ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
ESB met AOW
Zoals zovelen bij het bereiken van de vijfenzestigjarige
leeftijd terugblikken o p een werkzaam leven, zo heeft ook
de redactie van ESB het feit dat het blad dertien lustra zonder ongelukken doorkwam, een terugblik waard geacht.
Op 5 januari 1916 zag het eerste nummer van Economisch
Statistische Berichten het licht, omdat de oprichters voelden dat een ,,algemeen weekblad voor handel, nijverheid,
financiën en verkeer” hier te lande een taak te vervullen
had. Wat zij zich ten doel stelden, was ,,het gezicht o p de
groote lijnen” van het economische gebeuren van hun tijd
te bevorderen en voor dat doel ,,zooveel mogelijk zelfstandig Nederlandsche voorlichting” te verstrekken. Hoezeer ook de accenten in vijfenzestig jaar tijd zijn verlegd,
deze redactionele vertrekpunten, zoals in de oprichtingsverklaring neergelegd, zijn constanten gebleven.
Accenten zijn verlegd, hoe kan het ook anders in een
periode waarin de economische ontwikkelingen zelf zo’n
veranderlijk beloop hadden en telkens andere aspecten
naar voren deden komen. De statistische overzichten, die
de naamgeving van het blad èn zijn belang mede hadden
bepaald, verdwenen uit de kolommen, toen beter toegeruste instanties zich met de publikatie ervan belastten.
De opmaak veranderde keer o p keer, maar werd nooit een
fraai staal van grafische vormgeving – economen zoeken nu eenmaal inhoud,geenvorm. Het lettertypewijzigde
zich, maar het corps bleef onveranderlijk klein, met als
uitgangspunt: zoveel mogelijk letters opzo weinig mogelijk
papier, een economisch tijdschrift waardig.
Maar het economische leven zelf, en wat als reflectiedaarop in ESB verscheen, maakte grote veranderingen door,
soms in de vorm van heftige schokken, dan haast ongemerkt in een continu proces. De eerste wereldoorlog, die
goeddeels aan ons land voorbijging en het herstel daarna
met zijn geleidelijke industrialisatie die diep ingrijpende
gevolgen had, de grote depressie van de jaren dertig, de
zinloze vernietiging van de tweede wereldoorlog en het
wonderbaarlijke herstel dat volgde, maar dat ook weer de
kiemen in zich droeg van nieuwe vormen van stagnatie
waarop het juiste antwoord nog niet lijkt gevonden – het
passeert allemaal de revue in deze ESB. Overdrukken uit
oude jaargangen illustreren daarbij hoe tijdgenoten registreerden en in ESB verslag legden van hun bevindingen.
De periode 1916-1929 wordt beschreven door prof. dr.
P. W. Klein. Op economisch gebied was na een ernstige
inzinking in het begin van de jaren twintig sprake van een
evenwichtige expansie, die met de beurskrach van Wall
Street abrupt ten einde kwam en omsloeg in recessie en
depressie. Onder economisten woedde een tweestrijd over
het al dan niet terugkeren tot de gouden standaard, en
daarmee over de keuze voor een inflatoire dan wel deflatoire politiek. O p sociaal gebied leek de geschiedenis na
de invoering van het algemeen kiesrecht ,,even op de
plaats rust” te maken (Klein). In ESB’s uit die jaren treft
men vele artikelen over de medezeggenschap: het instellen
van een georganiseerd overleg tussen werkgevers en werknemers, dat ondanks alle discussie echter nauwelijks van
de grond kwam en inelkgevalniet leidde tot wezenlijkeveranderingen in de economische orde.
Prof. dr. Joh. de Vries beschrijft dejarendertig, waarvan
de economisch-historici nog maar nauwelijks tot een afgeronde beeldvorming zijn gekomen, maar waarin crisis en
werkloosheid centrale thema’s zijn. In ESB werd het ver-
ESB 24131-12-1980
loop van de internationale conjunctuur o p de voet gevolgd
en leidde de aloude redactionele formule van open forum
te zijn voor elk op argumenten steunend s t a n d p h t tot een
ware strijd over de monetaire politiek. Pas tegen het eind
van de jaren dertig breekt het gevoel door dat de crisis
wordt overwonnen (zie N. J. Polaks artikel ,,Vernieuwing”), maar dan staat de oorlog voor de deur.
,,Zal het dagen?”, is de vraag waarmee F. de Vries na
mei ’45 in ESBdedraad weer opvat en waarmee hij uitdrukking geeft aan zijn blijdschap, die is vermengd met twijfel.
Zal de wereld de onrust en armoede te boven komen?
,,Want we gaan de nieuwe tijd allerminst tegemoet met een
duidelijk antwoord op deze vragen”. Hoe het wonder boven wonder -en mede dank zij de Marshall-hulp -in ons
land inderdaad weer goed kwam, wordt beschreven door
prof. dr. J . Pen. De industrialisatie en de geleide loonpolitiek, de werkgelegenheid en de groei, het kwam allemaal tot stand. Maar vanzelf ging het niet, daar moet niet te
licht over worden gedacht. In een redactioneel artikel in
ESB, dat hier is herdrukt, worden oplossingen gezocht
voor de ,,deining rondom de loonbeheersing”. De welvaartsstijging zette echter door, al zag in 1960 de bioloog
ir. H. B. Goettsch zich genoodzaakt te waarschuwen ,,dat
men bij lofzangen over bijv. welvaartsverhoging door
industrialisatie de dissonant der biologische gevaren . . . .
verzuimt ten gehore te brengen”.
Toch duurt het nog tot bijna 1970, voordat zich deeerste
duidelijke tekenen van een kentering voordoen. Dan pas
ontstaat meer oog voor de negatieve externe effecten die
aan produktie en consumptie zijn verbonden. Dan ook
neemt het besef toe dat economische groei en kwaliteit van
het bestaan lang niet altijd samenvallen. Maar ook op
grond van endogene economische factoren waarschuwt
secretaris-generaal Brouwers van Economische Zaken al
in 1967 dat ,,koeler weer” o p komst is. ,,Het onbezorgde
expansiefeest spoedt zich teneinde”. Conjunctuuren structuur vertonen tekenen van instabiliteit.
De welvaartsstaat wordt dan inmiddelsverzorgingsstaat
en er tekenen zich grote maatschappelijke veranderingen
af in de sfeer van democratisering en participatie. Dat
maakt een herijking van de traditionele sociaal~conomische doelstellingen noodzakelijk, zoals dr. J . W. de Pous
beschrijft. Maar de verzorgingsstaat blijft in wezen gefundeerd op voortgaande economische expansie. En die stagneert nu juist in de jaren zeventig, met als meest directe
aanleiding de energiecrisis. De politieke en maatschappelijke besluitvorming blijven evenwel teren op voorbije
perspectieven, toen matigen en inleveren in het vocabulaire
niet voorkwamen. Deze omschakeling betekent een uitdaging aan het politieke bestel, die – aldus Van Doorn in
ESB – met alle onmiskenbare verschillen, die van 1945
nabij komt.
O p de vraag: hoe nu verder, schetst De Pous aan het slot
van zijn artikel de contouren van een mogelijke nieuwe
vorm van sociaal-economische besluitvorming die is gebaseerd o p een gezamenlijke aanpak van de overweldigende
problemen. Om deze meester te worden is er thans meer
dan ooit behoefte aan veelzijdige analyse. Als van ouds wil
ESB daarvoor ook in de komende jaren haar kolommen
open blijven stellen.
L. van der Geest
1425