De student Hans de Boer gedroeg zich al net zo als de latere VNO NCW-voorzitter. Recht voor zijn raap, altijd in voor een – toegegeven, soms wat botte – grap en volstrekt onafhankelijk in zijn denken.
Plaats van handeling was indertijd de Vrije Universiteit, midden jaren zeventig. Van de economiestudenten was er nog geen twee procent vrouw. Studenten waren onderverdeeld in algemeen economen en bedrijfseconomen. De eersten waren links en aangesloten bij de Vereniging van Economiestudenten aan de Vrije Universiteit (VESVU). De tweede groep bestond uit ‘rechtse ballen’, die zich meer thuis voelden bij de Vrije Universiteit Studenten Organisatie (VUSO), waarin Jan-Peter Balkenende (geschiedenis) en Robin Linschoten (rechten) actief waren. Hans behoorde tot de eerste groep – maar hij zou Hans niet geweest zijn als hij niet regelmatig een opinie vertolkte die tegen het linkse zere been was.
Zo vond hij de protesten tegen een collegegeldverhoging maar niks. Studenten kwamen immers vooral uit de elite, dus waarom zou hun opmaat naar een mooie carrière hun (of liever gezegd hun ouders) niet iets mogen kosten? Het was ook de tijd waarin traditionele rolpatronen werden doorbroken. Van politiek correcte symboliek moest Hans niets hebben. Hij kreeg een keer een bos bloemen van een mannelijke medestudent: een bulderlach – Hans wilde gewoon een fles jenever.
Hans was in 1977, samen met de latere ESB-redacteur Hans Kamps, een van de organisatoren van een VESVU-symposium gericht op “de meer beleidsmatige aspecten van de werkgelegenheidsproblematiek”, aldus de aankondiging in ESB (ESB, 62(3090), p. 152). Ruud Lubbers, de toen nog piepjonge minister van Economische Zaken, zou spreken. Hans bedwong de zenuwen door een grap te maken over de gezichtsbeharing van de excellentie: moesten we misschien een ruimte zoeken waar hij zich even kon scheren?
Terugblikkend was het congresprogramma een voorbode van de latere loopbaan van Hans: na de minister spraken namelijk topmannen uit het bedrijfsleven, een vertegenwoordiger van de vakbeweging, en de directeur Algemeen Economische Politiek van het Ministerie van EZ – kortom de polder. Eenmaal afgestudeerd werd Hans eerst medewerker bij het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven en daarna adviseur, onder andere op zijn geliefde Curaçao. In 1986 werd hij ondernemer en richtte hij met Hans Kamps het Bureau voor Economische Argumentatie (BEA) op. Kantoor: een zolderkamer in Badhoevedorp.
BEA beloofde opdrachtgevers om te komen met een onderbouwing voor de door hen gewenste conclusie. Dat leek cynisch, maar voor elk plan en voorstel zijn er nu eenmaal argumenten aan te dragen – en dat deed het BEA uitstekend. Niet alleen waren de twee Hansen goed in argumenteren, ook hadden zij een, organisch gegroeide, strategie om klanten voor zich te winnen en te behouden. De ene Hans – de lezer mag raden wie – ‘speelde’ de zakelijke, no-nonsense doener, en de andere afficheerde zich als de verstrooide, originele denker. De formule bleek succesvol, en leidde in 1994 tot zo’n goede deal met KPMG dat Hans verzuchtte: “ik hoef nooit meer te werken”.
Niet werken, dat lukte natuurlijk niet. En dus kwamen er het voorzitterschap van MKB-Nederland (1997–2003) en de vele ondernemersavonturen op het raakvlak van overheid en privé, waarbij de vermenging van die laatste twee soms nogal wat wenkbrauwen deed fronsen, zoals bij het Vakcollege. Uiteindelijk wilde Hans op een gegeven moment toch weer eens echt “ergens bij horen – en dat gebeurde toen hij voorzitter werd van VNO-NCW.
Hans had daar door zijn karakter een stroeve start. Zijn uitspraak dat honderdduizenden mensen met een uitkering ‘labbekakken’ zouden zijn viel niet in goede aarde. Hij maakte snel excuses voor het woordgebruik, en had spijt van het interview – maar zijn boodschap dat hoogopgeleide werklozen zich niet te min zouden moeten voelen om werk ver onder hun opleidingsniveau te doen (zoals aspergesteken) was zo gek nog niet. Het was ook geen verrassing voor wie bekend was met hoe Hans in zijn studentenjaren aankeek tegen jongeren uit welgestelde milieus die vonden dat ze wel uit de staatsruif mochten eten. Maar zijn imago van rechtse bal klopte niet met de werkelijkheid, en daar was Hans zeker niet blij mee.
Hans de Boer hield lang het idee dat de achterstand van vrouwen aan de top vanzelf zou verdwijnen. Het toont zijn kracht dat hij niet alleen publiekelijk erkende dat hij het mis had gehad, maar zelfs zijn steun uitsprak voor een wettelijk vrouwenquotum. Dat gebeurde van harte – en het wetsvoorstel is er dan ook het afgelopen jaar gekomen.
Af en toe was er een reünie van de VESVU, zo ook in oktober 2013. Vlak daarvoor overleed op 61-jarige leeftijd Ronald Gerritse, voorzitter van de AFM én een oud-VESVU-bestuurslid. Hans stelde voor om de reünie te laten voor wat die was. Uit respect en ook omdat hij verdrietig was dat Ronald voortijdig was gestorven. Nu is hij zelf ook veel te vroeg heengegaan. Hij had zeker nog heel graag zijn handen uit de mouwen willen steken.