immers
ook ten goede moeten komen. Daartegenover zouden de
meer rentegevoelige waarden eerder kwetsbaar moeten
blijken in het huidige financiele klimaat.
De Duitse monetaire unie
De politieke ontwikkelingen in Oost-Europa zetten zich
in een zodanig hoog tempo voort, dat de financiele markten
zich maar moeilijk staande konden houden onder het
nieuws waarmee zij werden overspoeld. Aanvankelijk
overheersten de twijfels over de gevolgen van het snelle
democratiseringsproces in Oost-Europa. Een reactie leek
onvermijdelijk. Met name werd gevreesd voor de positie
van Gorbatsjov. Het Kremlin heeft het hervormingsproces
recent echter nadrukkelijk bevestigd, zo niet versneld, en
de positie van Gorbatsjov is weer versterkt.
Overigens hebben de ontwikkelingen in Oost-Europa
inmiddels een zodanige vlucht genomen dat een terugkeer
naar de oude situatie niet meer mogelijk lijkt. Wel zal het
167
de nodige tijd duren voordat de economieen uit het slop
zijn gehaald. Daarbij is het niet denkbeeldig dat eerst een
flinke stap terug zal moeten worden gedaan. De sociale
onrust, die nog kan groeien wanneer impopulaire maatregelen genomen moeten worden, zoals bij voorbeeld de
afschaffing van talloze subsidies, komt de produktie niet
ten goede. Daarnaast zal een grotere openheid van de
economieen het gebrek aan concurrentiekracht van veel
bedrijven op pijnlijke wijze aan het licht brengen. De betrokken landen zien zich bovendien voor het dilemma geplaatst
eerst de industriele infrastructuur te verbeteren dan wel de
vraag van de consumenten te bevredigen. Dit laatste zou
de structurele verbetering aanmerkelijk vertragen. Voorlopig zal dit dilemma regelmatig voorspanningen zorgen. Op
langere termijn liggen er echter voor zowel de Oosteuropese als de Westeuropese economieen grote kansen.
Oost-Duitsland verhaal apart
De ontwikkelingen en vooruitzichten in Oost-Duitsland
verschillen wezenlijk van die van de andere Oosteuropese
landen. De emigratie uit de DDR in een tempo van circa
2000 personen per dag levert nu reeds groeiende problemen op. Alleen al in de tweede helft van 1989 nebben
220.000 arbeidskrachten, of 3,1% van de beroepsbevolking, de DDR verlaten. Deze stroom van Oostduitsers
dreigt niet alleen de economie van de DDR te ru’meren,
maar plaatst tevens de economie van de Bondsrepubliek
voor enorme problemen. De werkloosheid stijgt in een
hoog tempo, de sociale uitkeringen nemen toe en sociale
spanningen worden voelbaar. Vandaar dat de politici in
Bonn er alles aan gelegen is om de DDR-burgers op korte
termijn te tonen dat de economie weer leven wordt ingeblazen en dat een nieuw perspectief wordt geboden.
Nu Gorbatsjov zich daarover positief heeft uitgelaten is
de Duitse hereniging nog slechts een kwestie van tijd. Tijd,
die men echter niet heeft. Vandaar dat Bondskanselier
Kohl de DDR nu een monetaire unie heeft aangeboden.
Een monetaire unie levert weliswaar tal van praktische
problemen, voor de Bundesbank zelfs zoveel dat Pohl een
monetaire unie vorige week nog een illusie noemde, maar
de politieke noodzaak is dermate groot dat deze problemen
naar de achtergrond worden geschoven.
De voorwaarden die de Bondsrepubliek aan de monetaire integratie stelt, zoals ondernemingsvrijheid, belastinghervorming en een vrije handel en prijsvorming, vormen
tevens de voorwaarden voor een herstel van de DDR-economie. Immers, eerst dan ontstaat voor het Westerse
bedrijfsleven een klimaat waarin het bereid zal zijn te
investeren. Investeringen, die essentieel zijn voor de Oostduitse economie en daarmee voor het perspectief voor de
burgers. Daarnaast geeft de convertibiliteit van de munt d,e
Oostduitsers de toegang tot Westerse consumptiegoederen.
Ruilverhouding D-mark-Ostmark cruciaal
Voor een monetaire unie gerealiseerd kan worden
dienen nog tal van barrieres geslecht te worden, zoals
onder meer talloze wijzigingen in het Oostduitse economische systeem. Een groot politiek probleem belooft
daarnaast de ruilverhouding van de te vervangen Ostmark tegen de in te voeren D-mark te worden. Wanneer
de in omloop zijnde geldhoeveelheid in Oost-Duitsland
van rond 15 mrd. Ostmark vergeleken wordt met de bijna
DM 150 mrd. in West-Duitsland, of de circa 175 mrd.
Ostmark aan Oostduitse spaargelden met de ruim 2500
mrd. DM aan Westduitse spaargelden, dan lijkt een 1:1
verhouding niet op al te grote problemen te stuiten. Wel
zou echter een snelle aanwending van de Oostduitse
spaargelden voor de aanschaf van Westduitse consumptiegoederen de inflatie daar een forse impuls geven.
Echter, een voorde Oostduitsers ongunstiger ruilverhou-
168
ding, die de koopkracht van hun spaargelden zou reduceren, is politiek natuurlijk moeilijk te verkopen.
Daarnaast zijn de gevolgen van de te kiezen ruilverhouding voor de ontwikkeling van de lonen van groot belang.
Enerzijds dient het loonniveau straks zodanig te liggen dat
de stroom emigranten naar West-Duitsland opdroogt, anderzijds zou een te hoog loonniveau het Oostduitse bedrijfsleven, waar de arbeidsproduktiviteit naar schatting
60% van die in West- Duitsland bedraagt, voor onoverkomelijke problemen plaatsen. Voor de lonen zou de oplossing gezocht kunnen worden in een waardering op basis
van gelijkheid. Wat de tegoeden betreft zou deze verhouding aangehouden kunnen worden voor een beperkt bedrag van bij voorbeeld 1000 mark voor iedere burger, terwijl
voor het overige een beter bij de werkelijke waarde aansluitende ruilverhouding gekozen wordt. Daarnaast zou
een formule die het investeren van de Oostduitse spaargelden in de Oostduitse economie stimuleert, overwogen
kunnen worden.
In West-Duitsland wordt al druk gespeculeerd over de
kosten die een monetaire en economische unie met zich
mee brengt. Hoewel minister van financien Waigel, met de
verkiezingen voor de deur, meent dat belastingverhogingen niet nodig zijn, is het duidelijk dat de lasten fors zullen
zijn. Berust men echter in de toestroom van Oostduitsers,
dan zouden, bij een niet onwaarschijnlijke toevloed van
nog eens een miljoen Oostduitsers, alleen al de kosten
voorwoningen circa DM 70 mrd. bedragen.
Effecten op de financiele markten
De grote vraag is wat de gevolgen zijn van een monetaire unie voor de Duitse inflatie en de kracht van de
D-mark. Er mag van uitgegaan worden dat aanwending
van de Oostduitse spaargelden voor de financiering van
Westduitse consumptiegoederen sterk beperkt, zo niet
voorkomen zal worden. Het gevaar voor een oplopende
inflatie in West-Duitsland zal dan beperkt zijn. Toch zal er,
mede door een naar verwachting oplopend begrotingstekort, op korte termijn van een opwaartse druk op de inflatie
sprake zijn. De Bundesbank zal hierop reageren met het
vasthouden aan het huidige restrictieve beleid. Op wat
langere termijn mag van de Duitse integratie eerder een
prijsdrukkend effekt worden verwacht. Immers, in OostDuitsland is een belangrijke produktiviteitsstijging mogelijk.
De D-mark zou in theorie op korte termijn kunnen lijden
onder een mogelijk tijdelijk oplopende inflatie en een afnemend overschot op de handelsbalans. Fundamenteel is de
Duitse economie echter sterk en met de integratie wint
deze aan kracht. Deze kracht en de hoge rente dragen
ertoe bij dat de D-mark niet zal lijden onder de Duitse
eenwording.
Voor de financiele markten geldt dat men rekening moet
houden met een aanhoudend krap beleid van de Bundesbank. Voor de obligatiemarkten, die veelal in afwachting
waren van een versoepeling van het beleid, betekent dit
een tegenvaller die tot een beperkte verdere stijging van
de lange rente kan leiden. Voor de aandelenmarkten geldt
dat deze kunnen profiteren van de gunstige economische
vooruitzichten, die de ontwikkelingen in Oost-Europa met
zich mee brengen. Op korte termijn zullen de beurzen
echter nadrukkelijk de invloed ondervinden van de toegenomen onzekerheden en de gestegen rente.