Afgelopen vrijdag was er een interessante bijeenkomst van de Dreesstichting. Het ging over hoe de overheid nu met het tekort moet omgaan. Er was daar een oud-directeur van het CPB, Peter de Ridder (1984-1989), die ik overigens nooit eerder had gezien. Hij was de voorganger van Gerrit Zalm. In niet mis te verstane bewoordingen nam hij afstand van allerlei types die hij als keynesiaans omschreef: economen die nu onverantwoordelijk zijn en het tekort willen laten oplopen en juist niet willen bezuinigen.
Onlangs schreef ook Kees Tamboer in het Parool van 14 maart een column over Pieter Korteweg. Die was eerst hoogleraar monetaire economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (monetarist à la Friedman) en later hoogste ambtenaar op het Ministerie van Financiën van 1981-1986. Korteweg heeft een betoog met vergelijkbare strekking als De Ridder: hard bezuinigen, nu. Tamboer doet daar nog een schepje bovenop: die keynesiaanse types zijn aanhanger van een ‘dwaalleer’.
Het merkwaardige van de betogen van deze heren is dat zij een stroman maken van economen die wijzen op de negatieve consequenties van vraaguitval. De figuren die zij aanvallen bestaan niet meer. Op de lange termijn zijn alle aanhangers van 70’s-style keynesianisme dood.
De meeste economen met een beetje verstand tussen hun oren, maar ook IMF, OESO en CPB, zeggen dat de overheidsfinanciën niet op hun beloop mogen worden gelaten. Daarvoor zijn de problemen te groot. Maar dat voorzichtig moet worden gedaan met harde bezuinigingen op korte termijn. De keus is daarom niet: bezuinigen of niet bezuinigen. De keus is hervormen of bezuinigen. Ik vind dat je zoveel mogelijk moet proberen te hervormen en alleen moet bezuinigen op korte termijn als dat echt niet anders kan.
De Ridder en Korteweg, maar ook Tamboer, zijn getraumatiseerd door de jaren ’80. Toen is inderdaad volstrekt verkeerd gereageerd op de aanbodproblemen (olieprijsschokken) met stimulerend, keynesiaans vraagbeleid. Dat pakte zeer averechts uit: hoge inflatie, lage groei, grote begrotingstekorten. De rest van de geschiedenis kennen we. Milton Friedman had dat als eerste aan het einde van de jaren ’60 goed in de gaten. Zie hier.
We hebben nu echter geen aanbodproblemen, maar voornamelijk vraagproblemen. Gister werd bekend dat de werkloosheid in de eurozone het record heeft bereikt sinds de invoering van de euro. Een betere indicatie van overcapaciteit is niet te geven; zijn al die mensen vrijwillig werkloos?
In navolging van de monetaristen (Friedman) en later de nieuw-klassieken (Lucas, Barro, Sargent) is het keynesianisme dood verklaard en zouden ideëen rond vraaguitval of onderbesteding op geen enkele intellectuele basis meer berusten. Empirisch volkomen ten onrechte. (Gelukkig zijn vrijwel alle economen in gerenommeerde universiteiten, onderzoeksinstituten en centrale banken in meer of mindere mate (nieuw-)keynesiaans).
Daar komt nu de kater van de financiële crisis nog overheen; huishoudens, bedrijven en banken herstellen hun balansen. Zolang balansherstel aan de gang is in de private sector moeten overheden uitermate voorzichtig zijn met harde bezuinigingen op korte termijn; dat versterkt de vraaguitval alleen maar nog meer, kan deflatie veroorzaken en zou zelfs kunnen leiden tot hogere begrotingstekorten als de economische groei helemaal zou inzakken.
De problemen van de jaren ’80 zijn niet de problemen van nu. Toen was het goed dat er aanbodbeleid werd gevoerd en met straffe hand begrotingstekorten werden weggewerkt. Maar het is een misvatting dat economische recepten uit de jaren ’80 onverwijld weer van toepassing kunnen worden verklaard op de economische situtatie van nu.
Paul Krugman zou De Ridder, Korteweg en Tamboer ‘demand denial’ verwijten. Vraagontkenning is de fantoompijn van de jaren ’80. Maar nu heeft vraagontkenning macro-economische risico’s. De fictie dat de vraagkant in de macro-economie er helemaal niet meer toe doet, kan – als ze wordt gebruikt voor het macro-economische beleid – een recept worden voor economische brokken.
Auteur
Categorieën