Ga direct naar de content

Ondernemingsklimaat in Nederland: van kwantiteit naar kwaliteit

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 5 2022

Het kabinet verzuimt om haar maatschappelijke ambities te verbinden aan haar ambities wat betreft het ondernemingsklimaat. Dat is een gemiste kans, want Nederland heeft alle mogelijkheden om het ondernemings­klimaat meer dienstbaar te maken aan ambitieuze, maatschappelijk doelstellingen.

In het kort

– Het aantal mensen dat betrokken is bij nieuw ondernemerschap neemt in Nederland toe.
– Ook zijn zowel burgers als experts positief over het onder­nemerschapsklimaat.
– Wel kan men ondernemerschap meer in dienst stellen van maatschappelijke-waardecreatie.

De Nederlandse regering heeft zowel ambities wat betreft belangrijke maatschappelijke uitdagingen als voor een goed ondernemingsklimaat, blijkens het huidige regeerakkoord. Naast de klimaatambities zet het kabinet ook in op “het vergroten van de kansengelijkheid en het tegengaan van discriminatie, het verbeteren van de bestaanszekerheid via het aanpakken van onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt, en het tegengaan van armoede en schulden, het gericht verlagen van belastingen, en het investeren in onze toekomstige welvaart via onderwijs en innovatie en een goed vestigingsklimaat voor ondernemers en bedrijven” (Coalitieakkoord, 2021, p. 3).

Het kabinet lijkt echter voorbij te gaan aan de kans om het ondernemersklimaat ook echt aan de maatschappelijke ambities te verbinden. Dat is een gemis, want ondernemerschap levert niet per definitie een positieve bijdrage aan de maatschappij. Baumol (1990) beargumenteerde, via historische casuïstiek en gebaseerd op de theorieën van Joseph Schumpeter, dat institutionele kenmerken bepalend zijn voor de manier waarop ondernemend talent getriggerd wordt, en aldus hoe ondernemerschap zich kan uiten in een bepaald gebied: ondernemerschap kan productief, onproductief of zelfs destructief uitvallen voor de maatschappij (kader 1).

Hoe kan het ondernemersklimaat anno nu worden beschreven, en is het in lijn met de maatschappelijke doelstellingen? In dit artikel ga ik daarop in.

Kader 1: Instituties kunnen bepaalde typen ondernemerschap aanwakkeren

Bij institutionele kenmerken gaat het om het geheel aan regulerende, normatieve en cultureel-cognitieve elementen (Scott, 1995).
Voorbeelden van instituties waaraan Baumol refereerde en die een bepaald type ondernemerschap aanwakkerden, zijn de grote nadruk op macht en verrijking, met als gevolg corruptie in het oude Rome en de nadruk op het in stand houden van dynastieën via onder meer toelatingsexamens en actieve tegenwerking van commercieel succes in het middeleeuwse China. Maar ook de situatie in de jaren tachtig en negentig in de Verenigde Staten, die gekenmerkt werden door de macht van grote multinationals, de Friedman-doctrine en de race om de patenten. Als gevolg hiervan werd er een substantieel deel van het ondernemend talent opgeslokt door het uitvechten van juridische geschillen: geld verdienen met het verdedigen van patenten werd een businessmodel op zich. Jaffe en Lerner (2004) beschreven bijvoorbeeld dat de betreffende juridische afdeling van Texas Instruments in de jaren negentig het op een na meest winstgevende onderdeel was van het bedrijf. Of dit type ondernemerschap per saldo bijdraagt aan de maatschappelijke behoeften is op zijn minst twijfel­achtig.
Institutionele kenmerken vormen een belangrijke basis in het ondernemende ecosysteem-raamwerk (Stam, 2015), en sleutelen hieraan vergt een lange adem. De andere elementen in het ondernemende ecosysteem-raamwerk hebben een sterker lokaal karakter, en zijn in het algemeen kneedbaarder op kortere termijn.

Veel ondernemerschap onder Nederl²anders

De betrokkenheid van Nederlanders bij nieuw ondernemerschap is de laatste twintig jaar sterk toegenomen (figuur 1). Die betrokkenheid is minstens tweemaal zo hoog als aan het begin van deze eeuw. Nieuw ondernemerschap is hierbij gedefinieerd als de actieve betrokkenheid bij het leiden én runnen van een bedrijf dat ofwel momenteel wordt opgezet, ofwel recent is gestart (tot 42 maanden terug). Deze maat van nieuw ondernemerschap wordt sinds 2001 afgeleid uit de Global Entrepreneurship Monitor (GEM, 2022; Panteia, 2021). Via vragenlijsten worden er elk jaar ten minste 2.000 volwassenen bevraagd over hun houding ten aanzien van en hun betrokkenheid bij ondernemerschap. Dit gebeurt in circa vijftig landen per jaar via een gestandaardiseerde methodiek (Reynolds et al., 2005).

