Ga direct naar de content

Water op de scheiding tussen markt en overheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 21 2000

Water op de scheiding tussen markt en overheid
Aute ur(s ):
Vries, P., de (auteur)
Faculteit Bestuurskunde, Universiteit Twente.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4261, pagina D14, 22 juni 2000 (datum)
Rubrie k :
Dossier Liberalisering van netw erksectoren
Tre fw oord(e n):

Het belang van de volksgezondheid, meent het tweede Kabinet Kok, en met name de minister van VROM, dat waterleidingbedrijven in
handen van de overheid behoren te blijven. Het schijnt gevaarlijk te zijn als de drinkwatervoorziening in private handen komt.
Tegelijkertijd krijgt de libe-ralisering van openbare nutsvoorzieningen, zoals elektriciteit en gas haar definitieve beslag. Waarom
kan bijvoorbeeld de gasvoorziening wel steeds verder van het publieke domein verwijderen, terwijl dat toch ook een goedje betreft dat
zo zijn gevaren voor de volksgezondheid kan hebben? Verder dwarsboomt de beslissing om de drinkwatervoorziening in publieke
handen te houden, het streven van bijvoorbeeld de Gooise NUON te komen tot een multi-nutsbedrijf dat voorziet in de levering van
stroom, gas en water. Wat maakt water zo bijzonder om aan de potentiële synergie-effecten van het multi-nutsbedrijf voorbij te gaan?
Voor het inzicht in deze vragen kan het nuttig blijken te bezien hoe in andere landen met deze problematiek wordt omgegaan.
Jones schetst een helder beeld van de geschiedenis van de liberalisering en privatisering van de watersector in Engeland en Wales.
Opmerkelijk zijn de motieven die aan deze privatisering ten grondslag liggen. Het motief van het restrictieve karakter van de publieke
financiering ten opzichte van private doet vrezen dat begrotingspolitieke argumenten van groter gewicht zijn geweest dan
doelmatigheidsoverwegingen. Doelmatigheidsbevordering lijkt een bijkomstig motief te zijn. Opvallend is de redenering dat ‘men dacht
dat’ bezit van aandelen en hogere beloningen tot betere motivatie zou leiden. Vervolgens is het niet verwonderlijk dat doelmatigheid niet
een uitvloeisel van privatisering maar als eis achteraf naar voren komt.
De beschrijving van het toezicht dat vooral ook uit deze eis voortvloeit, laat zo ongeveer alle voetangels en klemmen zien die zich in het
gebied van dit soort toezicht kunnen bevinden. Door de extra investeringen is er geen nulsituatie als ijkpunt. Er is een sterk
asymmetrische verdeling van voor het toezicht relevante informatie, waarbij de toezichthouder afhankelijk is van de actor die moet
worden beoordeeld. Er zijn verschillende productieprocessen die met elkaar samenhangen, en waarvan de prestaties simultaan moeten
worden beoordeeld. En de afruil tussen informatiekosten en doelmatigheid zal zich wreken. Kortom, de poging van bijvoorbeeld het
Water Office (Ofwat) om het ‘price cap’-model toe te passen, doet sterk denken aan de scholastieke zoektocht naar de rechtvaardige prijs.
Ten tweede: wat kan Nederland van deze Britse situatie leren? In ieder geval dat maatstafcon-currentie en benchmarking die het
ministerie van Economische Zaken (EZ) als liberaliseringsopties voor de watersector naar voren schuift, bezwaren met zich meebrengen
die sterk lijken op die van het Britse toezicht. Bijvoorbeeld bij de beoordeling van een benchmark is er eveneens informatie-asymmetrie,
waarbij het waterbedrijf zich kan verschuilen achter “bijzondere” omstandigheden. In dit licht bezien, is het de moeite waard nog eens de
andere, ook door EZ genoemde, opties van liberalisering in netwerksectoren te overwegen. Technische overwegingen verhinderen de
koppeling tot een nationaal waterleidingnet, waardoor concurrentie op het net wordt verhinderd. Dat roept de vraag op of op
kunstmatige wijze, administratief, alsnog een (inter)nationaal net kan worden gecreëerd. Immers, concurrentie op het net, en derhalve om
de consument, biedt aanzienlijke doelmatigheidsperspectieven, bijvoorbeeld als gevolg van eerder genoemde synergie-effecten, zonder
dat de overheid/toezichthouder een ‘rechtvaardige’ beslissing moet nemen in de verdeling van de doelmatigheidswinst over producent
en consument.
Zie ook S. Jones, De waterindustrie in Engeland en Wales, ESB, 22 juni 2000, blz 11

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur