Vier jaar Reaganomics
Een tussentijdse balans
DR. D.M.N. VAN WENSVEEN*
,,Afgezien van de herstelperiode na de tweede wereldoorlog, zijn de economische ontwikkelingen in
de wereld nog niet eerder zo zeer door de gang van zaken in de Verenigde Staten overheerst als in
1984″. Aldus de eerste zin van net jaarverslag 1984 van De Nederlandsche Bank. Hoewel op deze
constatering wel wat valt af te dingen – te denken is onder meer aan de gevolgen van de problemen
rond de dollar in 1971/1973 – geeft deze passage wel duidelijk het belang van ons onderwerp aan: het
Amerikaanse beleid in de afgelopen jaren en de gevolgen daarvan voor de rest van de wereld. Ook in
de komende jaren zullen wij geconfronteerd blijven met de invloed van de ontwikkelingen in Amerika.
(Jit dien hoofde is het eveneens van belang na te gaan wat ,,vier jaar Reaganomics” tot dusver hebben
gebracht.
Reaganomics
Bij de omschrijving van Reaganomics baseer ik mij vooral op
het oorspronkelijke programma waarmee president Reagan begin 1981 aan het bewind kwam. De hoofdpunten daarvan waren:
– een stringente begrotingspolitiek om door uitgavenbeperking het begrotingstekort weg te werken;
– ..supply side”-elementen als deregulering en belastingverlaging om de spaar- en investeringsneiging te bevorderen, dit
mede op basis van de filosofie ,,to roll back government”;
– een monetair beleid gericht op inflatiebestrijding;
– het opvoeren van de uitgaven voor defensie.
In het midden blijve of al deze punten oorspronkelijk waren;
bij het monetaire beleid was b.v. in 1979 het roer al flink omgegooid. Wel vallen in de afgelopen jaren verschuivingen te
constateren. Zo zijn tussentijds de belastingen verhoogd en is het
doel van begrotingsevenwicht in 1984 losgelaten. Zelfs in 1988
zal de begroting niet in evenwicht zijn. Op dit moment worden
met grote hardnekkigheid vooral nog twee punten gehandhaafd,
nl. geen belastingverhoging en groei van de defensie-uitgaven.
Op dit laatste punt heeft de president overigens onder invloed
van het Congres al water bij de wijn moeten doen.
Resultaten
Bij de beoordeling van de resultaten van het in feite gevoerde
beleid kan men verschillende wegen volgen. Men kan allereerst
constateren dat in de afgelopen vier jaar als geheel belangrijke
kwantitatieve doelstellingen niet zijn gehaald, zoals met betrekking tot de groei, de werkloosheid, het begrotingstekort en de
rente. Daarbij is het wel zo dat het laatste jaar in veel opzichten
een positief beeld geeft te zien. Of dit duidt op een blijvende wending ten goede is voorlopig nog de vraag, want de ontwikkeling
sinds medio 1984 blijft weer duidelijk achter bij de verwachtingen: de groei van het bruto nationaal produkt (bnp) is sterk vertraagd, de industriele produktie is na juli/augustus 1984 licht gedaald, aan de vermindering van de werkloosheid is sinds begin
dit jaar een eind gekomen. Daarbij blijven de grote problemen
van begrotingstekort en tekort op de lopende rekening nog
steeds onopgelost.
Men kan ook een vergelijking maken met de tijd voor Reagan
en proberen te ontdekken of zich duidelijke verschillen voordoen. In label 1 zijn gemiddelde cijfers voor een aantal vierjaarsperioden weergegeven.
ESB 11-9-1985
Tabel 1. Enkele cijfers
jaargemiddelden
over de Amerikaanse economic,
1965
Groei bnp (In)
Bruto investeringen (1o bnp)
Bruto besparingen CVo bnp)
1969
t/m
1968
t/m
1972
1973
t/m
1976
1980
1980
t/m
1984
4,7
18,3
20,1
2,8
18,2
18,7
2,3
17,9
18,8
3,0
19,0
19,4
2,8
17,4
17,0
1977
t/m
Bron: OECD, 1984 ten dele geschat.