De maat voor nieuw ondernemerschap omvat een groot deel van het ondernemersproces dat gaat over het vaststellen, evalueren en exploiteren van kansen om nieuwe goederen of diensten op de markt te brengen (Stam et al., 2012). Het is daarmee een wezenlijk andere maat dan bijvoorbeeld die van het aantal zelfstandigen.

De gestegen betrokkenheid bij nieuw ondernemerschap is het gevolg van technische ontwikkelingen (met name ICT en online-afzetmogelijkheden), het alsmaar groeiende aandeel van de dienstensector, en een algemene trend naar outsourcing en inzet van onafhankelijke professionals via zzp’ers (gig economy). Waar voorheen een gemiddelde start-up nog een behoorlijke tijdsinvestering en startkapitaal vergde, is het nu zeer gemakkelijk om te starten én om snel de eerste omzet te genereren. Dat betekent ook dat het beter dan voorheen te combineren is met een ander activiteit, zoals een baan of studie. Daarnaast heeft het overheidsbeleid al vanaf begin jaren negentig het ondernemerschap structureel gestimuleerd, onder meer via fiscaal beleid en het verminderen van toetredingsbelemmeringen (Wennekers et al., 2005).

De hogere betrokkenheid is ook in belangrijke mate voortgekomen uit een stijging van het aandeel vrouwen (als percentage van alle vrouwen tussen 18-64 jaar) dat actief in nieuw ondernemerschap betrokken werd (figuur 1). Dit aandeel is maar liefst het vier- of zelfs vijfvoudige van wat het rond de eeuwwisseling was. Ook onder jonge volwassenen is ondernemerschap in Nederland populair (Techleap/UU, 2021). In de afgelopen decennia is ook het aandeel gestegen van starters met een migratie­achtergrond, tot meer dan een derde van het totale aantal starters per jaar (Braamse, 2022).

Kwaliteit van ondernemerschap blijft achter

Met de kwantiteit van het ondernemerschap zit het dus wel goed, ook wanneer we de scores van nieuw ondernemerschap vergelijken met die van andere landen. Echter, het lijkt er wel sterk op dat relatief weinig ondernemers die bij start-ups betrokken zijn ook aanzienlijke groei beogen of verwachten (Techleap/UU, 2021). Figuur 2 laat zien dat ondernemerschap op zich prima gewaardeerd wordt, en men in het algemeen ook niet bang is om eraan te beginnen, maar dat succesvolle ondernemers relatief minder kunnen rekenen op steun van de bevolking. Waar in andere landen de status van succesvolle ondernemers hoger scoort dan ‘ondernemerschap als goede carrièrestap’, is dit voor Nederland andersom.

Ecosysteem volgens experts

De Global Entrepreneurship Monitor bevraagt jaarlijks ook 36 experts op het gebied van ondernemerschap op de zogeheten ‘entrepreneurial framework conditions’, die nauw verwant zijn aan de elementen in het entrepreneurial ecosystem-raamwerk. Tezamen geven ze een beeld van het ondernemersklimaat, en dan met name de sterke een zwakke elementen. Aangezien experts scores geven per item, en het referentiekader mogelijk verschilt per land, is het wel lastig om grote conclusies te verbinden aan verschillen in scores tussen landen.

Figuur 3 laat zien dat het Nederlandse ecosysteem voor ondernemerschap behoorlijk goed wordt beoordeeld: Nederland doet het op dat vlak beter dan de landen met een hogere nationaal inkomen. Opvallend is de relatief lage score voor marktwerking, terwijl regelgeving omtrent starten niet zozeer als beklemmend wordt ervaren. In het verleden scoorde de aandacht voor ondernemerschap het laagst op de lagere en middelbare school, een kenmerk dat in de meeste landen naar voren komt. Dit lijkt zich nu te verbeteren. Hier is sinds enkele jaren meer aandacht voor in Nederland, via onder meer het O2LAB (2020). Over de beschikbaarheid van financiering is men redelijk positief.

Naar meer maatschappelijke-waardecreatie

Burgers en experts zijn dus positief over het ondernemerschapsklimaat in Nederland. Maar is het ondernemerschapsklimaat wel voldoende gericht op maatschappelijke-­waardecreatie? De Nederlandse overheid heeft in haar ondernemerschapsbeleid van de laatste jaren veel aandacht besteed aan ondernemerschap waarbij er nadrukkelijk gestreefd wordt naar substantiële waardecreatie (Stam et al., 2012) in termen van winstgevendheid, banengroei (scale-ups) en innovatie (EZ, 2014). Hierbij is men voornamelijk uitgegaan van de gedachte dat een dergelijke waardecreatie uiteindelijk ook goed zal zijn voor de maatschappij.

In toenemende mate groeit echter het besef dat zo’n nadruk op waardecreatie weliswaar voor een groeiende algemene welvaart kan zorgen, maar dat een goede verdeling ervan niet geborgd is. Daarnaast kunnen maatschappelijke excessen, die gepaard gaan met de nadruk op waarde-toe-eigening, niet zomaar tenietgedaan worden via herverdeling of compensatie.

Het aanpakken van de maatschappelijke uitdagingen gaat een stuk makkelijker als we ze niet alleen top-down via overheidsbeleid willen oplossen, maar ook bottom-up via ondernemerschap. Er is dan behoefte aan een prominentere rol voor ondernemerschap dat expliciet is gericht op creatie van maatschappelijke waarde (Stam en Bosma, 2016).

Na enige jaren van aarzeling heeft het kabinet in 2020 onderkend dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de voedingsbodem voor maatschappelijk ondernemerschap te versterken (EZK, 2020). Een in het oog springende maatregel is de invoering van de BVm, een wettelijke regeling die ondernemers de mogelijkheid biedt om te kiezen voor een maatschappelijke bv, met het oog op erkenning en betere herkenning van het maatschappelijke karakter van hun onderneming. De specifieke condities en voorwaarden die zullen gelden bij de daadwerkelijke invoering (wellicht nog in 2022) zijn hierbij cruciaal, maar mogelijk meer nog dan dat is de campagne die de overheid en andere belanghebbenden hier omheen gaan bouwen (Bosma en Hummels, 2020).

Data over maatschappelijk ondernemerschap zijn intussen nauwelijks nog voorhanden. Vooralsnog werkt men in Nederland vooral met een schatting van circa 6.000 sociale ondernemingen (Keizer et al., 2016). Er moeten meer, en ook structurele, data verzameld worden over het aantal maatschappelijke ondernemers en de kenmerken van hun activiteiten. Dit is relatief onontgonnen gebied, maar de Europese Commissie zet hier sterk op in.

De Global Entrepreneurship Monitor neemt eens in de zoveel jaren specifieke vragen op over het ondernemerschap met maatschappelijke doelstellingen. Uit de editie van 2021 bleek (weer) dat een groot deel van de mensen in Nederland die actief betrokken zijn bij nieuw ondernemerschap ook aangeeft de prioriteit te leggen bij sociale en duurzame doelstellingen, meer dan in andere landen het geval is (figuur 4). Hierbij moet meteen de kanttekening geplaatst worden dat dit om ‘zelf-gerapporteerde data’ gaat, en dat er hierbij waarschijnlijk sociaal wenselijk gedrag komt kijken.

Ondanks de beperkte data over maatschappelijk ondernemerschap vallen er interessante patronen waar te nemen. Stephan et al. (2015) toonden bijvoorbeeld dat maatschappelijk ondernemerschap bij uitstek werd beoefend door vrouwen, en in landen met instituties die men als ‘pro-sociaal’ zou kunnen kenmerken.

Nederland zou een voortrekkersrol kunnen spelen, bij de verschuiving naar een meer op maatschappelijke-waardecreatie gericht ondernemersklimaat. Mogelijk kunnen initiatieven zoals ‘de City Deal Impact Ondernemen’ hieraan bijdragen, waarbij er bijna honderd partijen samenwerken om maatschappelijk ondernemerschap beter te bedienen. Maar dan moeten er wel duidelijke keuzes worden gemaakt, die omarmd zijn door belanghebbenden en met volle overtuiging worden uitgevoerd.

Conclusie

Nederland heeft inmiddels een gezonde voedingsbodem voor nieuwe ondernemersinitiatieven, maar slechts weinig ondernemers tonen groeiambitie. Met het oog op de toekomst kan Nederland deze voedingsbodem beter laten aansluiten op zijn ambities ten aanzien van maatschappelijke uitdagingen.

Ondernemerschap wordt vaak aangeduid als de ‘motor van de economie’. Laten we deze motor verduurzamen, en meer nadruk leggen op de creatie van maatschappelijke waarde, terwijl winstgevendheid en concurrentie essentiële aspecten blijven. Dit vergt een overtuigende, structurele focus op samenwerkende actoren en factoren in het ecosysteem, die maatschappelijk ondernemen kunnen faciliteren. Het brengt de homo economicus weer dichter bij de context van de sympathie, empathie en rechtvaardigheid, die Adam Smith zelf beschreven had in The ­theory of moral sentiments (Newbert, 2018). Dit zal hier en daar schuren; om verder te komen moeten spanningen die hierbij ontstaan, worden geaccepteerd, bediscussieerd en uiteindelijk aanvaard.

Getty Images

Literatuur

Baumol, W.J. (1990) Entrepreneurship: productive, unproductive, and destructive. The Journal of Political Economy, 98(5 Part 1), 893–921.

Bosma, N. en H. Hummels (2020) Kabinet moet gehele bedrijfsleven stimuleren tot maatschappelijke bv. Het Financieele Dagblad, 17 juli.

Braamse, M. (2022) Aantal startende ondernemers met migratieachtergrond neemt toe. CBS Statistiek, 3 mei. Te vinden op www.staatvanhetmkb.nl.

Coalitieakkoord (2021) Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst: Coalitieakkoord 2021–2025 – VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Te vinden op www.kabinetsformatie2021.nl.

EZ (2014) Ambitieus ondernemerschap: een agenda voor startups en groeiers. Ministerie van Economische Zaken. Kamerbrief 31311, nr. 104. Te vinden op www.tweedekamer.nl.

EZK (2020) Kabinetsinzet Sociaal Ondernemen. 10 juli. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Kamerbrief 32637, nr. 426. Te vinden op www.tweedekamer.nl.

GEM (2022) Global Entrepreneurship Monitor 2021/2022. Global Report: Opportunity Amid Disruption. Te vinden op gemconsortium.org.

Jaffe, A.B. en J. Lerner (2004) Innovation and its discontents: how our broken patent system is endangering innovation and progress, and what to do about it. Princeton, NJ: Princeton University Press.

Keizer, A., A. Stikkers, H. Heijmans et al. (2016) Scaling the impact of the social enterprise sector. McKinsey & Company Rapport, 31 oktober.

Newbert, S.L. (2018) Achieving social and economic equality by unifying business and ethics: Adam Smith as the cause of and cure for the separation thesis. Journal of Management Studies, 55(3), 517–544.

O2LAB (2020) Ondernemerschap in het onderwijs. Informatie op www.rvo.nl.

Panteia (2021) Global Entrepreneurship Monitor Nederland 2020. Panteia Nationaal Rapport, 16 november.

Reynolds, P., N. Bosma, E. Autio et al. (2005) Global entrepreneurship monitor: data collection design and implementation 1998–2003. Small Business Economics, 24(3), 205–231.

Scott, W.R. (1995) Institutions and organizations: ideas, interests and identities. Thousand Oaks, CA: SAGE.

Stam, E. (2015) Entrepreneurial ecosystems and regional policy: a sympathetic critique. European Planning Studies, 23(9), 1759–1769.

Stam, E. en N. Bosma (2016) Nederland is nog niet rijp voor sociaal ondernemerschap. Artikel op www.socialevraagstukken, 20 december.

Stam, E., N. Bosma, A. van Witteloostuijn et al. (2012) Ambitious entrepreneurship: a review of the academic literature and new directions for public policy. Report for the Advisory Council for Science and Technology Policy (AWT) and the Flemish Council for Science and Innovation (VRWI), januari. Te vinden op www.awti.nl.

Stephan, U., L.M. Uhlaner en C. Stride (2015) Institutions and social entrepreneurship: The role of institutional voids, institutional support, and institutional configurations. Journal of International Business Studies, 46(3), 308–331.

Techleap/UU (2021) Thinking bigger: how ambitious is the Dutch entrepreneur? Techleap/UU Rapport, 13 oktober.

Wennekers, A.R.M., J. Meijaard, D. Vroonhof en N. Bosma (2005) 5. Zoetermeer/Den Haag: EIM/SMO.

Auteur

Categorieën