Ga direct naar de content

Export 1992 – 2000

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 2 1989

Export 1992 – 2000
In het artikel over de Nederlandse exportvooruitzichten in de periode 19922000 van F.J. Clavaux in ESS van 181-1989 werd kritisch ingegaan op het
rapport dat het Zwitserse bureau Prognos in opdracht van de Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst (EVD)
over bovengenoemd onderwerp heeft
opgesteld. Zijn beschouwing geeft mij
aanleiding tot het volgende commentaar.
De ESB-lezer is voldoende op de
hoogte van de problemen die zich voordoen, wanneer prognoses op basis van
empirische gegevens uit het verleden
worden gedaan. De uitkomsten van het
gehanteerde model (waarmee Prognos
overigens uitgebreide en goede ervaringen heeft opgedaan) dienen dan ook
met enig voorbehoud te worden gei’nterpreteerd. In ditgeval zijn hetgebruikte model en de resultaten daarvan vooral bedoeld als waarschuwing1.
In de tweede plaats doet het commentaar van Clavaux geen recht aan de
doelstelling van het betrokken onderzoek. De EVD heeft Prognos het onderzoek naar de toekomst van de Nederlandse export laten uitvoeren omdat
vooral onder invloed van de z.g.
Cecchini-rapporten de indruk was ontstaan dat het inmiddels magische jaar
1992 niets dan groei voor de volkshuishoudingen van de EG zou brengen.
Prognos concludeerde – uiteraard uitgaande van een ongewijzigd beleid dat de Nederlandse exporteur in een
bedreigde positie zou komen te verkeren, die door de ontwikkelingen in het
kader van de eenwording van de interne markt nog verder zou kunnen verslechteren. Verschillende na Prognos
verschenen onderzoeken kwamen tot
soortgelijke conclusies: de totstandkoming van de interne markt zal vooral tot
een heviger concurrentie leiden2.
Ook de uitlatingen van de scheidende directeur van het CPB- met een verwijzing naar de binnenkort verschijnende CPB-studie over de effecten van de
eenwording van de interne markt – wijzen in dezelfde richting. Op zichzelf is
het natuurlijk geen verwonderlijke conclusie, omdat binnen de EG allerlei nontarifaire handelsbelemmeringen zullen
verdwijnen, wat de toegankelijkheid
van de afzonderlijke EG-deelmarkten
en daarmee de onderlinge concurrentie
zal vergroten. Het lijkt er dus al met al
sterk op dat de vorig jaar ontstane ‘Eu-

ESB 1-2-1989

roforie’ op enige zwakke fundamenten
rustte en het is de verdienste van Prognos geweest om dit als eerste aan de
orde te stellen.
In de derde plaats ben ik het met Clavaux eens dat er het een en ander op
het Prognos-onderzoek is af te dingen.
Ik denk dan niet zozeer aan enige van
zijn kritische kanttekeningen (die overigens door de EVD worden gedeeld), als
wel aan het feit dat Prognos zich vooral heeft gebaseerd op de groei van de
consumptie in een aantal sectoren in de
verschillende lid-staten van de EG als
indicator voor de toekomstige afzetmogelijkheden van de Nederlandse export. Terecht wordt in een commentaar
van de Nederlandse ambassade te
Bonn opgemerkt, dat daarmee wordt
voorbijgegaan aan het feit dat een belangrijk deel van de door Nederlandse
bedrijven geexporteerde produkten bestaat uit grondstoffen of halffabrikaten.
Deze worden aangewend voor de vervaardiging van andere produkten, die
op hun beurt weer naar derde landen
worden uitgevoerd. Het gaat dus met
andere woorden om de totale effectieve vraag naar die desbetreffende produkten. De consumptie in de overige
EG-landen is daarvan slechts een onderdeel, zij het een belangrijk deel.
In de vierde plaats is het Prognosonderzoek slechts een eerste aanzet
voor een serie marktonderzoeken. Met
een aantal bedrijfstakorganisaties zijn
de branchedelen van het Prognos-rapport besproken. Op basis van dit overleg worden Europese afzetmarkten geselecteerd, waarvoor conform het beleid van de EVD nader onderzoek op
produktmarktniveau zal worden uitgevoerd (niet door Prognos, dat zich richt
op macro-economische voorspellingen, maar door gespecialiseerde onderzoekbureaus, die op de betrokken
afzetmarkten thuis zijn). Deze verdieping van het onderzoek zal ongetwijfeld
leiden tot nauwkeuriger en op het bedrijfsniveau direct bruikbare conclusies.
Op die manier kunnen de bedrijven zich
van wapens voorzien om de Internationale concurrentiestrijd te overleven.
Overigens is het een goede zaak dat
naast deze activiteiten ook elders grote
aandacht wordt besteed aan onderzoek
naar de toekomst van de Nederlandse
export. Ik wijs hierbij niet alleen op de
regeling van het Ministerie van Economische Zaken betreffende de studies in

het kader van het 1992-project, maar
ook op de omstandigheid dat de Vereniging voor de Staathuishoudkunde dit
jaar haar Preadviezen aan dit onderwerp zal wijden.
In de laatste plaats merk ik op dat het
Prognos-rapport in elk geval heeft bewerkstelligd dat het stemgeluid van de
roepende in de woestijn uit oktober
1988 inmiddels is opgegaan in het koor
van waarschuwende geluiden. Daarbij
blijft mijns inziens overeind staan dat
met name het algemene deel van het
rapport een goed beeld geeft van de
ontwikkelingen in de consumptie en de
concurrentieverhoudingen op de interne markt. De prijs valt ook wel mee.
Voor / 75,- is het algemene deel plus naar keuze – een van de branchedelen
in de Engelse vertaling bij de EVD verkrijgbaar.

W. Maarse Nzn.
De auteur is plaatsvervangend directeur van
de EVD.

1. Drs. G. Zalm, Modeller en economische
politiek, Beleidsanalyse, 88-3.

2. Zie de desbetreffende onderzoeken van
het NEI (voor de metalektro-industrie) en
van het EIM.

117

Auteur