De bruto investeringen bewegen zich, ondanks het krachtige
herstel in 1984, gemiddeld nog beneden het niveau van de voorgaande perioden. Kijkt men alleen naar de bedrijfsinvesteringen, dan is de investeringsquote nagenoeg gelijk aan die van de
jaren 1977/1980, toen deze reeds hoger lag dan in de jaren daarvoor. De spaarquote is duidelijk lager dan in het verleden, hetgeen ook geldt voor de persoonlijke besparingen als percentage
van het beschikbaar inkomen (6 in de laatste twee perioden, vergeleken met rond 8 in de perioden daarvoor). Dat het met het begrotingstekort anders is uitgepakt dan de bedoeling was, is hiervoor reeds opgemerkt. Daaraan kan worden toegevoegd dat de
uitgaven van de federate overheid als percentage van het bnp in
1984 hoger waren dan in 1980 (23,8 vergeleken met 23,0).
Belangrijke vooruitgang is geboekt op het punt van de inflatie,
mede dank zij de sterke appreciatie van de dollar.
Afgaande op de gegeven cijfers kan de voorlopige conclusie
zijn dat er tot dusver nog geen fundamentele wijzigingen in de
Amerikaanse economie zichtbaar zijn geworden. Voor een definitief oordeel is het wellicht echter nog te vroeg en moet de tweede periode van Reaganomics worden afgewacht. Herbert Stein,
voormalig voorzitter van de Council of Economic Advisers,
concludeerde kort geleden dat er in de afgelopen jaren wel belangrijke stappen waren gezet, maar dat deze nog geen economische revolutie betekenden. ,,The Reagan Economic Revolution
may yet fizzle out. But at least bold steps were taken, and the ball
game is not over” 1).
* Voorzitter van de Hoofddirectie van Bank Mees & Hope NV. De
auteur, die in dit artikel zijn persoonlijke mening weergeeft, dankt drs.
P.A. Geljon voor zijn medewerking aan de totstandkoming van deze
bijdrage.
1) H. Stein, Reagan’s economic revolution: will it come to pass?, International Herald Tribune, 17april 1985.
897
Acbtergrond
te bevordering van de ondernemingsgewijze produktie e.d.
Want het is wel waar dat de Amerikaanse economic vitaal en
De twijfel over het bestaan van zo iets als een ,,economische
revolutie” wordt sterker als men probeert na te gaan hoe de
Amerikaanse opleving in 1983/1984 in feite tot stand is gekomen. Deze heeft naar mijn gevoel overwegend een keynesiaanse
achtergrond. Nog iets scherper geformuleerd: er is in de Verenigde Staten in de achterliggende jaren een pro-cyclisch beleid
gevoerd.
Toen Reagan begin 1981 aan de regering kwam, Hep de reces-
krachtig heeft gereageerd op het gevoerde beleid.
De gevolgen van de economische ontwikkeling en het beleid in
de Verenigde Staten voor andere landen zijn op veel gebieden
zichtbaar, al laten deze zich vaak niet isoleren van andere invloeden. Dat de koers van de dollar een sterk opwaartse druk heeft
ondergaan is duidelijk. Ook dat de rente in andere landen hierdoor op een hoger niveau is gebleven dan anders vermoedelijk
het geval zou zijn geweest 4). Toch valt het op dat onder meer
sie van 1980 geleidelijk ten einde. In eerste instantie vertoonde
West-Duitsland en Nederland zich in 1983 en 1984 ten dele heb-
het begrotingstekort een duidelijke teruggang. In de loop van
1981 werd voorts het monetaire beleid verkrapt. De belasting-
ben weten te isoleren van de bewegingen van de Amerikaanse
rente. Er dienen dus nuanceringen te worden aangebracht bij het
spreken over Amerikaanse invloeden op de rest van de wereld.
Daartoe bij een paar punten een kanttekening.
Het Amerikaanse economische herstel is van groot belang geweest voor de gehele wereldeconomie. De rechtstreekse invloed
daarvan op West-Europa moet echter niet overtrokken worden.
Allereerst valt het op dat de opleving in de Verenigde Staten en
West-Europ’a eind 1982 vrijwel gelijktijdig is ingezet 5); van een
rechtstreeks verband kan daardoor moeilijk sprake zijn. Wel is
de export van Europa naar de Verenigde Staten in de afgelopen
twee jaar sterk gestegen, maar het aandeel van de VS in de uitvoer is betrekkelijk beperkt (Nederland 5%, West-Duitsland
10%). Ook de binnenlandse vraagcomponenten hebben een belangrijk aandeel in het herstel gehad en ten slotte is een stuk van
de uitvoerimpuls weer doorgegeven aan andere landen in de
vorm van verhoogde invoer. Illustratief in dit verband is label 2,
waarin de binnenlandse en buitenlandse bijdrage lol de groei van
hel bnp is weergegeven.
verlaging van oktober 1981 – de eerste tranche van 5 % bijdein-
komstenbelasting – kwam te laat om nog tegenwicht te kunnen
bieden. Dit alles droeg er zeker toe bij dat de Verenigde Staten in
de tweede helft van 1981 en in 1982 afgleden in een recessie, die
scherper was dan die in Europa. Het bnp daalde in laatstgenoemd jaar met 2,3%, vergeleken met b.v. een achteruitgang
van 1% in West-Duitsland.
Wat gebeurde er daarna? In juli 1982 kwam de tweede tranche
(10%) van de belastingverlaging tot stand. Te zamen met de verhoging van de defensie-uitgaven en een verzwakkende begrotingsdiscipline droeg deze bij tot een sterke stijging van het begrotingstekort. Daarnaast werd in de zomer van 1982 het monetaire beleid verruimd. Aldus waren alle elementen voor een flinke conjuncturele opleving aanwezig, nog versterkt in 1983 door
de derde fase van 10% verlaging van de inkomstenbelasting. In
eerste instantie bleef de stijging van de bedrijfsinvesteringen beperkt. Toen ook deze zich, geheel overeenkomstig het gebruikelijke conjunctuurpatroon, in 1984 als reactie op de gunstige afzetperspectieven krachtig herstelden, was het feest complect.
Het bnp school met een record van 6,8% omhoog.
Als men de ontwikkeling in de jaren 1980- 1984 aldus interpreteert, verklaart dit enerzijds de diepte van de recessie in 1982
en anderzijds de kracht van de opleving in 1983/1984. Het beleid
heeft dus niet gewerkt via een rechtstreekse stimulering van in-
Tabel 2. Bijdrage tot de mutatie in het bruto nationaalprodukt,
inprocenten van het bnp in voorgaande periode
was, maar via een vergroting van de consumptieve vraag als gevolg van belastingverlagingen en een opvoering van de overheidsbestedingen vooral in de defensiesector. Daarbij komt dan
nog een stuk inhaalvraag, met name wat betreft woningbouw en
auto’s, en aanvulling van gedaalde voorraden 2).
Lessen en gevolgen
1984
1985
5,0
-1,3
8,6
-1,8
-0,7
BNP
3,7
6,8
3,3
Europa
Binnenlandse vraag
Netto export
1,1
0,3
1,7
0,7
1,8
0,5
BNP
vesteringen en besparingen, zoals de opzet van de Reaganomics
1983
1,4
2,4
2,3
Verenigde Staten
Binnenlandse vraag
Netto export
‘
4,0
Japan
Uit het beleid zoals het tot dusver is geschetst, vallen wel enkele lessen te trekken, maar niet in die zin dat het op belangrijke
Binnenlandse vraag
1,9
4,0
Netto export
1,5
1,8
4,5
0,8
punten navolging zou verdienen. Een pro-cyclisch beleid dat de
BNP
3,4
5,8
5,3
schommelingen in de economic versterkt, lijkt niet aanbevelenswaardig. Onze eigen vroegere ervaringen hadden al duidelijk gemaakt dat economisch beleid qua timing vaak niet erg gelukkig
is en de recente Amerikaanse ervaringen onderstrepen dat. Men
kan hier treffende parallellen constateren. De Commissie Economische Deskundigen van de SER schreef een jaar geleden:
,,In het verleden zijn veelvuldig maatregelen genomen, die ach-
teraf als pro-cyclisch moeten worden bestempeld. Vaak hing dat
samen met het feit dat er niet alleen conjunctuurbeleid werd gevoerd maar dat het beleid zich ook richtte op andere zaken…..
3)”. Als men als ,,andere zaken” leest: verlaging van de belastingdruk, verhoging defensiebudget, dan is deze passage ook
op de Verenigde Staten van toepassing. Een parallel kan men
ook zien in het begrotingsbeleid als zodanig: budgetteren op te
hoge groeicijfers en rekenen op inverdieneffecten, daarna de tegenvallers, oplopende rentelasten die verdere bezuinigingen
eisen als dat conjunctureel slecht uitkomt. We hebben het in Nederland eerder meegemaakt. Zou het dan toch beter zijn maar
helemaal geen conjunctuurbeleid te voeren en structurele normen te kiezen, zowel in het begrotingsbeleid als in de monetaire
politiek?
Afgezien hiervan kunnen wij wel het een en ander leren van de
Verenigde Staten. Ik denk dan aan ..supply side”-elementen gericht op produktiviteitsbevordering, deregulering ter bevordering van de flexibiliteit op de verschillende markten, consequen898
Bron: OECD, Economic Outlook, nr. 37, juni 1985.
Naasl een direcle bijdrage aan de Europese groei is er een belangrijke indirecle invloed van de Verenigde Slalen uilgegaan.
Te denken vail hier aan de verhoogde invoer uit landen in Zuiden Midden-Amerika en hel Verre Ooslen, die daardoor op nun
beurl in slaat waren hun import op te voeren. Aldus is ook een
bijdrage geleverd aan de beheersing van het schuldenprobleem,
hetgeen de rusl op de inlernalionale financiele marklen heefl bevorderd. Hef belang van een en ander voor de wereldeconomie is
evidenl.
2) Een soortgelijke opvatting treft men aan in de Morgan Economic
Quarterly van juni 1985, biz. 2:,,In sum, the exceptional strength of the
economy in 1983 and in the first half of last year came about because of
a highly favorable cyclical environment (created by an extended period of
depressed activity) and a strong policy thrust”.
3) Commissie Economische Deskundigen, Rapport conjunctuurbeleid
in de jaren tachtig, SER publikatie nr. 13, 6 juni 1984, biz. 45.
4) Zie voor deze aspecten de bijdrage van dr. Wellink in dit nummer.
5) Zie b.v. de produktiegrafiek in De Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht, 1985, nr. l.blz. 5.
Wat het kapitaalverkeer betreft is het frappant te zien dat bij
het beleggingsverkeer de laatste drie jaar kapitaal uit de Verenigde Staten naar Nederland stroomt, deels door aankoop van Nederlandse aandelen door Amerikanen, deels ook door afstoting
van Amerikaanse aandelen door Nederlandse ingezetenen.
Blijkbaar zijn Nederlandse beleggers in het licht van de gestegen
aandelenkoersen in New York en de hoge dollar tot winstneming
overgegaan. Bij de directe investeringen van Nederland in de
Verenigde Staten doet zich de laatste jaren een vermindering
voor. Deze beweging spoort niet helemaal met de berichten over
de aanhoudende belangstelling van het Nederlandse bedrijfsleven voor investeringen in Amerika vanwege de hoge winsten aldaar, maar de financiering daarvan hoeft niet steeds uit Nederlandse bron te geschieden. Hoe het zij, neemt men de directe investeringen en het beleggingsverkeer zoals geregistreerd in de
Nederlandse betalingsbalansstatistiek te zamen, dan is de netto
Nederlandse kapitaaluitvoer naar de Verenigde Staten gedaald
van f. 2,9 mrd. in 1982 tot f. 120, resp. f. 140 mln. in 1983 en
1984. Op deze wijze is dus vanuit Nederland geen bijdrage geleverd aan de financiering van de tekorten op de Amerikaanse lopende rekening. Toch namen het effectenverkeer en de directe
investeringen daarbij in 1983 en 1984 een belangrijke plaats in,
naast omvangrijke bancaire stromen (Amerikaanse banken verminderden hun uitzettingen in het buitenland drastisch en ver-
grootten hun buitenlandse verplichtingen).
Vanuit Nederlands gezichtspunt kan bij het kapitaalverkeer
Reaganomics: het hemd nader dan de rok?
nog een opmerking worden gemaakt. Er wordt nog wel eens ge-
klaagd over de ,,kapitaalvlucht” vanuit Nederland. In belangrijke mategaat het daarbij, ook bij de categoric,,directe investeringen”, om door renteverschillen gei’nspireerde kredietverlening vooral in concernverband 6). Deze kapitaalexport past geheel in het beleid van de monetaire autoriteiten om de invloed
van het overschot op de lopende rekening op de binnenlandse liquiditeitenmassa door bevordering van de kapitaaluitvoer zoveel mogelijk te neutraliseren.
Ten slotte wil ik, in het kader van Amerikaanse invloeden op
Nederland, nog een specifiek punt noemen. De stijgende dollarkoers in 1983 en 1984 heeft een gunstige invloed gehad op de
prijs van het geexporteerde aardgas. De aardgasinkomsten van
de overheid vielen in 1984 vooral hierdoor f. 2 mrd. mee en ook
in 1985 doet deze invloed zich nog gevoelen. Dat betekent een
additionele verlaging van het financieringstekort van het Rijk en
daardoor minder vraag op de kapitaalmarkt. Op deze wijze werd
tegenwicht geboden tegen de opwaartse druk op de rente die
overigens van de stijgende dollarkoers uitging.
