Ga direct naar de content

Een neoklassieke theorie van macht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 9 2001

Een neoklassieke theorie van macht
Aute ur(s ):
Witteloostuijn, A., van (auteur)
Hoogleraar economie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4333, pagina 859, 9 november 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Drie Amerikanen hebben de Nobelprijs voor economie ontvangen voor hun sleutelbijdragen aan de neoklassieke theorie van
asymmetrische informatie. Deze terechte aandacht voor de effecten van informatie-asymmetrieën op het gedrag van individuen,
bedrijven en markten heeft fraaie inzichten opgeleverd.
Merkwaardig is echter dat de analyse van de asymmetrie aller asymmetrieën – macht – in de moderne neoklassieke theorievorming een
ondergeschoven kindje is gebleven. Alleen in de periferie van de naoorlogse economische wetenschappen heeft de expliciete analyse
van de antecedenten, werkingen en consequenties van macht een centrale plaats gekregen. Voorbeelden daarvan zijn de marxistisch
getinte en institutionele analyses van economische verschijnselen in de sfeer van de macht van het kapitaal, respectievelijk de
machtsoorsprong van instituties. Enkele jaren geleden heeft de institutionele economisch historicus Douglass North de Nobelprijs
gekregen voor zijn analyses van het ontstaan en het effect van institutievorming.
Daarmee is niet gezegd dat de machtsnotie in de neoklassieke literatuur louter en alleen een onzichtbare rol speelt. Zonder de analyse
van markt- of monopoliemacht zou bijvoorbeeld de moderne industriële economie een ander gezicht hebben gekregen. Dit laat echter
onverlet dat een algemene neoklassieke theorie van macht niet bestaat. In de praktijk van de modellenbouw verdwijnt de expliciete
analyse van macht vrijwijl altijd achter de façade van een indrukwekkende verzameling versluierende concepten. De agent moet
bijvoorbeeld de principaal in het gareel houden via de inzet van controlemechanismen, incentiveschemata en monitoringactiviteiten.
De ontwikkeling van algemene theorieën van macht is overgelaten aan de sociologie. Dat is een gemiste kans. Niet alleen is het alles
behalve ondenkbaar dat ook in deze context het neoklassieke analyse-instrumentarium een buitengewoon efficiënte
theorieproductietechnologie is, ook is de doorslaggevende rol van macht niet weg te denken uit het economische leven van alledag.
Een voorbeeld dat veel stof doet opwaaien, is dat van internationale vrijhandel of – in modern fout Nederlands jargon – ‘globalisering’.
Aan de ene kant steken vrijhandelsprotagonisten niet onder stoelen of banken dat de weg naar mondiale welvaart is geplaveid met
internationale vrijhandel. Aan de andere kant wint de anti-mondialiseringsbeweging aan kracht na elke nieuwe veldslag in de stad van
een g8-, IMF- of WTO-bijeenkomst. Het pro-vrijhandelsgedachtegoed is gesneden koek voor elke keurig opgeleide econoom. De ideeën
van de anti-globalisten vallen echter buiten het blikveld van de economische hoofdstroom en worden daarom in het algemeen vol
onbegrip aangehoord. Ondanks alle fraaie ‘machteloze’ empirische en theoretische analyses van de evidente voordelen van internationale
vrijhandel, liggen aan deze tegenstellingen uiteindelijk argumenten in de sfeer van ongelijke machtsverhoudingen ten grondslag. Het
IMF en de WTO zijn Northiaanse instituties van de macht, aldus de anti-globalisten, waarin de strijd tussen de machtigen en de
machtelozen wordt beslecht ten voordele van de machtigen in de Westerse wereld – keer op keer. Het gevolg daarvan is asymmetrische
vrijhandel, waarbij handelsbelemmeringen eenzijdig worden opgeheven of opgelegd, al naar gelang de belangen van machtige partijen in
het Westen.
Een ander voorbeeld is te vinden in de discussie over corporate governance. De publicatie van het rapport van de commissie onder
voorzitterschap van oud-Aegon-topman Jaap Peters markeert in de Nederlandse context een waterscheiding. Sindsdien loopt elk
tegenargument dood op de muur van het neoklassieke gedachtegoed, in het bijzonder de gewenste dominantie van
aandeelhouderswaarde als het richtsnoer van bedrijfsvoering. Daarmee wordt in feite een uitspraak gedaan over machtsverhoudingen. In
het bedrijfsleven moet de uiteindelijke macht worden gelegd in de handen van de aandeelhouder. In versluierend jargon: via de adequate
inrichting van het systeem van corporate governance moet de aandeelhouder-principaal beschikken over instrumenten waarmee kan
worden gewaarborgd dat de gedragingen van de ‘hoofdagent’ – het management – stroken met het primaire belang van deze
opperprincipaal: het maximaliseren van aandeelhouderswaarde. Na enige vertraging, via een ser-advies, is het Peteriaanse gedachtegoed
in licht verwaterde vorm vertaald in een Paars wetsvoorstel. Daarmee wordt de facto voorgesteld de bestaande machtsasymmetrieën
binnen bedrijven, met name die tussen management en personeel, verder te vergroten, met alle negatieve consequenties van dien voor
het functioneren en presteren van de interne organisatie.
In de bedrijfs- en sociale wetenschappen floreert een bonte verzameling van specifieke theorieën en theorietjes van macht. Het gevolg
van de ontwikkeling van een expliciete en mogelijk overkoepelende neoklassieke theorie in deze context kan zijn dat het inzicht in de
antecedenten, werkingen en consequenties van macht in het economische leven – binnen, buiten en via organisaties – wordt vergroot.
Misschien dat in 2075 de grondleggers van een algemene neoklassieke theorie van macht vervolgens de Nobelprijs voor economie in
ontvangst mogen nemen.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur