Een vlucht uit de Randstad?
NJ. Kemper en P.H. Pellenbarg*
J
aarlijks komen er bijna 60.000 bedrijfsverplaatsingen voor, waarbij 180.000
werkzame personen betrokken zijn. Er zijn duidelijke verschillen tussen sectoren en
regie’s. Noord- en Zuid-Holland verliezen nog altijd veel bedrijven en de positie van
Utrecht is achteruit gegaan. Veel ondernemers wenden de blik van de Randstad af.
Met het liberaliseren van de wereldhandel en het
wegnemen van Europese grenzen wordt de concurrentie tussen landen en regie’s sterker. Een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van het bedrijfsleven is ruimte. Groei van activiteiten geeft behoefte
aan meer bedrijfsruimte, liefst ter plaatse, maar vaak
ook noodzakelijkerwijze elders. In veel regie’s en
met name in de Randstad blijkt een aanzienlijk verwacht tekort aan bedrijfsruimte . Het Ministerie van
Economische Zaken heeft het belang van voldoende
bedrijfsruimte onderkend”.
Gebrek aan bedrijfsruimte noodzaakt bedrijven
te verplaatsen. Het aantal bedrijfsverplaatsingen is de
laatste jaren steeds verder toegenomen. Het wordt
duidelijk dat het om een zeer omvangrijk verschijnsel
gaat. Inzicht in het verschijnsel bedrijfsverplaatsing
wordt geboden door het project Mutatiebalansen van
de Kamers van Koophandel . Dit project levert enerzijds gegevens over oprichting en opheffing”1. Anderzijds komen gegevens beschikbaar over bedrijfsverplaatsing. Hierover is reeds drie maal eerder
gepubliceerd3. In vervolg daarop wordt in dit artikel
een overzicht gegeven van de ontwikkeling in de periode 1992-1993.
Aantal bedrijfsverplaatsingen stabiliseert
Het aantal bedrijfsverplaatsingen is in de periode
1992-93 wederom gestegen, maar minder dan in voorgaande perioden. De toename bedroeg 4000 (7%), tegen 5000 (11%) in de jaren 1990-91. In relatieve zin
neemt de bedrijfsverplaatsing zelfs af, de verplaatsingsfactor daalde van 1992 op 1993 van 7,6 naar 7,4
(label 1). In een aantal sectoren is geen sprake meer
van toename. Dit betreft de bouw, waar het aantal
verplaatsingen gelijk is gebleven, en de industrie,
waar het aantal verplaatsingen het laatste jaar is afgenomen. De zakelijke diensten, die in voorgaande jaren voor grote groei zorgden, stabiliseren. De grootste toename vertonen nu de detailhandel en de
verzorgende diensten, met een groei van rond 9%
van 1992 op 1993. Toch is de meeste verplaatsingsdynamiek nog altijd te vinden in de groothandel en de
zakelijke diensten, zowel op de korte afstand als op
de lange afstand (verplaatsingfactor 9,5).
De jaren 1991-92 lijken een duidelijke top in de
verplaatsing aan te geven. Men mag aannemen dat
ontwikkelingen in de conjunctuur, zij het met enige
vertraging, het verplaatsingsgedrag mede bepalen.
De stuwende sectoren laten een duidelijke teruggang
zien, terwijl de detailhandel en de verzorgende diensten nog stijgen. In de detailhandel is de toegenomen
verplaatsingsdynamiek enerzijds te vinden in de primaire levensbehoeften (brood, vis, vices, groente,
zuivel, drogisterij), kleding en daarnaast in de hobby/ontspanning-sfeer. Een afname treedt op bij detailhandel in elektrische apparaten, woningtextiel en -onderhoud en rijwielen. In de horeca treft men
toename van de verplaatsing bij restaurants, cafetaria’s en catering en afname bij cafe’s. Bij de meeste
genoemde branches kan men een duidelijke relatie
constateren tussen de omzetontwikkeling in de jaren
1990/1991 en de neiging tot verplaatsen .
Ruimtelijk beeld van bedrijfsmigratie
In 1992 verplaatsten 56000 bedrijven met 180000
werkzame personen (wp). De bedrijfsverplaatsing is
dus bepaald een omvangrijk verschijnsel. Bedrijven
blijven bij verplaatsing het liefst in de buurt van de
oude vestigingsplaats. Van het bovengenoemde aan* NJ. Kemper is werkzaam bij de Vereniging van Kamers
van Koophandel en Fabrieken in Nederland te Woerden.
P.H. Pellenbarg is als hoogleraar economische geografie verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen.
1. Ministerie van Economische Zaken, Ruimte voor economische activiteit, Publicatiereeks economische structuur, nr. 1.
2. Ministerie van Economische Zaken, Ruimte voor regio’s,
1995.
3- NJ. Kemper, Economic demography of the Netherlands,
paper RSA-European congress, Groningen, 1994.
4. Vereniging van Kamers van Koophandel, Bedrijvendynamiek 1993, Oprichting en opheffing van bedrijven in Nederland, Woerden, 1994.
5. NJ. Kemper en P.H. Pellenbarg, De ruimtelijke dynamiek
in het Nederlandse bedrijfsleven, ESB, 10 februari 1988, biz.
153-159; NJ. Kemper en P.H. Pellenbarg, Bedrijfsverplaatsing in Nederland, ESB, 6 maart 1991, biz. 249-252; N.J.
Kemper en P.H. Pellenbarg, Bedrijfsverplaatsing in Nederland 1990-1991, ESB, 28 april 1993, biz. 380-384.
6. Rabobank Nederland, Cijfers en trends ’94- ’95, Utrecht,
1994.
ESB 17-5-1995
Tabel 1. Verplaatsing bedrijfsvestigingen
e
verplaatsingen
aantal
aantal
1991
1993
sector
3750
3000
7800
4850
22000
4500
8100
54000
Industrie
Bouw
Groothandel
Detailhandel
Zakelijke diensten3
Verzorgende diensten
Overigc
Totaal
Totaal 1992
Totaal 1991e
3750
3050
8500
5700
22800
5300
8900
58000
naar sector, 1993
verplaatsingsfactor
groei (%)
1992-93
1993
verplaatsingsstromen voor tussen de vier grote stads-
gewesten, vooral in de zakelijke diensten. Daarbij
verliest Den Haag aan Rotterdam en Amsterdam, en
verliest Rotterdam aan Amsterdam en Utrecht .
De migratiestromen vanuit de Randstad zijn dui-
-3,8
0,0
4,9
7,1
6,4
delijk ruimtelijk aan het verschuiven. Dit heeft met
9,5
als voorgaande jaren verliest Zuid-Holland bedrijven
8,6
1,3
9,3
6,6
3,6
4,0
9,7
aan alle andere provincies, mel de nadruk op NoordBrabanl (slerk toenemend), Noord-Holland (stabiel),
Gelderland (loenemend), maar veel minder aan Utrecht. Ook vanuit Noord-Holland vertrekken minder
56000
54000
43000
36000
4,6
7,4
7,6
7,5
name effect voor de provincie Utrecht (label 3). Even-
bedrijven naar Utrecht. Daarnaast verliest Noord-Holland bedrijven aan Flevoland (toenemend) en Gelderland (afnemend).
a. Transport, opslag, communicatie, bank- en verzekeringswezen, makelaardij,
De negatieve ontwikkeling in Utrecht wordt,
naast een flink afgenomen immigratie uit Noord- en
Zuid-Holland, ook veroorzaakt door een toegenomen vertrek uit Utrecht naar Flevoland en vooral Gelderland. Men kan hierin een bevestiging zien van het
zakelijke dienstverlening.
vaakgenoemde gebrek aan vestigingsruimte in de
b. Horeca, reparatie, sport, recreatie, reiniging, wasserijen, kappers e.d., foto-
provincie Utrecht. Het zijn vooral de groothandel en
Totaal 1989
Totaal 1987
6,7
6,1
ateliers.
c. Vooral holdings
de zakelijke diensten die Utrecht links laten liggen
d. Aantal verplaatste vestigingen in % van het totale aantal vestigingen.