Vooruitzichten
Terwijl het buitenland al langere tijd met meer of minder zorg
aankijkt tegen de onevenwichtigheden die zich in de Amerikaan-
tingstekort uitgaan, hetgeen het vertrouwen van beleggers kan
aantasten. Daarbij komt de overweging dat de Verenigde Staten
thans in snel tempo een netto debiteurpositie tegenover het buitenland aan het opbouwen zijn, waardoor de vraag rijst hoe lang
het buitenland bereid is zijn dollarbezittingen aan te houden.
Hoewel ook in het verleden in de Verenigde Staten tegenstemmen tegen een al te groot optimisme zijn opgegaan, krijgt men de
indruk dat de opinie thans duidelijk aan het kenteren is. De recente tegenvallende groei heeft daartoe zeker bijgedragen. Ook
de moeilijke positie van grote delen van de Amerikaanse industrie als gevolg van de hoge dollar speelt daarin mee. In dit
verband verwijs ik vooral naar een beschouwing in de bekende
publikatie World Financial Markets van Morgan Guaranty 8).
Voortgaan op de huidige weg leidt, aldus Morgan, tot zeer grote
problemen: een moeilijker financiering van oplopende beta-
lingsbalanstekorten, een sterke stijging van de buitenlandse
schuldpositie, een verslechterende concurrentiepositie en als gevolg daarvan een toenemende roep om protectionisme. Mogelijke uitwegen via een sterke devaluatie van de dollar, een recessie
in de Verenigde Staten of een importheffing hebben nadelige
consequenties niet alleen voor Amerika maar ook voor de rest
van de wereld. Een mogelijke oplossing ligt in een internationale
strategie, waarbij Amerika zijn begrotingstekort geleidelijk terugbrengt en de groei in het buitenland gestimuleerd wordt, een
se economie hebben ontwikkeld — het begrotingstekort en het
en ander gepaard gaande met een gematigde dating van de dol-
tekort op de lopende rekening – zagen de Amerikanen zelfover-
lar, aldus Morgan.
wegend de toekomst nogal zonnig in. Wat de buitenlandse stem-
Erkend moet worden dat dit scenario aantrekkelijke kanten
men betreft wijs ik op de uitlatingen van het IMF en de Bank
heeft, ook in die zin dat de problemen op een beheerste wijze
voor Internationale Betalingen (BIB) en ook op het laatste jaarverslag van De Nederlandsche Bank 7). In de Verenigde Staten
werkte de regering voor de begroting met een scenario van een
voortgaande groei van 4% per jaar in de komende vier jaar, een
kunnen worden aangepakt. Op de recente topconferentie hebben de grote industrielanden zich niet willen binden aan een dergelijke opzet, hetgeen nog niet uitsluit dat toch in die richting
zou kunnen worden gewerkt. Te hopen valt slechts dat de nodige
verder dalende rente en werkloosheid waardoor het, overigens
tijd daarvoor beschikbaar is. Een plotselinge vermindering van
met bezuinigingen, mogelijk zou zijn het begrotingstekort te verminderen van meer dan $ 200 mrd. nu tot ca $ 80 mrd. in 1990.
het vertrouwen in de Verenigde Staten kan leiden tot een onbeheerste val van de dollar gepaard gaande met een forse rentestij-
Een zeer optimistisch beeld schetst ook het Claremont Econo-
ging in Amerika. Met een dergelijke ontwikkeling zijn noch de
mics Institute, volgens hetwelk bij een forse groei (schommelend
tussen 3 en 1% per kwartaal t/m 1988) zich nog een dating van de
inflatie en de rente zal voordoen. Daaraan wordt een blijvend
sterke dollar gekoppeld (tussen DM 3,50 en DM 4,0), waardoor
de financiering van de tekorten op de lopende rekening geen problemen oplevert.
Wat hiervoor gezegd is over de achtergronden van de Amerikaanse opleving moet echter tot voorzichtigheid manen. Niets
wijst crop dat de conjunctuurbeweging als gevolg van de Reaganomics is overwonnen en een terugslag in de economische groei
is dan ook zeker niet denkbeeldig (in feite heeft deze zich al voorgedaan). Daarvan zal dan een negatieve invloed op het begro-
Verenigde Staten noch de rest van de wereld gebaat.
ESB 11-9-1985
D.M.N. van Wensveen
6) Zie De Nederlandsche Bank, Verslag over het jaar 1984, Statistische
bijlage label 6.5.
7) Idem, biz. 13/14.
8) Morgan Guaranty Trust Company of New York, World Financial
Markets, maart/april 1985. Op het thema wordt voortgeborduurd in het
juninummer.
899