discussie
Levensloopregeling heeft toch potentie
In ons artikel in ESB 4522 laten we zien dat als gecontroleerd wordt
voor de samenhang tussen kenmerken van gebruikers vrouwen,
parttimers en jongeren meer deelnemen aan de levensloopregeling (LLR) dan mannen, fulltimers en ouderen. Versantvoort en
Caminada (V&C) stellen dat onze bevindingen niet voor alle werknemers gelden. Ze zijn namelijk gebaseerd op gegevens over ambtenaren, voor wie vanwege betere verlofvoorzieningen deelname financieel gunstiger is. V&C’s redenering gaat ervan uit dat bij ambtenaren
de deelname onder vrouwen, parttimers en jongeren hoger ligt dan
bij andere werknemers. Dit lijken ze te baseren op de resultaten van
onze multivariate analyse. Die zegt echter niets over deelname in
absolute zin. Tabel 1 doet dat wel. In kolom 1 staan deelnamepercentages voor alle werknemers en in kolom 2 voor de 540.000 in
ons onderzoek betrokken ambtenaren. Omdat onze gegevens betrekking hebben op een deel van de ambtenaren, is het deelnamepercentage van 3,9 een te lage schatting vergeleken bij de werkelijke
deelname van zes procent in juli 2006 (MinBZK, 2006). Voor een
betere vergelijkbaarheid hebben we de cijfers voor ambtenaren ook
opgehoogd tot de werkelijke deelname (vermenigvuldigd met 6/3,9).
In tegenstelling tot wat V&C aannemen, verschilt het beeld bij
de ambtenaren weinig van dat voor alle werknemers. Ook bij de
ambtenaren nemen procentueel gezien vrouwen minder deel aan
de LLR dan mannen, parttimers minder dan fulltimers, en jongeren minder dan de leeftijdsgroep 45–54. Gezien de door V&C
geschetste voordelen die rationeel denkende ambtenaren aan de
regeling zouden kunnen ontlenen, is het beeld zelfs opvallend
gelijk. Zijn werknemers dan wel zo rationeel als V&C aannemen?
Wij beargumenteerden in ons artikel dat dit waarschijnlijk niet het
geval is. Vanwege kortzichtigheid, angst om verkeerd te kiezen of
simpelweg inertie zijn veel mensen geneigd om aan het standaardpakket (de spaarloonregeling) vast te houden.
Inkomen kwam in onze analyse als een kernfactor naar voren.
Werknemers die weinig verdienen, kunnen moeilijker geld opzij
zetten en hebben de facto weinig keuzevrijheid. Zij kunnen ook
minder profiteren van fiscale facilitering. Als we de preferentie voor
deelname onder verschillende groepen in kaart willen brengen, dan
dienen we hiermee rekening te houden. Wil je weten of vrouwen
meer of minder bereid zijn deel te nemen dan mannen, dan dient
deelname onder vrouwen vergeleken te worden met deelname
onder mannen binnen dezelfde salarisgroep. In onze multivariate
analyse hebben we dat gedaan. Dat leverde verrassende resultaten
op: deeltijders, vrouwen en jongeren nemen significant meer deel.
Aangezien de ambtenaren qua deelnamepercentage en patroon
weinig van andere werknemers verschillen, rechtvaardigt deze
hogere deelnamebereidheid onder de doelgroepen van de regeling
ons inziens de conclusie dat de LLR wel degelijk potentie heeft.
tabel 1
Percentages van alle werknemers en van ambtenaren die
deelnamen in de LLR in 2006, verdeeld naar kenmerken
Alle werkTotaal
Geslacht
Man
Vrouw
Leeftijd
< 25
25–34
35–44
45–54
55–64
Partner
Ja
Nee
Wekelijkse arbeidsuren2
< 20 uren of < 50%
20–28 uren of 50%–70%
28–35 uren of 70%–90%
≥ 35 uren of 90%–100%
1
2
Ambtenaren
Ambtenaren
nemers1
5,6
3,9
opgehoogd
6,0
6,3
4,6
4,4
3,5
6,8
5,4
2,3
5,3
6,2
7,2
4,2
2,9
3,6
3,4
4,8
2,7
4,5
5,5
5,2
7,4
4,2
6,2
4,9
4,2
3,1
6,5
4,8
2,2
4,0
5,9
6,4
2,3
3,2
4,1
4,3
3,5
4,9
6,3
6,6
Werkzaam 12 uur of meer per week; jaargemiddelden in procenten
Uren afkomstig van EBB van het CBS en percentages van ambtenaren
Literatuur
MinBZK (2006) Levensloopregeling (nog) niet populair onder overheidsmedewerkers.
Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Lei Delsen en Jeroen Smits
Universitair hoofddocent en senior onderzoeker bij de sectie Economie,
Radboud Universiteit Nijmegen
Verklaring gebruik doelgroepen levensloopregeling ontbreekt nog
Ons kritiekpunt was geformuleerd als uitnodiging aan Delsen en
Smits (D&S) om hun analyse aan te vullen: een duidelijk beeld
waarom deelnemers al dan niet gebruikmaken van de LLR ontbrak
(nog). Inderdaad blijkt uit hun analyse dat vrouwen, jongeren en
parttimers meer geneigd zijn tot deelname dan mannen, ouderen
en fulltimers. Echter, ook de reactie van D&S gaat voorbij aan de
mogelijke interactie tussen de LLR en regelingen omtrent ouderschapsverlof. Voor personen die van plan zijn gebruik te maken van
ouderschapsverlof is het aantrekkelijk om tevens gebruik te maken
van de LLR, gezien een behoorlijke ouderschapsverlofkorting die
onafhankelijk is van de levensloopinleg (tot 650 euro per maand).
Recente regels omtrent doorbetaling van ouderschapsverlof bij
ambtenaren zijn hierop afgestemd. Zo dienen ambtenaren die
gebruik wensen te maken van betaald ouderschapsverlof sinds
januari 2006 tevens gebruik te maken van de LLR, willen zij
dezelfde voorzieningen houden als in het verleden. Rationeel of
126
ESB
22 februari 2008
niet, waarom zouden we eraan voorbijgaan dat werknemers om
deze reden deelnemen aan de LLR? Vooral vrouwen, parttimers en
personen rond de 35 jaar en jonger kiezen voor ouderschapsverlof.
D&S stuiten op deze verrassende LLR-gebruikers. Op zoek naar
een verklaring hiervoor gaven wij in onze reactie aan dat verwevenheid tussen beide regelingen niet kan worden veronachtzaamd.
Onduidelijk blijft of D&S het op dit punt met ons eens zijn, omdat
zij op dit punt niet reageren. Wij betwijfelen verder of uitspraken
over de aantrekkelijkheid voor specifieke doelgroepen algemeen
gesteld kunnen worden door louter deelnamepercentages van
werknemers en ambtenaren te vergelijken, zoals D&S doen.
Maroesjka Versantvoort en Koen Caminada
Onderzoeker en hoogleraar bij het onderzoeksteam Hervorming Sociale
Zekerheid, Universiteit Leiden