Een jaar na de krach
De afgelopen twee weken is de
beurskrach van 19 en 20 oktober herdachl. Een goed moment om de vraag
te stellen waarom de recessie die toen
allerwegen werd gevreesd, niet gekomen is. Waarom de economische groei
niet teruggelopen is, maar juist krachtiger blijkt te zijn dan zelfs voor oktober
1987 werd verwacht. Was de krach dan
toch een vergissing, een eenmalige gebeurtenis in de financiele economie, die
geen voorbode was van wat er in de
reele economie stond te gebeuren?
De recessie-angst van na 19 oktober
was vooral gebaseerd op de gedachte
dat een verlies aan vertrouwen bij consumenten en investeerders zou kunnen
leiden tot een inzakken van de finale bestedingen. De gedachte dus dat de
krach zelf een recessie zou veroorzaken. In mijn eigen analyse, kort na de
krach, kwam ik tot de conclusie dat een
door de krach zelf veroorzaakte recessie onwaarschijnlijk was. Zo was het in
het verleden ook nooit gegaan. Maar
natuurlijk viel niet uit te sluiten dat het
deze keer anders zou zijn, zeker voor
continentaal Europa niet, waar de economieen ook dichter tegen nulgroei
aanzaten.
De wereldeconomie zat in oktober
1987 niet tegen een recessie aan. Er
was in de VS en in het Verre Oosten
sprake van een versnelling van de economische groei, zonder dat er al tekenen waren van oververhitting. Als de
krach er op wees dat een recessie nabij was, dan was de aanloop er naar toe
wel uiterst ongebruikelijk: geen spanningen aan de aanbodzijde van de economie, dus geen oplopende looninflatie, geen overbezetting, geen vlakke
‘yield curve’. Al die klassieke voorboden
van een naderende conjunctuuromslag
hadden zich in oktober 1987 nog niet
gemeld. Toch schreef ik in mijn ESB-column van 18 november 1987 dat “de
beurs de beste conjunctuurvoorspeller
is (zeker niet onfeilbaar, maar wel de
beste)”, onder andere als reactie op uitlatingen van de directeur van het Centraal Planbureau, De Bidder, die had
gemeend dat “de beurs altijd een slechte voorspeller van de economie is”.
Twaalf maanden later lijkt het alsof
de directeur van het CPB helemaal gelijk heeft gehad. Of zal dat toch nog
moeten blijken? In ieder geval lijkt de
wereldeconomie er beter voor te staan
dan sinds 1984 het geval is geweest. In
juni wijdde The Economist al een ‘cover
story’ aan ‘1988’s economic miracle’ en
inderdaad, het is haast te mooi om waar
te zijn: zes jaar na het einde van de vo-
ESB 26-10-1988
J.J. van Duljn
rige recessie is er nog steeds een behoorlijke economische groei, in precies
het g jede tempo. Het gaat niet te hard
en het gaat niet te zacht. Net toen deze
zomer de Amerikaanse economie in de
richting van enige oververhitting leek te
gaan (scherp oplopende grondstoffenprijzen, een elke maand dalende werkloosheid, hogere bezettingsgraden),
zette een vertraging in, die tot op heden
(althans tot de nu bekend gemaakte cijfers) voortduurt. Ook in Japan is de economie in een wat rustiger vaarwater terechtgekomen, wat na de ‘boom’ van
vorig jaar ook wel gewenst was.
Bij instellingen als de OESO, het IMF
en ons eigen Planbureau heeft de grote bezorgdheid van afgelopen winter
plaatsgemaakt voor een opvallend, nog
net niet uitbundig, optimisme. De eerste
zin van het Centraal Economisch Plan
1988 luidde nog: “Na enkele jaren van
een relatief voorspoedige economische
ontwikkeling kondigt zich, zo lijkt het,
zwaarder weer aan voor onze economie”. Een andere toonzetting dan in de
Macro Economische Verkenning van
jongstleden September: “Beduidend
krachtiger dan aanvankelijk gedacht
ontwikkelt zich de buitenlandse conjunctuur”. Een belegger wordt bij zulke
‘goed-nieuws shows’ altijd wat argwanend. Hij gaat uit van de ijzeren wet dat
alles wat bekend is al in de koersen zit.
Voor de belegger gaat het er niet om te
constateren dat het dit jaar boven verwachting goed is gegaan; in oktober
1988 gaat het om de vraag wat 1989
brengen zal.
Ik heb, sinds de Amerikaanse Industrie in de zomer van 1986 weer begon
op te veren, steeds gedacht dat een re-
cessie niet voor 1989 zou komen. Het
leek me dat de wereldeconomie, geleid
door de VS en Japan, tot en met 1988
voldoende kracht zou hebben. In mijn
verwachting zou het einde van de expansie ingeleid worden door een oplopen van de inflatie, en dan in het bijzonder de looninflatie. Zolang die uit zou
blijven zou de expansie zelfs nog langer
dan 1989 kunnen duren. Die verwachting heb ik nog steeds. Het is nu een
zoeken naar de richting van de economie geworden: wat gaat er van hieruit
gebeuren? Acceleratie? Groeivertraging? Weer aantrekkende inflatieverwachtingen? De ‘extended cycle’?
Beleggers worstelen met die vragen,
zeker in de Verenigde Staten. Terwijl de
winstcijfers veel beter zijn dan werd verwacht, de economie zich ontwikkelt zoals gehoopt was (beter had de Republikeinse presidentskandidaat het niet
kunnen wensen), is de aandelenbeurs
van New York al een jaar bezig om van
de 984 punten koersdaling tussen augustus en oktober 1987 er 400 goed te
maken. Dat is minder dan 50 %. Dat bescheiden koersherstel is bovendien tot
stand gekomen bij lage omzetten – ook
al geen teken van kracht. De beleggers
lijken dus iets anders aan de horizon te
zien dan het IMF.
Is de krach van 1987 een Vergissing’
geweest, zoals we na het ‘economic miracle’ van 1988 nu horen ? Was ‘1987’
meerals ‘1962’, zoals de president van
de Nederlandsche Bank (en trouwens
hij niet alleen) ons heeft voorgehouden? In 1962 daalde de Dow Jones in
zes maanden tijd met 200 punten. Maar
binnen een jaar was die daling vrijwel
geheel weer ingelopen.
Twaalf maanden na dato is het nog
te vroeg om te concluderen dat de krach
van oktober vorig jaar een eenmalige
gebeurtenis was die we, nu het goed
gaat, gevoeglijk weer kunnen vergeten.
Van de tien koersdalingen in Wall Street
sinds 1900 van 30% of meer, zijn er negen gevolgd door een recessie. Van de
tiende weten we het nog niet: dat was
die van vorig jaar. Bij die eerste negen
koersdalingen waren er vier gevallen
waarbij de recessie vrijwel onmiddellijk
volgde (daartoe behoort 1929). Bij de
overige vijf was de gemiddelde tijdsduur
tussen begin van de koersdaling en begin van de recessie 15 maanden. Noch
de blik achteruit, in de historic, noch de
blik vooruit, in de toekomst, rechtvaardigen de verwachting dat we nu uit de
gevarenzonezijn.
J.J. van Duijn
995