(tabel 4). De groothandel verlaat Noord-Holland min-
e. Door een verandering in de registratie zijn de cijfers van 1991/1993 niet
der dan in voorgaande jaren en de zakelijke diensten
rechtstreeks vergelijkbaar met voorgaande jaren. De cijfers voor 1991 in deze
kiezen meer voor Flevoland. De groothandel uit Zuid-
label zijn een correctie op de cijfers in het vorige artikel.
Holland kiest niet meer voor Utrecht en Gelderland,
maar voor Noord-Brabant. De zakelijke diensten uit
Zuid-Holland kiezen in plaats van Utrecht meer voor
Gelderland en Noord-Brabant. Concluderend kunnen
we stellen dat Utrecht haar rol als overloopgebied
voor Noord- en Zuid-Holland is kwijtgeraakt aan Flevoland en Gelderland. Gezien het feit dat het het
vooral gaat om kleine bedrijven in de zakelijke diensten speelt de krappe en dure woningmarkt in de
provincie Utrecht hier ongetwijfeld een rol. De groei
van gemeenten als Veenendaal en Ede is hier het gevolg van. Dit wijst in de richting van het ontbreken
van een voldoende wervend aanbod in de hogere
woningmarktsegmenten in de Randstad. Het is de
zeer vraag of de woningbouwlocaties uit de Vierde
Nota Ruimtelijke Ordening (VINEX-locaties), met relatief compacte opbouw, hierin kunnen voorzien. Voorlopig zullen kleine ondernemers in de zakelijke diensten de Randstad waarschijnlijk blijven verlaten.
Daardoor zal de automobiliteit onder de groep zakelijke dienstverleners verder toenemen.
tal verplaatste 57% (32200 bedrijven met 115000 wp)
binnen de eigen gemeente (gemiddelde grootte 3,6
wp). Tussen gemeenten binnen Kamer van Koophan-
deldistricten verplaatste 18% (10300 bedrijven met
35000 wp; gemiddelde grootte 3,4 wp). En tussen
Karners van Koophandel verplaatste 24% van de
bedrijven (13500 bedrijven met 30000 wp; gemiddelde grootte 2,2 wp). De bedrijfsgrootte neemt af naarmate de verplaatsingsafstand groter is.
Voor het ruimtelijke beeld van de verplaatsingen
is de analyse gericht op de verplaatsing van de ‘stu-
wende’ sectoren (Industrie, groothandel en zakelijke
diensten) tussen provincies. Het aantal interprovincia-
le verplaatsingen is in de jaren 1992/93 gestabiliseerd
op 5000, terwijl het in de jaren daarvoor nog sterk
groeide. Dit is vooral te wijten aan de stagnatie in de
groei van het aantal verplaatste zakelijke diensten,
dat in 1991 en 1992 nog met 600 per jaar steeg, maar
in 1993 met 50 daalde. De groothandel steeg nog wel
met resp. 200, 150 en 100 in deze jaren, terwijl de industrie toenam met resp. 100, 50 en 50.
Ruimtelijk beeld per provincie
Mobiliteit in de Randstad verschuift
In Groningen loopt het vertrekoverschot langzaam te-
Reeds een aantal jaren geeft de interprovinciale mi-
do de laatste vier jaar tamelijk stabiel-positief. Dit
gratie een beeld van vertrek uit de Randstad, met
geldt voor Friesland, Drente, Overijssel, en Gelder-
name uit Noord- en Zuid-Holland (label 2). Dit beeld
wordt in de jaren 1992/1993 gecontinueerd en in
Zuid-Holland stijgt het vertreksaldo nog verder, vooral door een toename in de zakelijke diensten. In
Noord-Holland is het vertreksaldo gedaald in zowel
land. Flevoland groeit nog altijd sterk, maar nu vooral in de zakelijke diensten, en ook Noord-Brabant
blijft een aantrekkelijke provincie voor vestiging,
maar dan vooral voor de industrie en de groothandel. Ook de provincies Zeeland en Limburg worden
de laatste jaren aantrekkelijker. Noord-Brabant en
rug (tabel 2). In een groot aantal provincies is het sal-
de groothandel als de zakelijke diensten. Zeer opvallend is het verdwijnen van het aanzienlijke vestigingsoverschot in de provincie Utrecht in de periode
1992/1993, zowel in de groothandel als de zakelijke
diensten. Binnen de Randstad doen zich aanzienlijke
7. P.H. Pellenbarg, De actuele structmtr en ontu’ikkeling
van bedrijjfsmigratieprocessen in Nederland, Faculteit der
Ruimtelijke Wetenschappen. RU Groningen, O&A nr. 79.
ook Zeeland vervullen een rol als
overloopgebied voor Zuid-Holland (label 3). Limburg heeft haar
gunstige ontwikkeling opmerkelijk genoeg aan de Randstad te
danken. Hiervan profiteert vooral
de oostelijke Mijnstreek.
Alhoewel het totaalbeeld van
Gelderland stabiel is treden er
toch duidelijke verschuivingen
op. Enerzijds verliest Gelderland
92/93
Groningen
Friesland
Drente
-45
-33
31
-14
38
24
-5
-3
7
3
6
10
-8
130
17
21
3
Flevoland
66
17
97
rug uit Utrecht. Daarnaast zien we
Gelderland
Utrecht
N-Holland
Z-Holland
Zeeland
N-Brabant
een zelfde verschuiving op de wat
Limburg
grotere afstand; minder bedrijven
uit Noord-Holland, maar meer uit
groothandel
90/91
92/93
90/91
26
-35
meer bedrijven aan Flevoland,
90/91
88/89
Overijssel
maar krijgt er anderzijds meer te-
Industrie
totaalsaldo gemid.
provincie
-51
-152
-10
89
-5
20
8
88
74
88
-119
-289
18
115
3
69
-1
4
-33
-40
5
-79
-353
33
130
15
0
29
2
-24
16
-10
24
5
9
39
14
-7
35
67
67
7
8
-58
-78
52
-76
-79
2
23
3
36
5
92/93
13
36
90/91
-2
11
-5
2
2
2
36
8
24
-5
-2
-38
-36
zakelijke diensten
92/93
7
37
8
7
22
17
-7
17
33
-10
-170
12
64
-8
-239
24
58
3
afrondingsverschillen zijn mogelijk.
Zuid-Holland, vertrekken naar
Gelderland. Flevoland ontvangt naast bedrijven uit
Veranderende vestigingsvoorkeuren
Tabel 2.
Migratiesaldo
Noord-Holland in toenemende mate ook bedrijven
uit Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland. Dezelfde
Het actuele migratiepatroon en meer in het bijzonder
provincies zorgen ook voor de positieve ontwikkeling in Overijssel, Drente en zelfs Friesland. Groningen dankt haar wat gunstiger ontwikkeling vooral
aan instroom uit Gelderland en Zuid-Holland en een
verminderd vertrek naar Friesland.
Ten opzichte van de periode 1985-86 is de ruimtelijke spreidng van de verplaatsingen duidelijk ver-
de versterkte emigratie uit de Randstadprovmcies
kan direct in verband worden gebracht met de veranderende vestigingsvoorkeur van Nederlandse onder-
groot (figuur 1 en 2). Het aantal expulsiegebieden in
de Randstad is toegenomen, maar ook het aantal attractiegebieden is toegenomen, vooral naar het oos-
ten en zuiden. Het lijkt crop dat de industrie steeds
meer uit het centrum van Nederland wordt verdron-
gen. Naast Noord- en Zuid-Holland kennen nu ook
Utrecht en Gelderland een vertrekoverschot in de industrie. Ook in de groothandel tonen deze beide provincies een drastische achteruitgang, die alleen voor
Gelderland wordt gecompenseerd door de zakelijke
diensten. Het noorden en zuiden van Nederland profiteren van deze ontwikkeling.
.
,
,
,
.
.
nemers. Thans kan gebruik gemaakt worden van gegevens uit een onderzoek van eind 1993, die goed
aansluiten op de registratie van bedrijfsmigraties over
1992 en 1993 . De basis van de meting van vestigingsvoorkeuren is een enquete onder een representatieve
steekproef van 1800 zelfstandige bedrijven met tien
en meer werkzame personen in de sectoren industrie, groothandel, transport en zakelijke dienstverlening. De enquete kreeg een respons van 40% en
toont een interessant resultaat (figuur 3).
Enerzijds is het globale beeld van de vestigingsvoorkeur van de Nederlandse ondernemers in 1993
nog hetzelfde als bij de eerste meting in 1983 en ook
bij een tussenmeting in 1989, namelijk hoge waarde8. WJ. Meester, Recent changes in the locationalpreference
of Dutch entrepreneurs. Paper RSA-European congress, Groningen, 1994.
Figuur 1. Migratie van industrie en diensten
Figuur 2. Migratie van industrie en diensten
1985/1986
1992/1993
sterke expulsie
expulsie
attractie
imjj sterke attractie
I
ESB 17-5-1995
I neutraal
vestt
g’nSen
naar provmcfe
Tabel 3- Interprovinciaal migratiesaldo vestigingen en werkzame personen 1992/1993 gemiddeld
vestigingen Industrie + groothandel + zakelijke diensten
provincie
GR
Groningen
Friesland
Drente
Overijssel
Flevoland
Gelderland
Utrecht
N-Holland
Z-Holland
Zeeland
N-Brabant
Limburg
FR
-1
1
12
-2
2
2
-1
-7
-7
-7
3
4
-5
1
4
2
3
DR
ov
-12
-2
2
1
-2
2
-2
-3
2
-6
6
-4
-1
-12
-11
0
3
-5
-3
-7
-12
0
-9
2
-5
1
5
1
2
-1
GE
7
7
NH
ZH
-4
12
5
11
-3
4
UT
-3
7
5
1
3
12
7
17
FL
-2
20
68
39
12
9
19
58
-17
-20
-12
-58
37
-39
-68
-19
1
1
0
6
4
-1
-37
-42
-2
18
-5
42
66
-66
1 21
3 103
8 10
ZE
-1
0
0
-2
totaal
NB
-4
5
-5
-1
-2
-1
-6
-4
2 -18
-1
-3
-21 -103
4
-4
0
-1
LI
-2
-1
-1
1
0
1
5
-8
-10
0
1
sal imm
-15 105
38 128
25 140
11 261
131
280
68
-1
-81
652
765
-356
34
132
14
werkzame personen
emi
120
90
115
250
149
584
766
963 1044
810 1166
59
93
682 550
192 178
tot ind
161 63
49 28
-164 -192
291 240
gh
-4
30
32
76
zd
102
-9
-4
-25
101
96
1101
753 316 336
-433 -587
59
-2
66
1165
-1674 -462 -357 -855
-1269 -103 -443 -724
-1 46
24 -22
1096 633 217 247
3 88 -10 -76
afrondingsverschillen zijn mogelijk.
ring voor het midden van het land (met Utrecht als
sen hoger gaan waarderen. De meting van 1993
toplocatie) en een van daaruit, als bij een berg, in
toont dit opnieuw, met relatief hoge stijgingscijfers
alle richtingen dalende waardering. Anderzijds komt
voor plaatsen als Enschede (+6), Tilburg (+6),
bij een vergelijking van de verandering van de indivi-
Heerlen en Sittard (beide +7). In het Noorden hoort
duele scores van alle 70 in de meting betrokken plaat-
Heerenveen (+6) bij de snelle stijgers, ongetwijfeld
sen een opmerkelijke tweedeling van Nederland naar
vanwege de relatief strategische snelwegligging die
voren, in een westelijke helft waar de waardering
haar een invalspoort voor het Noorden maakt.
daalt, en een oostelijke waar ze stijgt. Het dalingsgebied omvat de drie Randstadprovincies, Zeeland, en
de Veluwe. Het stijgingsgebied omvat het grootste
Werkgelegenheidseffecten
deel van Noord-Nederland, Twente, Oost- en Zuid
Gelderland, Noord Brabant en Limburg.
Bij de lange-afstandverplaatsingen (tussen Kamer van
Koophandeldistricten) waren in de jaren 1992/1993
gemiddeld 28000 werkzame personen per jaar betrok-
Een doniper voor de Randstad
ken. Bij de interprovinciale verplaatsingen waren dit
De sterkste daling in de bij de ondernemers opgete-
vincies waren 4400 werkzame personen betrokken,
kende vestigingspreferenties deed zich voor in de
bij de verplaatsingen in de groothandel 5800 en in de
zakelijke diensten 8800.
De verplaatste bedrijven zijn overwegend klein.
er 19000. Bij de industriele verplaatsingen tussen pro-
Randstad. Met een stippellijn is in figuur 3 het gebied
omlijnd waar de plaatsen liggen die op de in het onderzoek gehanteerde schaal van 0 tot 100 tien of
meer punten daalden tussen 1983 en 1993. Rotterdam is hier het dieptepunt met een daling van 16
punten, Den Haag noteert -13, Haarlem -14. De buiten de stippellijn liggende grote steden doen het overigens niet veel beter. Amsterdam en Utrecht scoren
bijvoorbeeld respectievelijk -8 en -9. Overduidelijk
beginnen deze steden de rekening te betalen voor de
toegenomen verkeerscongestie en voor het oplopende tekort aan geschikte en betaalbare locaties voor
bedrijfsvestiging.
Opmerkelijk is dat naast de Randstad ook Flevoland sterk daalt in de locatiewaardering. Dit is in tegenspraak met haar positie als attractiegebied bij de
bedrijfsverplaatsingen. Kennelijk hebben de ondernemers tegenover Almere en Lelystad een ambivalente
houding: ze worden als uitwijklocaties, vooral voor
de Noordelijke Randstad, duidelijk gewaardeerd
maar kennelijk niet echt bemind.
Ten slotte zijn, naast de sterke dalers, natuurlijk
ook de snelle stijgers interessant. Koploper is hier
Maastricht (+9), onze meest Europese stad zowel
dank zij het bekende verdrag als dank zij haar ligging. Al bij de tussenmeting van 1989 werd duidelijk
dat bedrijven meer over de grens kijken dan vroeger,
en de dichter bij de Oost- en Zuidgrens gelegen plaat-
Van de lange-afstandverplaatsingen in 1993 is slechts
3% groter dan tien werkzame personen, 72% heeft
een of geen (< 15 uur) werkzame personen. De gemiddelde grootte van de interprovincale verplaatsinFiguur 3. Verandering in vestigingsvoorkeur van
Nederlandse ondernemers, 1983-1993
gen bedroeg 3,8 in de periode 92/93 (tegen
3,4 in de periode 90/91). Voor de industrie
Tabel 4. Vertreksaldo vestigingen in de Randstad 1992/1993 gem.
vertrek-provincie
Utrecht
lag de grootte op 7,0 (6,3), voor de groothan-
del op 3,6 (3,3) en voor de zakelijke diensten
op 3,1 (2,7). De toename kan mede veroor-
zaakt zijn door een verbeterde registratie van
de werkzame personen.
Het werkgelegenheidssaldo van de verplaatsingen kan soms sterk afwijken van het
vestigingssaldo (label 3). Zo heeft Noord-Holland een aanzienlijk kleiner vertrekoverschot
van vestigingen (-81) dan Zuid-Holland
(-356), maar het vertreksaldo werkzame
personen van Noord-Holland (-1674) is aanzienlijk groter dan dat van Zuid-Holland
(-1269). Bij het vertrek uit Noord-Holland
gaat het om duidelijk grotere bedrijven dan in
Zuid-Holland, met name in de industrie en de
zakelijke diensten. In beide provincies ligt het
vertrekoverschot hoger dan in de voorgaande
periode. In Noord-Holland betreft dit vooral
vestigingsproinncie
Noord-Holland
IND
GH
Friesland
Drente
Overijssel
1
1
-1
1
2
-2
Flevoland
-4
Gelderland
Utrecht
N-Holland
-9
6
17
Z-Holland
7
2
-2
-2
-2
9
Zealand
N-Brabant
Limburg
Totaal
IND
GH
ZD
IND
GH
ZD
-1
-2
-2
-2
-6
-40
1
-3
-3
-2
-3
0
-6
-3
-6
-6
-11
-6
-7
-9
-9
1
-44
-15
-6
-33
-13
-54
15
Groningen
ZD
Zuid-Holland
1
2
1
2
-6
1
-5
1
-2
-7
0
-9
-4
-11
-6
-1
1
-8
-23
_2
-5
-1
-6
-3
-3
-17
-12
-17
4
26
-1
-4
0
1
1
-17
-9
6
-2
-6
-1
8
-7
-38
-58
0
-1
-1
70
0
12
-6
17
-3
-16
1
-36
IND=industrie, GH=groothandel, ZD=zakelijke diensten.
