Europa draait dol
Aute ur(s ):
Lecq, S.G. van.der. (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4406, pagina 265, 13 juni 2003 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Het zijn zware tijden voor de Europese Unie. Van diverse kanten komen er nieuwe kansen en bedreigingen en ook van binnenuit dreigen
onbeheersbare processen. Bij het ontwerpen van de Conventie blijkt dat de kern van de Europese saamhorigheid sterk ter discussie staat
nu deze expliciet moet worden verwoord. Bestaande lidstaten liften graag mee op de stabiliteit die ze zelf moeten helpen creëren. De tien
nieuwe toetreders staan ondertussen te popelen, al hebben ze het moeilijk met de toetredingsvereisten. Aan de oostkant zit Polen, dat
afgelopen weekend in een referendum duidelijk maakte graag te willen toetreden, ook al zal de prijs van toetreding hoog zijn. Diverse
Poolse politici hebben dit benadrukt, maar de pro-Europese woorden van de paus wogen zwaarder1. Aan de westkant zit het Verenigd
Koninkrijk, dat er volgens diverse economen helemaal klaar voor is, maar heeft laten weten nog niet te willen toetreden2. Aan alle vijf
criteria van de Britse minister Brown leek te zijn voldaan, maar er is interne verdeeldheid in de regering en nu worden vier van de vijf
testen toch problematisch geacht. De verklaring van de minister dat er geen heldere en ondubbelzinnige economische reden is om toe te
treden, is met enige scepsis ontvangen. Uiteindelijk komt het goeddeels op de rente neer. Het is de vraag of de Britten bereid zijn hun
rentebeleid in handen van de ecb te geven. De snelle groei van het Verenigd Koninkrijk wordt mogelijk geremd en de stagnatie in diverse
continentale economieën kan een extern effect hebben op de Britse groei en werkgelegenheid. Daarnaast is er de afwijkende
financieringsstructuur in de Britse huizenmarkt. De hypotheekrentes worden voor zeer korte periodes vastgezet, waardoor de vele
woningbezitters heel kwetsbaar zijn voor rentebeslissingen door de centrale bank. Ook de huizenprijzen fluctueren meer dan op het
continent. Hoewel toetreding de kans op een stabiele en redelijk lage rente vergroot, lijken de Britse huizenbezitters liever een gokje te
wagen dan ergens aan vast te zitten. In het midden van de eu zitten Frankrijk en Duitsland, die zich niet netjes aan het Stabiliteits- en
Groeipact (sgp) houden en het daardoor dreigen op te blazen. Frankrijk heeft de gele kaart al op zak, maar krijgt ondanks protest van
Denemarken en Nederland toch uitstel om met een plan van aanpak te komen. Duitsland stevent op een boete af omdat het nog steeds
niet lukt het begrotingstekort tijdig beneden de drie procent te krijgen. De kleine lidstaten morren, want zij hebben hun huiswerk wel af en
missen de macht om de grote lidstaten te dwingen. Als er onder de toetreders en zittende lidstaten zoveel problemen zijn met het Pact,
moet het dan niet worden herzien? Die vraag doemt al langere tijd op. Al in mei 2002 pleitte eu-commissaris Solbes tijdens een door het
ministerie van Financiën georganiseerd congres voor onderzoek naar de werking van ‘interne stabiliteitspacten’, waarbij de lidstaten
zichzelf strakker aansturen op het behalen van de budgettaire doelstellingen3. Vanuit de Europese Commissie werd opgemerkt dat het
sgp minder krachtig werkt dan de toetredingscriteria van Maastricht. Dit is op zich niet zo verwonderlijk, want een toetreder heeft meer te
winnen dan een lidstaat die al in de eurozone zit. Niettemin doemt de vraag op of het Pact wel tanden heeft. Voorzover ze er zijn, bijten ze
nauwelijks, want ‘peer pressure’ en waarschuwingen zijn nog geen boetes4. Door eerst nauwkeurige getalsmatige grenzen te trekken en
deze onder politieke druk vervolgens ruim te interpreteren, ontstaat een ondoorzichtig proces dat lidstaten veel vrij spel geeft. De
topeconoom Willem Buiter, afgelopen voorjaar nog op bezoek bij eerdergenoemd ministerie, bepleit dan ook een ander soort pact5. Niet
de doelstellingen moeten exact zijn, maar de interpretatie moet bindend zijn. Een commissie van onbetwiste statuur moet oordelen over de
prestaties van de lidstaten. Wanneer deze commissie een onvoldoende uitdeelt, volgt geen boete, maar uitsluiting van de
beslissingsbevoegdheid in politieke gremia zoals de EcoFin-raad. Aldus wordt duidelijk dat het niet om de cijfertjes gaat, want de drie
procent en de zestig procent blijven arbitrair, maar om het principe dat ieder zijn deel moet bijdragen aan het collectieve goed van de
financiële en monetaire stabiliteit om over het gezamenlijke beleid te mogen meebeslissen. Hoewel dit pleidooi grondig onderbouwd en
alleen al daarom het overwegen waard is, zou het herschrijven van het sgp op dit moment zeer ongelegen komen. Nu de Conventie al tot
enorme afstemmingsproblemen leidt, de ecb regelmatig onder vuur ligt en van president wisselt en er tien nieuwe lidstaten aankomen,
moet ergens een anker van rust en stabiliteit overblijven. De twee Nederlanders Zalm en Duisenberg zijn momenteel tamelijk constante
factoren, maar hun Hollandse nuchterheid kan onmogelijk voorkomen dat Europa doldraait. Daarvoor moeten de grotere landen hun
neiging tot liftersgedrag gaan beheersen. Doen zij dat niet, dan eindigt de monetaire unie als een baron van Münchhausen in het moeras
en lacht het Verenigd Koninkrijk het laatst.
1 Polen staat voor een historische beslissing, Het Financieele Dagblad, 6 juni 2003.
2 R.A. Doornbosch en P.W. Jansen, Het pond nadert de euro, ESB, 24 mei 2002, blz. 404-406; S.G. van der Lecq, Mag het een pondje
minder zijn?, ESB, 14 juli 2000.
3 Budgetary policy in E(M)U; design and challenges, Ministerie van Financiën, Den Haag, mei 2002, blz. 22 en 69.
4 W.L. Heeringa, Heeft het stabiliteitspact nog tanden?, ESB, 22 febrauri 2002, blz. 144-147.
5 W.H. Buiter en C. Grafe, Patching up the pact, http://www.nber.org/~wbuiter/trans.pdf
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )