Ga direct naar de content

Economen en vrede

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 8 1990

Economen en vrede
“Wie vrede wil, moet zich op oorlog
voorbereiden”. Dit oude adagium
brengt heel precies de ideologische
rechtvaardiging onder woorden waarmee individuele staten in de moderne
geschiedenis militaire macht hebben
opgebouwd, daarbij elkaar op steeds
hogere kosten hebben gejaagd, het onderlinge wantrouwen hebben aangewakkerd en uiteindelijk vaak de vrede
op grote schaal geweld hebben aangedaan. Economen beoefenen de discipline van het zoeken naar de efficientste
middelen om bepaalde doelen te bereiken. Wat hebben zij te zeggen over het
streven naar vrede, behalve een veroordeling van oorlog en oorlogsvoorbereiding?
Op de eerste plaats kunnen economen inzichten bijdragen ter voorkoming
van (Internationale) conflictstof. In de
meest fundamentele zin gaat het daarbij om de economische orde. Het vraagstuk hoe een economische orde met
een minimum aan conflictstof eruit ziet
is complex. Uit het werk van Jan Tinbergen kan men twee hoofdvoorwaarden
destilleren: (a) een zo rechtvaardig mogelijke verdeling en (b) een juiste besluitvormingsstructuur wat betreft verschillende niveaus van autoriteit (lokaal, regionaal, nationaal, supra-nationaal). Aan geen van beide criteria voldoet de huidige Internationale economische orde, die bij uitstek als een ongelijke en kapitalistische orde gekenschetst moetworden waarin individuele
staten een soeverein recht claimen om
alleen te beslissen over zaken die ook
anderen aangaan. Het is een tragische
paradox in de geschiedenis van de
twintigste eeuw, dat juist de poging om
een rechtvaardige orde te vestigen uiteindelijk heeft geleid tot een confrontatie zonder weerga tussen soevereine
staten die elkaar in de koude oorlog het
leiderschap van de wereld betwistten
met inzet van een gigantisch vernietigingspotentieel aan nucleaire en conventionele bewapening.
Op de tweede plaats kunnen economen wanneer er eenmaal een internationaal conflict bestaat, ideeen bijdragen hoe het conflict op vreedzame, nietgewelddadige manier kan worden bijgelegd of gehanteerd. Economen kunnen laten zien, dat alle betrokken partijen gebaat zijn bij het vermijden van
geweld, en bij het nastreven van een
voor alle betrokkenen aanvaardbare
oplossing, dat wil zeggen een compromis. Economen hebben door de aard

752

van hun discipline een fijne neus voor
het vinden van ‘positive-sum games’,
om het maar eens in spel-theoretische
termen te zeggen. Helaas zit in iedere
‘positive sum game’ nu eenmaal een
‘zero-sum game’ ingebouwd betreffende de verdeling van gezamenlijke winst,
zodat ook hier dus opnieuw conflicten
kunnen ontstaan.
De derde soort bijdrage van economen aan de vrede volgt uit de eerste
twee. Als er niet-militaire middelen zijn
om hetzij conflicten te voorkomen, hetzij ze te helpen oplossen, verliest de
militaire sector een groot deel van zijn
recht van bestaan en in ieder geval zijn
geclaimde monopoliepositie bij het bevorderen van de vrede, zoals die in de
aanvangszin van dit artikel wordt uitgedrukt. Dit verlies aan rechtvaardiging
leidt tot de noodzaak van herallocatie
van middelen. Economen kunnen
weerstanden hiertegen helpen overwinnen door de positieve gevolgen van
deze herallocatie concreet aan te geven, en plannen voor conversie te ontwerpen.
Deze drie mogelijke bijdragen van
economen aan de vrede krijgen op dit
ogenblik een dramatische en urgente
actualiteit. Allereerst is daar dan de conversieproblematiek. Nu er bijna geen
dag voorbijgaat of de krant meldt een of
andere geplande inkrimping of terugtrekking van legeronderdelen van de
NAVO of het Warschaupact, lijkt vergaande ontwapening een kwestie van
een handomdraai. Niets is minder waar.
Het kolossale militair-industriele complex, dat in vele decennia binnen beide
militaire bondgenootschappen is opgebouwd is nog springlevend. Inderdaad
hebben alle betrokken landen aangekondigd hun defensiebudget, en met
name hun wapenaankopen, te zullen
verlagen. Het grote probleem dat nu
opdoemt en bij de oplossing waarvan
economen een nadrukkelijke bijdrage
hebben te leveren is hoe deze politieke
beslissingen in de komende jaren uitgevoerd moeten worden met een minimum aan sociale problemen. Zonder
een systematisch geplande herorientatie van militaire naar civiele produktie is
dit onmogelijk. Wat er dan staat te gebeuren, is dat de machtige belangen
van de wapenindustrie op het beslissende ogenblik toch weer gedeeltelijk
prevaleren boven de politieke impuls
van de wederzijdse ontspanning. De
economische en sociale belangen die
op het spel staan zijn enorm. De twintig

grootste wapenproducerende bedrijven
van de OESO-landen waren in 1988 te
zamen goed voor een jaaromzet van
ruim $ 400 miljard, waarvan bijna $ 100
miljard aan wapensystemen. In deze 20
bedrijven te zamen werken naar schatting vier- en een half miljoen personen.
Driekwart van deze bedrijven is Amerikaans. De ontwikkeling van de technologische kennis om nieuwe generaties
nog snellere en nog preciezere kernraketten, voor radar onzichtbare bommenwerpers, spionagesatellieten enzovoort te maken staat niet stil. Zo
maakt het Sipri-jaarboek 19901 melding
van negen “selected new-generation
weapon programmes currently in research in USA” (drie nieuwe typen zeer
geavanceerde raketten met supersonische snelheden, drie nieuwe typen oorlogsvliegtuigen, waaronder een met
een snelheid van 16.000 km per uur,
een nieuw soort gevechtstank, een
nieuwe communicatiesatelliet, en een
nieuw soort (raket)motor). Het grote gevaar is, dat delen van het militair-industriele complex niet ontmanteld worden,
maar vernieuwd en gemoderniseerd
blijven verder groeien. Er zal behoefte
zijn aan een aansluitende politiek-militaire ideologie, en een nieuw vijandbeeld. Reeds wordt onder andere in de
Verenigde Staten gewezen op de toenemende militaire macht van het Zuiden als argument voor een “krachtig
militair apparaat ter bescherming van
vitale nationale belangen wereldwijd”.
Nog dramatischer is de ingreep die
plaatsvindt in de Sovjeteconomie. Volgens de conversieplannen die eind vorig jaar werden gepubliceerd, zouden
vele honderden bedrijven hun militaire
produktie moeten omschakelen naar civiele produktie. De schattingen omtrent
het aandeel van de defensiesector in de
Sovjeteconomie lopen uiteen van 10 tot
20%, waar het militaire beslag op het
bruto binnenlands produkt in de VS ligt
rond de 7 a 8 procent, indien men toeleveringsbedrijven meetelt.
Naast een actieve en alerte rol in de
planning van de conversie kunnen economen overal waar conflictstof reeds
aanwezig is en tot geweld dreigt te leiden, bijdragen tot conflictbeheersing en
tot geweldloze politieke oplossingen. In
het Sipri-jaarboek 1990 is sprake van
meerdan 32 plaatsen in de wereld waar
in 1989 gewapende conflicten plaatsvonden. Veelal is er sprake van binnenlandse conflicten, zoals in een aantal
ontwikkelingslanden, bij voorbeeld in
Midden-Amerika.
Vredesregelingen
kunnen vaak niet tot stand komen zonder een aanzienlijke ondersteuning van
de economische ontwikkeling. Ook de
aangekondigde Westduitse steun voor
1. Stockholm International Peace Research

Institute, World armaments and disarmaments, Yearbook 1990, Stockholm, 1990.

Tabel 1. Procentuele veranderingen in het bruto binnenlands produkt per hoofd,
1981-1988
Jaarlijks
gemiddelde

Totaal

over periode
1981-1988

1981-1986
-2,6

Afrika ten zuiden

1987
-4,5

-0,4

-16,3

-0,7

-0,6

-0,6

-4,7

-1,2

-0,6

-0,6

-7,1

1988

van de Sahara
Latijns-Amerika en

Caraibisch gebied
Landen met de hoogste
schulden

Bran: World Bank Annual Report 1989, zoals geciteerd door S. Sen, Sipri Yearbook 1990, biz. 204.

Tabel 2. Lange-termijnschuld van de derde wereld, financiele overdrachten en
officiele ontwikkelingshulp (ODA) 1984-1988, (mrd. dollars)
Totale schuld Schulden- Terugbetaling
3

dienst

1984
1985
1988

687
894
993

Rente-

hoofdsom

betaling

49
61
75

53
55
67

102
116
142

ODAC

Netto
6

overdrachten

-10
-29
-50

29
37
48

a. Schuldendienst is de som van terugbetaling van hoofdsom en rente.

b. Netto-overdrachten is het verschil tussen nieuwe leningen en hulp enerzijds en de schuldendienst
anderzijds.
c. ODA is de officiele ontwikkelingshulp van Westerse landen.
Bran: Idem, biz. 250.

de Sovjeteconomie wordt mede ingegeven door de behoefte aan veiligheid
en stabiliteit. Cost en West hebben na
tientallenjaren het’zero-sum game’van
de militaire confrontatie thans met wat
aarzeling ingeruild voor het ‘positivesum game’ van de economische samenwerking. Gorbatsjov heeft meer geluisterd naar economische adviseurs
dan naar militaire strategen en dit heeft
geleid tot een politieke doorbraak zonder weerga. Helaas is daarop door het
Westen in het algemeen met verbluffend weinig daadkracht en fantasie gereageerd2.
De derde manier waarop economen
de vrede kunnen dienen is door het
ontstaan van conflictstof te helpen voorkomen. De ontwikkelingscrisis waarin
de wereld zich bevindt is thans de groot-

ste bran van nieuwe conflictstof. Deze
crisis blijkt uit het al jarenlang dalende
per capita inkomen in grote delen van
de wereld, en de ‘perverse’ omkering in
de netto-kapitaalstroom tussen rijk en
arm, te weten het feit dat het Zuiden of
de derde wereld thans per jaar $ 50
miljard meer aan de rijke landen overdraagt dan het aan hulp en nieuwe leningen ontvangt. De tabellen 1 en 2
illustreren enkele van de kwantitatieve
dimensies van deze crisis. Terecht
heeft daarom Jan Tinbergen in zijn artikel in ESB in 1988ontwikkelingcentraal
gesteld3.
Maar er is meer. De groei van de
wereldbevolking, die nog altijd meer
dan twee procent per jaar bedraagt en
voor 90% plaats vindt in de derde wereld, gecombineerd met de gerecht-

vaardigde verlangens van de meerderheid van de wereldbevolking om er materieel op vooruit te gaan en de onwil
van de rest om ‘in te leveren’, leidt onherroepelijk tot ernstige knelpunten wat
betreft het milieu. De problemen rond
de beheersing van het broeikaseffect
onder andere door het terugdringen van
CO2-uitstoot geeft een voorproefje van
wat ons nog te wachten staat. Het voorkomen van onbeheersbare conflicten
rond de verdeling van de ecologische
ruimte is thans een vredestaak bij uitstek onder andere van economen. Dit
vergt een andere visie op economische
ontwikkeling, die door het zogenaamde
Brundtland-rapport4 is aangeduid met
‘sustainable development’.
Met ruwe gegevens hebben Brown
en Wolf in The state of the world, 1988 5
de kwantitatieve contouren van een alternatief ‘veiligheidsscenario’ aangegeven voor het komende decennium. Tabel 3 illustreert nun berekeningen. Maar
een werkelijk veilig beheer van onze
planeet met een maximum aan bescherming voor het leven nu en in de
toekomst vergt meer dan incidentele
herallocaties. Het gaat om fundamentele wijzigingen in prioriteiten en toewijzingsmechanismen, dat wil zeggen om
veranderingen in instituties. De Internationale economische orde staat daarbij
op het spel. Het is juist nu de tijd – de
hoogste tijd! – voor economen om zich
daar opnieuw mee bezig te houden.
Toen Jan Tinbergen enige tijd geleden
in Nederland de aanzet gaf tot de vorming van een vereniging van Economen voor Vrede6, in navolging van de
Amerikaanse Economists Against the
Arms Race was het zijn bedoeling om
economen rond deze gemeenschappelijke zaak te organiseren.

P.H.J.J. Terhal
De auteur is werkzaam bij het Centrum voor
Ontwikkelingsprogrammering van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

2. Het voorstel van onze minister-president

om met de Sovjetunie voor de energiesector
een samenwerkingsovereenkomst op lange
termijn aan te gaan, vormt een uitzondering.

3. J. Tinbergen, Ontwikkeling en ontwape-

Tabel3. Alternatief mondiaal veiligheidsscenario 1990-2000, (mrd. dollars)
Totale
Militaire
uitgaven veiligheids(gewijzigd
uitgaven
beleid)

Alternatieve uitgaven
voor mondiale
veiligheid

Militaire uitgaven
zonder besparingen
(ongewijzigd beleid)

(D
1990-1995
1996-2000

5.400
4.500

(2)

(3)

(4)

119

137

153

160

157
345

230
70

februari 1985).
4. World Commission on Environment and
Development, Our common future, Oxford,
1987 (ook genoemd Brundtland-rapport

naar de voorzitter van de Commissie, mevr.
Gro Harlem Brundtland).

4.757
3.772

5.400
4.500

(1) Bescherming van bodemvruchtbaarheid tegen erosie en verwoestijning; herbebossing.

(2) Programma’s ter bevordering van daling der bevolkingsgroei.
(3) Efficientere energieverbruiksystemen en hernieuwbare energiebronnen.
(4) Oplossing en kwijtschelding van schulden.
Bron: L Brown en E. Wolf, Reclaiming the future, in: The state of the world, 1988, A World Watch Institute
Report, New York, 1988.

ESB 15-8-1990

ning, ESB, 13 april 1988 (zie ook J. Tinbergen, De economie van de oorlog, ESB, 20

5. Lester Brown en Eric Wolf, Reclaiming the
future, The state of the world, 1988, New
York, 1988.
6. Zoals reeds vermeld in de ESS van 25 mei

jl. werd de Vereniging Economen voor Vrede
op 16 mei jl. in Rotterdam opgericht. Meer

informatie over de vereniging is te verkrijgen
via het secretariaat, p/a Centrum voor Ontwikkelingsprogrammering (010-4802168/4082173), Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

753

Auteur