Deeltijd-vut-regelingen
in Europa
De vergrijzing en de daling van het aanbod van jongeren op de arbeidsmarkt maken
vut-regelingen minder wenselijk en minder noodzakelijk. Daarnaast stijgt de behoefte
aan deeltijdbanen. Om aan deze ontwikkelingen tegemoet te komen is in een aantal
Europese landen, waaronder sinds kort ook Nederland, deeltijd-vut geintroduceerd.
Oudere werknemers krijgen hiermee de mogelijkheid om nun werkzaamheden geleidelijk
af te bouwen en hun kennis aan nun opvolgers over te dragen. De auteur onderzoekt de
ervaringen met deeltijd-vut in Europa. Hij concludeert dat een nationale regeling,
gefinancierd door de overheid en gesteund door de sociale partners de voorkeur verdient.
DRS. L. DELSEN*
De vrijwillige vervroegde uittreding (vut) in Nederland
dreigt onbetaalbaar te worden onder invloed van demografische ontwikkelingen als de vergrijzing en een afname van
de beroepsbevolking na het jaar 2000. De vergrijzing zal er
toe leiden dat voorde vervroegde uittreders steeds moeilijker
jongeren van de arbeidsmarkt kunnen worden aangetrokken. Er ontstaan knelpunten in de personeelsvoorziening.
Niet alleen vanuit organisatorische, maar ook vanuit sociaalpsychologische overwegingen geniet een geleidelijke bee’indiging van het werkzame leven de voorkeur boven een
abrupte beeindiging. Ook de EG-initiatieven om te komen tot
een wat soepelere en menswaardigere overgang van het
arbeidsleven naar de pensioenperiode maken een bezinning
op de pensioensituatie in Nederland noodzakelijk. Een van
de manieren om deze overgang soepeler en menswaardiger
te laten verlopen, is de toepassing van het systeem van
gedeeltelijke vrijwillige vervroegde uittreding (deeltijd-vut).
De ervaringen met deeltijd-vut in Nederland zijn beperkt. Dit
artikel geeft een samenvatting van de resultaten van een
onderzoek naar de ervaringen met deeltijd-vut in andere
Europese landen, verricht in opdracht van de Organisatie
voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek1. Enkele opmerkingen over de wenselijkheid en de mogelijke vormgeving
van een toekomstig nationaal deeltijd-vut-schema in Nederland sluiten dit artikel af.
– geleidelijk uittreden is toegestaan voor de vroegst mogelijke pensioenuittredingsdag maar er moet ter compensatie na de pensioengerechtigde leeftijd even lang
worden doorgewerkt om een volledig pensioen te kunnen ontvangen;
– een geleidelijke overgang naar het pensioen is pas
mogelijk vanaf het tijdstip waarop normaal recht op een
volledig pensioen bestaat;
– de geleidelijke uittreding is slechts toegestaan in het
kader van de vervroegde uittreedregeling. Hierbij wordt
de bestaande vut-regeling vervangen door een deeltijdvut-regeling;
– de systemen van volledige vut en deeltijd-vut bestaan
naast elkaar.
Begripsafbakening
Het aantal Europese landen dat een deeltijd-vut-regeling
kent is beperkt. Bovendien is het merendeel van deze regelingen van recente datum. De bestaande regelingen gelden
hetzij op nationaal niveau, hetzij op sectorniveau of bedrijfs-
Geleidelijke uittreding betekent in het algemeen dat de
overgang vanuit de levensfase van beroepsactiviteiten naar
de pensioenfase binnen een langere tijdsruimte plaatsvindt.
Dit gebeurt in het kader van een geleidelijke – trapsgewijze
of continue-vermindering van de beroepsactiviteiten, waarbij het zwaartepunt van de arbeidsvermindering uit een
reductie van de arbeidstijd bestaat2. Ten aanzien van geleidelijke uittreding kunnen vijf mogelijkheden worden onderscheiden:
– de arbeidstijdverkorting met een daaraan verbonden
recht op een deeltijd-vut-uitkering begint voor de vroegst
mogelijke beginleeftijd van de vut-regeling;
924
Deeltijd vrijwillige vervroegde uittreding is dus een van de
vormen van geleidelijke uittreding uit het arbeidsproces. Onder deeltijd-vut wordt verstaan het gedeeltelijk uittreden uit het
arbeidsproces, waarbij een volletijdbaan wordt omgezet in
een deeltijdbaan of de deeltijdbaan verder wordt verkort. Het
loon dat betrekking had op de arbeidstijd die minder wordt
gewerkt, wordt vervangen door een vut-uitkering3.
Deeltijd-vut in Europa
* De auteur is verbonden aan de Vakgroep Toegepaste Econpmie,
Faculteit der Beleidswetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen.
