Ga direct naar de content

Europese aanpak van Russische dreiging is het meest efficiënt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 16 2025

Sinds Donald Trump weer president is, is het niet langer vanzelfsprekend dat Nederland in een militair conflict op de Verenigde Staten kan rekenen. De defensie-uitgaven opschroeven is echter kostbaar. Is het voor Nederland verstandig om dit te doen en zoja, moet dat dan in Europees verband?

In het kort

  • De toekomstige Russische dreiging gaat Nederland en de ­andere Europese landen individueel boven de pet.
  • De kosten van niks extra doen zijn minstens zo groot als de ­kosten van meer investeren in defensie.
  • Een gezamenlijke Europese defensie-aanpak lijkt het meest efficiënt, wat garantstelling voor andere landen vereist.

Als iets zeker was in het naoorlogse Europa, was het dat het continent bij een conflict op de Verenigde Staten kon rekenen. Bezegeld in het NAVO-verdrag, gezekerd met een nucleaire paraplu en concreet gemaakt met bijna honderdduizend soldaten in tientallen legerbasissen over het hele continent hield Uncle Sam de communisten en later de terroristen buiten de deur. In ruil daarvoor steunden de Europese landen de Amerikaanse hegemonie en openden ze hun markten voor Amerikaanse multinationals.

Met de herverkiezing van Donald Trump is die zekerheid er niet meer. Trump past zijn transactionele benadering nu ook toe op de internationale relaties van Amerika, en volgens hem leveren de bondgenoten hun aandeel niet. Deze beleidsopvatting, in combinatie met de onvoorspelbaarheid van de Amerikaanse regering, maken het denkbaar dat de Verenigde Staten een aanval op een NAVO-bondgenoot negeert: “We are not going to fight for some ski resort in Eastern Europe”, is iets dat Trump zomaar zou kunnen zeggen bij een Russische inval in de Baltische ­staten (waarna de Nederlandse media gaan fact-checken of je eigenlijk wel kunt skiën in Letland, maar dat ­terzijde).

Dit slechte nieuws lijkt ook aangekomen in de meeste Europese hoofdsteden. Na een veiligheidsconferentie in München (14–16 februari 2025) waar de kloof met de Verenigde Staten duidelijk werd, en de schoffering van de Oekraïense president Zelensky in het Witte Huis (27 februari 2025), kwamen Europese politici in actie.

De Europese Commissie schiep met ReArm Europe de mogelijkheid voor lidstaten om 800 miljard euro meer te lenen, de aankomende bondskanselier Friedrich Merz zette de Schuldenbremse van zich af door 500 miljard euro vrij te maken voor investeringen, de Britten voerden per direct hun defensie-uitgaven met ruim een procentpunt van het bruto binnenlands product (bbp) op en de Fransen meldden dat ze bereid waren om hun nucleaire wapens ook voor het waarborgen van de territoriale integriteit van de Europese Unie in te zetten.

De Nederlandse politiek is nog niet zo ver. Participatie aan ReArm Europe ligt gevoelig: premier Schoofs schoorvoetende steun “ik heb geen harde toezeggingen gedaan” werd door de coalitie omgezet in een ‘njet’. De plannen van staatssecretaris Tuinman van Defensie om de krijgsmacht van 70.000 naar 200.000 mensen uit te breiden, gaan pas na de huidige regeerperiode in zodat er niet over finan­ciële dekking gesproken hoeft te worden. Daarnaast wankelt de steun voor Oekraïne – de PVV was altijd al tegen, de BBB koppelt nieuwe steun aan koopkrachtverbeterende maatregelen in Nederland en NSC werpt – net als op ieder dossier eigenlijk – procedurele en technische blokkades op.

De Nederlandse burger heeft het veiligheidsvraagstuk overigens wel hoog zitten: in tegenstelling tot eerdere enquêtes vonden Nederlanders in december 2024 en ­masse dat sabotage, cyberaanvallen en oorlog de belangrijkste bedreigingen zijn (Clingendael, 2025).

Wat zijn de opties die Nederland heeft om op defensief vlak op de Russische dreiging in te spelen en welke optie valt er vanuit economisch perspectief te verkiezen? In dit artikel verken ik de kosten en baten van drie opties: niks extra doen (bovenop de huidige intensivering), zelf meer investeren of dat in Europees verband doen.