de zakelijke diensten, terwijl de groothandel
lager ligt, in Zuid-Holland gaat het juist om
de groothandel die hoger ligt. Het is opvallend dat
proces. De Randstad komt in dit proces steeds meer
Noord-Holland een constante aantrekkingskracht
op verlies te staan. Bedrijven die zoeken naar bereik-
heeft op Zuid-Hollandse bedrijven. Het zijn vooral bedrijven uit de agglomeraties Den Haag en Rotterdam
die verplaatsen naar de gemeente Amsterdam. Het
bare en betaalbare ruimte voor uitbreiding kunnen
hier steeds minder terecht, en de algemene waardering voor Randstadlocaties zakt dan ook flink. De
gaat daarbij uitsluitend om bedrijven in de zakelijke
diensten (tabel 4). Dit zijn met name kleinere bedrij-
vlucht uit de Randstad is echter geen onmiddellijke
aantasting van de economische positie van de Randstad. De Randstad heeft namelijk nog altijd het hoogste oprichtingspercentage van nieuwe bedrijven.
Ruimtegebrek en behoefte aan bereikbaarheid zijn
ven. De bedrijven in de zakelijke diensten die vertrek-
ken van Noord-Holland naar Zuid-Holland zijn twee
maal zo groot als in de omgekeerde richting. Daarom
heeft Zuid-Holland, ondanks een negatief vestigingssaldo (-70) een positief werkgelegenheidssaldo zakelijke diensten met Noord-Holland (180).
Utrecht heeft ondanks het naar nul gedaalde
veelal de motieven voor bedrijven om na een start in
de Randstad, elders ruimte te zoeken om verder te
groeien. In de bedrijfslevenscyclus komt verhuizen
het meest frequent voor in de eerste groeifase na de
in tegenstelling tot de vorige periode niet meer bij
start. De meeste verhuizende bedrijven zijn daarom
klein, en de vlucht uit de Randstad is geen directe bedreiging voor de werkgelegenheid. Maar de verplaat-
betrokken, het komt uitsluitend voort uit de (grote)
sers zijn groeiers. Het ruimtelijk patroon van het ver-
zakelijke diensten (+1100).
plaatsingsproces heeft aldus een signaalfunctie voor
vestigingssaldo wel een forse saldotoename van
verplaatste werkgelegenheid. De groothandel is daar
Gelderland heeft in tegenstelling tot de periode
90/91 nu een fors vertrekoverschot van arbeidsplaatsen, vooral veroorzaakt door de industrie. In Flevol-
and is het vestigingsoverschot meer dan verdubbeld,
vooral door de industrie en ook wel de groothandel.
Drente heeft een fors verlies geleden in de industrie,
maar in Groningen is de situatie aanzienlijk verbeterd, vooral door de industrie en de zakelijke diensten. Noord-Brabant kent een grotere toename dan in
de periode 90/91, vooral door de industrie, maar Zeeland in Limburg hebben minder winst geboekt in aantal arbeidsplaatsen.
Conclusies
De mobiliteit in het Nederlandse bedrijfsleven, alhoewel nog omvangrijk met een jaarlijks verplaatsings-
percentage van 7,4 gerekend over alle bij de Kamers
van Koophandel geregistreerde bedrijven, toont begin jaren negentig een stabilisatie, kennelijk als gevolg van de conjuncturele teruggang. Opvallend is
de voortgaande ruimtelijke uitdijing van het migratie-
ESB 17-5-1995
regie’s waar in de toekomst meer of juist minder
groei van werkgelegenheid verwacht mag worden.
N.J. Kemper
P.H. Pellenbarg
-26
-70
-6
-6
-78
-239