Relatie tussen politieke fragmentatie en afvalbeprijzing is twijfelachtig als gemeentelijke herindeling goed worden meegenomen.
In ESB 4756 onderzoeken Dijkgraaf en Gradus (DG) waarom gemeenten overstappen op gedifferentieerde tarieven in de afvalstoffenheffing (diftar) of hier juist weer van afstappen. Zij concluderen dat diftar vaker wordt ingevoerd in minder politiek-gefragmenteerde gemeenten en op het platteland. Wegens onvolkomenheden in de gebruikte data kan die conclusie echter niet worden getrokken.
Het bedrag dat huishoudens betalen voor de afvalstoffenheffing kan bestaan uit een vast bedrag, maar ook afhankelijk zijn van de hoeveelheid afval (diftar). Voor diftar bestaan verschillende tariefsystemen die DG ordenen naar “effectiviteit van de financiële prikkel”. Vervolgens presenteren DG een matrix waarin zij aangeven hoe vaak gemeenten tussen 1999 en 2014 van tariefsysteem zijn veranderd (zie tabel 1). De matrix levert hen twee afhankelijke variabelen op: een dummyvariabele voor gemeenten die zijn overgestapt naar een tariefsysteem dat een sterkere prikkel geeft om afval te scheiden en een dummyvariabele voor gemeenten die zijn overgestapt op een tariefsysteem dat minder effectief is.
Tabel 2, op basis van COELO-data, geeft echter een heel ander beeld. Volgens de matrix van DG zijn tussen 1999 en 2014 187 gemeenten meer beprijzing toe zijn gaan passen. Volgens onze telling zijn dit er 111. Volgens DG zijn 38 gemeenten minder beprijzing toe gaan passen bij de afvalstoffenheffing, volgens onze telling slechts 11.
De verschillen komen doordat DG niet alle gemeentelijke herindelingen uit hun cijfers hebben gehaald en doordat de gegevens uit de eerste jaren fouten bevatten.
Herindeling kan leiden tot een ander tariefsysteem voor een deel van de betrokken inwoners omdat in de nieuwe gemeente na uiterlijk twee jaar één tariefsysteem moet worden gehanteerd. DG schonen hun data terecht voor dergelijke veranderingen, maar doen dit onvolledig. Deze verandering kan plaatsvinden in het jaar van de herindeling, maar ook in de jaren ervoor (als voorbereiding op de herindeling) en tot twee jaar erna. Het lijkt erop dat alleen is gekeken naar het jaar van herindeling.
Daarnaast is het lastig om in een bestand met gegevens te achterhalen welke gemeenten met een herindeling te maken hebben gehad. De naam van de gemeente of de CBS-gemeentecode bieden hier geen houvast. De CBS-gemeentecode verandert namelijk alleen als de gemeente een nieuwe naam krijgt. Uit navraag blijkt dat DG zijn uitgegaan van gemeentecodes om te achterhalen welke gemeenten te maken hebben gehad met een herindeling. Zo worden veel herindelingen gemist.
Een tweede verklaring voor de verschillen tussen tabel 1 en tabel 2 is dat de tariefgegevens van DG tot 2002 werden verzameld door een partij die de gegevens niet consequent heeft geregistreerd. Veel van de gemeenten die volgens DG overstappen van een tarief dat afhankelijk is van de grootte van de container naar een tarief dat afhankelijk is van de grootte van een huishouden deden dat vóór 2002. Die veranderingen hebben maar voor een klein deel werkelijk plaatsgevonden.
Dit alles betekent dat uit de gepresenteerde regressieresultaten geen inhoudelijke conclusies kunnen worden getrokken. Het aantal keren dat een gemeente tussen 1999 en 2014 overstapte op een minder effectieve manier van afvalbeprijzing was volgens DG al vrij laag (38). In werkelijkheid kwam dit slechts 11 keer voor: te weinig voor een statistische analyse.
2. Reactie Dijkgraaf en Gradus
Ook als een ander systeem wordt ingevoerd als gevolg van een herindeling is er de facto sprake van een verandering van het beprijzingsysteem. Lees verder
Auteur
Categorieën