Russische dreiging te groot voor Nederland

De belangrijkste veiligheidsdreiging komt uit Rusland (Jocheková, 2025) en die is, afhankelijk van hoe die aangepakt wordt, veel te groot of hanteerbaar.

Rusland is een maatje te groot voor Nederland. De Russische economie is 78 procent groter dan de Nederlandse, Rusland heeft acht keer zoveel inwoners en een tien keer zo groot leger. Bovendien heeft Rusland een militaire industrie die de afgelopen drie jaar in omvang grofweg verdrievoudigd is (Burilkov en Wolff, 2025).

Dat Rusland een te grote bedreiging vormt, geldt niet alleen voor Nederland maar eigenlijk voor elk individueel Europees land, en zeker voor de landen in Oost-Europa.

Als Europa de krachten bundelt wordt het een ander verhaal. De onafhankelijke Amerikaanse denktank Institute for the Study of War analyseert het als volgt: “Russia cannot defeat Ukraine or the West – and will likely lose – if the West mobilizes its resources to resist the Kremlin. The West’s existing and latent capability dwarfs that of Russia.” (ISW, 2024). In nominale termen is de Russische economie maar elf procent van die van de Europese Unie, heeft de EU drie keer zoveel inwoners en op dit moment twee keer zoveel soldaten als Rusland (1,5 miljoen tegenover 700.000; SIPRI, 2024).

Vanwege de lagere levensstandaard in Rusland is het nuttig om ook te rekenen in koopkrachttermen (tabel 1); Russische soldaten zijn nou eenmaal goedkoper, maar schieten niet per se minder vaak raak. In koopkrachttermen weet de Europese Unie momenteel de Russische defensie-­uitgaven te matchen, ondanks dat de EU relatief veel minder uitgeeft (2,4 procent ten opzichte van 6,7 procent van het bbp). De Russische dreiging is op papier dus hanteerbaar.

Toch is het denkbaar dat Rusland de Europese legers een voor een oprolt. Gebrek aan eigen productie van materieel, gebrek aan militaire coördinatie en gebrek aan adequate informatie zonder de Amerikaanse inlichtingen­structuur zorgen ervoor dat het Europese geheel momenteel een stuk minder is dan de som der delen. De 300.000 goed geïntegreerde, gepantserde en gemechaniseerde troepen die volgens RAND (2024) nodig zijn om een Russische aanval te pareren, zijn er nu gewoon niet in Europa.

Maar zolang er nog geen staakt het vuren in Oekraïne is, heeft het Russische leger het te druk voor een aanval op de Europese Unie en kan Rusland de daarvoor benodigde strategische materieelvoorraden niet aanvullen. Voortzetting van de oorlog in Oekraïne is daarom, cynisch genoeg, in het directe belang van de Europese landen. Steun aan  ­Oekraïne levert dus tijd op die gebruikt kan worden om de eigen defensie op orde te brengen. Het tegenovergestelde, Oekraïne niet steunen en streven naar vrede, verkort de tijd die Nederland en andere Europese landen hebben om orde op zaken te stellen en dat maakt de kans op een nieuw conflict met Rusland groter.

Met een echt staakt het vuren met Oekraïne neemt de Russische dreiging in de rest van Europa toe; volgens de Deense geheime dienst kan Rusland binnen zes maanden na een staakt het vuren een lokaal conflict in Oost-Europa beginnen (vergelijkbaar met de overname van de Krim in 2014), dat eventueel uit kan monden in een regionale oorlog in de Baltische staten en binnen vijf jaar in een grootschalige aanval op heel Europa (Euronews, 2024; Jocheková, 2025).

Kosten en baten per scenario

De aard van de situatie leent zich voor een analyse in drie scenario’s. In het eerste scenario besluiten de lidstaten van de Europese Unie niet structureel in defensie te investeren (bovenop de huidige intensivering), in het tweede scenario doen ze dat wel, maar investeren ze ieder voor zich, en in het derde scenario investeren ze gezamenlijk in Europees verband. Vijf jaar later besluit Rusland dan of het oorlog wil voeren met Europa. Voor ieder scenario breng ik de welvaartskosten in kaart. Om focus te houden beperk ik me in de berekening tot een economische invalshoek, waarna ik breder duid.

Versterken defensie en keuze voor Europa

Het versterken van de defensie brengt welvaartskosten met zich mee; het vredesdividend valt weg. Qua kosten voor de overheid volg ik RAND (2024) en Burilkov en Wolff (2025). Zij berekenen dat er voor afschrikking 300.000 extra soldaten nodig zijn en dat dat samen met het operationeel maken van de huidige strijdkrachten 1,5 procent extra van het bbp aan publieke middelen kost. Dit ligt tussen de 3,7 procent van het bbp (dat is een toename van 1,3 procentpunt) waar de NAVO-landen volgens secretaris-generaal Rutte heen moeten (Reuters, 2025) en bij de 4 procent van het bbp waar de Nederlandse defensie-uitgaven volgens het ministerie van Defensie naar zouden moeten stijgen als de Verenigde Staten uit de NAVO weg zouden vallen (Trouw, 2024).

De maatschappelijke kosten zijn kleiner dan de toename van de defensie-uitgaven. Hogere defensie-uitgaven hebben via meer vraag naar goederen, diensten en arbeid een positieve doorwerking op de economie. Maar via verdringing van andere publieke en private consumptie hebben defensie-­uitgaven een negatieve doorwerking op de economie, zie kader 1. Het totale effect op bbp en welvaart is uiteindelijk negatief doordat militaire uitgaven via belastingen opgebracht moeten worden en deze uitgaven andere productieve investeringen verdringen. D’Agostino et al. schat het negatieve langetermijneffect op de helft van de verhoging, dus 0,75 procent bbp per jaar.

Kader 1: Defensie-uitgaven als noodzakelijkheid

Toen na de Koude Oorlog de defensie-­uitgaven terug werden geschroefd, kwamen er maatschappelijke middelen vrij en groeiden de economieën wereldwijd fors (Knight et al., 1996). Economen spraken over een vredesdividend, omdat defensie-uitgaven vooral kosten zijn die niet tot doel hebben om iets in de samenleving te verbeteren, zoals opleiding, gezondheid, natuur, ­milieu of het toekomstig verdienvermogen.

 

Veiligheid is randvoorwaardelijk, net zoals een sluitende begroting en een functionerende rechtstaat dat zijn. Het komt dan ook niet terug in de lijst met bredewelvaart­indicatoren van het CBS (2024) waar welvaart aan ontleend wordt. Een land doet deze uitgaven om erger te voorkomen.

 

Daarnaast zijn er een aantal tweedeorde-effecten. Positief is het stimulerende effect van additionele defensie-uitgaven op de economie als geheel. Het Centraal Planbureau (CPB, 2022) schat dat een structurele verhoging van één procentpunt van de materiële overheidsconsumptie een positief bbp-effect in de vier jaar daarna heeft van 0,3 procent van het bbp. Dat is een substantieel economisch effect, maar andere overheidsuitgaven zouden eenzelfde, dan wel groter, effect op de economie hebben (CPB, 2023). Een meta-studie vindt dat het effect op de economie van militaire uitgaven gemiddeld is (Gechert, 2015). Die aan onderwijs en infrastructuur zijn daarentegen bovengemiddeld positief.

 

Ook positief zijn de spill-overs van militaire innovatie naar civiele toepassingen. Uit empirisch onderzoek blijken die aanzienlijk zijn, maar niet ‘overwhelming’ (Moretti et al., 2023). Niet-militaire innovatie stimuleren is net zo effectief. Negatief zijn de opportuniteitskosten, die niet geheel in geld uit te drukken zijn. Slimme mensen die werken aan veiligheid kunnen niet tegelijkertijd aan het verkleinen van het klimaatprobleem werken. En als de overheid geld moet lenen om defensie-uitgaven te verhogen, stijgen de rentes op de kapitaalmarkt en remt dat private investeringen.

 

Alles bij elkaar opgeteld blijft er volgens een meta-studie van Alptekin en Levine (2012) voor hoogontwikkelde economieën geen effect van hogere defensie-uitgaven op het bbp over. En volgens D’Agostino et al. (2017) een negatief structureel effect op bbp van ongeveer de helft van de toename in de defensie-uitgaven.

Het samenwerken in Europees verband zorgt voor risico’s – wat als andere landen hun schulden niet terugbetalen of de middelen voor andere doeleinden inzetten? Ik ga in deze berekening daarom simpelweg uit van de aanname dat de kosten van investeren in defensie in landen met een slechte financiële uitgangspositie gedragen worden door de landen met een goede financiële uitgangspositie. ReArm Europe gaat om 1,5 procent van het bbp per jaar waarbij dertig procent van deze kosten waarschijnlijk neerslaan bij landen met een slechte financiële uitganspositie. Als deze door de andere EU-landen opgebracht moeten worden, zal hun bijdrage hierdoor met 0,6 procent van het bbp extra stijgen. Waarschijnlijk is deze 0,6 procent van bbp een overschatting van de kosten van Europese solidariteit, zie Anev Janse et al. (2025), maar omdat een puur financiële benadering voorbij gaat aan het belang dat mensen hechten aan nationale zeggenschap over leger en de overheidsfinanciën – het debat over Europese solidariteit is niet voor niets al vijftien jaar behoorlijk gepolariseerd – houd ik hier toch aan vast.

Kans op Russische aanval

Verder neem ik aan dat Rusland vijf jaar later besluit of het Europa aanvalt. De kans op zo’n aanval is kleiner als de Europese landen hun defensie hebben versterkt en nog kleiner als ze dat geloofwaardig in Europees verband hebben gedaan. De kans dat Rusland aanvalt, is lastig in een getal te vatten. Ruslandkenners en analisten houden het op kwalificaties als ‘somewhat likely’ of ‘possible’. Voor deze analyse vertaal ik dat naar dertig procent kans op een Russische aanval als de defensie niet versterkt is, twintig procent kans als de defensie wel versterkt is en tien procent kans als de defensie versterkt is en er Europees samengewerkt wordt.

De kosten van het afslaan van een Russische aanval zijn hoog in het eerste scenario, als Nederland en andere EU-lidstaten geen extra investeringen hebben gedaan. De lidstaten mogen er dan wel niet alleen voor staan, ze vechten in dit scenario wel alleen; dat is zonder duidelijke coördinatie. Een oorlogseconomie is dan onvermijdelijk. In zo’n oorlogseconomie wordt de militaire productie direct door de overheid aangestuurd, de civiele vraag afgeknepen, heft de overheid crisisbelastingen en dwingt ze beleggers om de staat geld te lenen (Lukkezen, 2024).

In The price of war becijfert het Kiel Institute for the World Economy de gemiddelde kosten van een grootschalig militair conflict op basis van zestig conflicten in de afgelopen honderdvijftig jaar (Federle et al., 2024). Het mediane oorlogvoerende land lijdt een cumulatief verlies van dertig procentpunt van het bbp. Ik ga uit van dertig procentpunt van het bbp aan kosten als Nederland zonder voorbereiding in een oorlogseconomie terechtkomt, twintig procentpunt als Nederland met voorbereiding ten strijde trekt en tien procentpunt als Nederland in nauwe Europese samenwerking in een conflict met Rusland terechtkomt – tien procentpunt is ook de schatting voor het mediane aangrenzende land in Federle et al. (2024).

Weging

Tabel 2 zet de welvaartskosten in de drie scenario’s op een rij en telt ze in de laatste kolom op. Wat opvalt is dat uitkomsten niet zo heel veel van elkaar verschillen: ongeacht de keuze die Nederland maakt, daalt de welvaart gemiddeld met een procent of acht.

Toch is versterking van de defensie in Europees verband veruit de beste optie. In de drie scenario’s liggen de kosten dicht bij elkaar, maar dat is alleen maar zo omdat de kosten van een oorlog vermenigvuldigd worden met de kans op een oorlog en dan lineair meegenomen worden. Het welvaartsverlies van een oorlog is echter een stuk groter omdat een oorlog allerlei goed functionerende processen in de samenleving verstoort en flinke aanpassingen op allerlei terreinen vergt (de welvaartsfunctie is concaaf), en voorbij gaat aan al het menselijk leed van een oorlog. Zeker is dat de welvaartskosten van het conflict exponentieel toenemen naarmate de kans op een conflict stijgt.

Aanbevelingen

Intensiever samenwerken lijkt alleen al vanuit de economische afweging cruciaal want Europese landen zullen anders geconfronteerd kunnen worden met zeer hoge kosten om Rusland buiten de deur te houden. Dit effectief doen vraagt om gezamenlijke schuldfinanciering, coördinatie van defensie-inkoop en militaire afstemming.

Financiering

De Tweede Kamer heeft het kabinet gevraagd niet in te stemmen en een uitzondering te bedingen voor de Nederlandse deelname aan ReArm Europe. ReArm Europe staat het EU-lidstaten toe om 800 miljard euro extra te lenen, en door zelf te lenen biedt de EU 150 miljard daarvan aan tegen lagere tarieven. ReARM Europe mogelijk maken is toch echt verstandig, ook vanuit Nederlands perspectief.

Lenen voor ReArm Europe is anders dan landen helpen tijdens de schuldencrisis. Ten eerste is het in het directe Nederlandse belang dat ook landen met een hoge schuldenpositie hun defensie-uitgaven opschroeven. Als Nederland bijdraagt, financieel of materieel, aan het versterken van de defensie van zijn bondgenoten, zijn dat geen giften, maar is dat welbegrepen eigenbelang. Door dat te doen, wordt Nederland ook weerbaarder. En zonder bijdrage van andere landen zal Nederland zelf meer moeten doen (Van Dijk, 2025).

Ten tweede biedt meer lenen de mogelijkheid om direct te beginnen met het verhogen van de defensie-­uitgaven. Zonder lenen moet de politiek het eerst eens worden over waar er bezuinigd wordt en daar fiat van Brussel voor krijgen. Dit laat onverlet dat de hogere defensie-­uitgaven de komende jaren wel hun beslag moeten krijgen in de reguliere begroting, ze zijn immers structureel van aard.

Tot slot kan ook private financiering bijdragen aan het lostrekken van investeringen in productiecapaciteit. Om dit te stimuleren zou de overheid kunnen nadenken om bestaande regelingen zoals exportkredietverzekeringen te verruimen voor het opschalen van militaire productie. Net zo belangrijk is het herzien van financiële regelgeving die investeringen in de wapenindustrie ontmoedigt.

Productie

Het versterken van de defensie vraagt om structureel hogere uitgaven aan materieel (Beeres en Bogers, 2024). Door dat ook echt vast te leggen en toe te zeggen, weet de defensie-industrie zich verzekerd van orders en zal ze de investeringen omzetten in een grotere productiecapaciteit (Galema et al., 2025). Doe dat dus.

Coördinatie van inkoop is daarbij onmisbaar. Het maakt samenwerking tussen de verschillende legers makkelijker en voorkomt dat de industrie overvraagd wordt doordat landen tegen elkaar opbieden. Samenwerking voorkomt ook dat dingen niet of juist dubbel gebeuren, en maakt het mogelijk dat schaalvoordelen behaald worden (Mejino-López en Wolff, 2024).

Mocht een oorlogssituatie zich daadwerkelijk aandienen, dan moet de productie snel verder opgeschaald kunnen worden. Dat kan eigenlijk alleen, zo laat het succes van de Amerikaanse industrie in de Tweede Wereldoorlog zien (Morgan, 1994), als voor de oorlog alle voorbereidingen al zijn getroffen. Voer daarom niet alleen een gezamenlijke grondstoffenstrategie, maar breng ook de productieprocessen en waardeketens in Europa in kaart en zorg dat het wettelijk kader in Europa geschikt is voor oorlogssituaties.

Operatie

Ten slotte past bij de operatie bescheidenheid van economen – dit is aan defensie. Wat wel steeds terugkomt in het debat en dus niet onvermeld mag blijven, is de spanning tussen nationale legers en Europese ambitie. Vorige maand nog nam de Tweede Kamer een motie aan dat er geen Europees leger mag komen.

Voor wie vaart wil maken met Europese defensie is die motie paradoxaal genoeg een zegen. Achterstevoren beginnen, met het opzetten van een Europees leger, haalt de vaart uit het opschroeven van de defensie. De legers zijn nu immers nationaal. Wat wel kan, is inzetten op specialisatie door bepaalde landen in de EU doorzettingsmacht te geven ten opzichte van andere landen – de samenwerking van de Nederlandse landmacht met de Duitse is het voorbeeld hiervan.

De afwijzende motie is ook een zegen omdat deze aansluit bij hoe Europa zich in crisissituaties steeds opnieuw uitvindt. Bij het begrotingsbeleid, bij het monetair beleid, bij bankentoezicht, maar ook bij de vaccin-inkoop begon integratie steeds met het opzetten van coördinatie tussen landen, het uitwisselen van informatie en het maken van afspraken over standaarden voordat mensen met een passend mandaat en daarmee met de bevoegdheden naar Europa gingen. Maar dan moet dat wel gebeuren.

Getty Images

Literatuur

Alptekin, A. en P. Levine (2012) Military expenditure and economic growth:
A meta-analysis. European Journal of Political Economy, 28(4), 636–650.

Anev Janse, K., R. Beetsma en C. de Vries (2025) Defensie als Europees publiek goed vergt meer dan ReArm Europe. ESB, 108(488), 158–161.

Beeres, R. en M. Bogers (2024) Slagkracht pas groter als er langjarig in Defensie wordt geïnvesteerd. ESB, 109(4830), 55–57.

Burilkov, A. en G.B. Wolff (2025) Defending Europe without the US: First estimates of what is needed. Analyse op www.bruegel.org, 21 februari.

CBS (2024) Monitor Brede Welvaart. CBS Publicatie.

CPB (2022) Macro-economische en budgettaire effecten van beleidsvarianten met Saffier 3.0. CPB Publicatie, augustus.

CPB (2023) Nieuwe inzichten over multipliers overheidsbestedingen. CPB Publicatie, februari.

Clingendael (2025) Tussen hoop en vrees. Clingendael Publicatie, maart.

D’Agostino, G., J.P. Dunne en L. Pieroni (2017) Does military spending matter for long-run growth? Defence and Peace Economics, 28(4), 429–436.

Dijk, J.H. van (2025) Zonder eurobonds of soepelere begrotingsregels moet Nederland zelf meer uitgeven. Blog op esb.nu, 12 maart.

Euronews (2024) Russia could attack NATO by end of decade, German intelligence chief warns. Euronews Nieuwsbericht, 15 oktober.

Federle, J., A. Meier, G.J. Müller et al. (2024) The price of war. Kiel Working Paper, 2262. Te vinden op www.ifw-kiel.de.

Galema, R., A. Plantinga en B. Scholtens (2025) Hogere defensie-uitgaven leiden niet per se tot grotere productiecapaciteit. ESB, 110(4844), 162–163.

Gechert, S. (2015) What fiscal policy is most effective? A meta-regression analysis. Oxford Economic Papers, 67(3), 553–580.

ISW (2024) Denying Russia’s only strategy for success. Institute for the Study of War Persbericht, 27 maart.

Jocheková, K. (2025) Russia could start a major war in Europe within 5 years, -Danish intelligence warns. Artikel op www.politico.eu, 11 februari.

Knight, M., N. Loayza en D. Villanueva (1996) The peace dividend: Military spending cuts and economic growth. IMF Staff Papers, 43(1), 1–37.

Lukkezen, J. (2024) Liever een weerbare markteconomie dan een oorlogseconomie. Position Paper over de economische consequenties van een mogelijke oorlogseconomie in Europa voor een rondetafelgesprek op 4 april 2024.

Mejino-López, J. en G. Wolff (2024) A European defence industrial strategy in a hostile world. Bruegel Policy Brief, 29/2024.

Moretti, E., C. Steinwender en J. Van Reenen (2023) The intellectual spoils of war? Defense R&D, productivity, and international spillovers. The Review of Economics and Statistics, 107(1), 1–46.

Morgan, T.D. (1994) The industrial mobilization of World War II: America goes to war. Army History, 30, 31–35.

Reuters (2025) Rutte says NATO must spend smarter on defence or face bill of 3.7% of GDP. Reuters Nieuwsbericht, 13 januari.

RAND (2024) Commission on the National Defence Strategy. RAND Publicatie, 29 juli.

SIPRI (2024) Yearbook 2024. Stockholm International Peace Research Institute.

Trouw (2024) Minister Kajsa Ollongren: ‘We hebben te lang aan een Amerikaans veiligheidsinfuus gehangen’. Trouw, 21 februari.

Auteur

  • Jasper Lukkezen

    Directeur Bofeb, adjunct-hoof­d­redacteur ESB en universitair docent aan de Universiteit Utrecht

Plaats een reactie