1. L. Delsen, Deeltijd-vut in Europa, OSA-werkdocu merit W 60,
Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek, Den Haag,
1989.
2. M. Stitzel, Dergleitende Obergang in den Ruhestand. Interdisciplinare Analyse einer alternativen Pensionieringsform, Campus
Verlag, Frankfurt/New York, 1987, biz. 11.
3. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Beleidsnota
deeltijdarbeid, 1987, Den Haag, biz. 32.
niveau. De volgende beschrijving beperkt zich tot de wettelijke nationale regelingen. De bestaande regelingen op sector- en bedrijfsniveau blijven hier buiten beschouwing .
Ten aanzien van de in de praktijk toegepaste nationale
wettelijke deeltijd-vut-schema’s kan een tweedeling worden
gemaakttussen schema’s met en schema’s zonder herbezettingsplicht. De schema’s in Zweden, Denemarken en Finland
hebben geen herbezettingsplicht. De in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Spanje toegepaste schema’s kennen wel
een herbezettingsplicht. Het in de Bondsrepubliek Duitsland
toegepaste systeem kent geen herbezettingsplicht, maar alleen bij herbezetting vindt restitutie van premies plaats.
Bij de schema’s met een herbezettingsplicht ligtde nadruk
op het verbeteren van de werkgelegenheidssituatie en het
terugdringen van de werkloosheid. Bij de schema’s zonder
herbezettingsplicht staat de humanisering van de arbeid
voorop. Met uitzondering van de Bondsrepubliek Duitsland
bestaat in alle landen de deeltijd-vut-regeling naast een
volletijd-vut-regeling. In het Duitse systeem vervangtde deeltijd-vut de volletijd-vut.
Het Zweedse deeltijdpensioenschema wordt gefinancierd
door een loonopslag. In het Westduitse systeem worden de
kosten eveneens gedragen door de werkgever. Bij herbezetting van de opengevallen deeltijdarbeidsplaats(en) door een
geregistreerde werkloze vindt daar echter volledige restitutie
van de extra kosten plaats. De overige Europese nationale
deeltijd-vut-schema’s worden door de staat gefinancierd.
In tegenstelling tot de volledige vut-schema’s kent geen
van de nationale systemen een recht op deeltijd-vut. Gedeeltelijke vervroegde uittreding dient plaats te vinden in overleg
tussen werknemer en werkgever.
Het Zweedse systeem
Een belangrijke conclusie die uit de praktijk van en de
ervaringen met deeltijd-vut in Europa kan worden getrokken
is dat tot op heden alleen het Zweedse systeem als een
succes kan worden beschouwd. Dit systeem werd in 1976
gei’ntroduceerd. Het Zweedse schema is het opvallendste
voorbeeld van vakbondsbetrokkenheid. Het nationale deeltijdpensioen is voortgekomen uit voorstellen van de metaalwerkersbond aan de overheid. Tot 1981 was de deelneming
aan het systeem hoog. Na 1981 daalde het aantal nieuwe
toetreders. Deze daling kan worden toegeschreven aan de
verlaging van de toegekende inkomenscompensatie in de
vorm van deeltijdpensioenuitkeringen en aan de toegenomen druk op het Zweedse bedrijfsleven tot reorganisatie. In
1987 werd de inkomenscompensatie weer verhoogd. Hierdoor nam het aantal nieuwe toetreders weer toe.
Een noodzakelijke voorwaarde voor succes van een deeltijdpensioenmodel is dat er voldoende aanbod van deeltijdarbeidsplaatsen voor oudere werknemers bestaat. De Zweedse
praktijk toont aan dat het niet onmogelijk is geschikte deeltijdarbeidsplaatsen voor oudere werknemers te creeren. De
cooperatieve opstelling van de werkgevers bij het opstellen
van deeltijdarbeidsschema’s heeft er voor gezorgd dat voor
veel Zweedse werknemers het deeltijdpensioen werkelijkheid
is geworden. Het deeltijdpensioen heeft een positief effect op
de deelnemers. Hun gezondheidstoestand verbetert en het
verzuim daalt. Deeltijd-vut heeft als voordeel dat de beroepsbelasting van de oudere werknemers vroegtijdig vermindert,
waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van
overbelasting. Dit betekent een stap in de richting van verdere
humanisering van de arbeid. De ervaringen in Zweden laten
zien dat de groei van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen wordt beperkt door de introductie van deeltijd-vut.
Bovendien kan deeltijd-vut ontslagen voorkomen. Een belangrijk kenmerk van het Zweedse systeem is dat de pensioenrechten niet worden aangetast. De deeltijdpensioenuitkering geldt als pensioendragend inkomen.
ESB 20-9-1989
Hoewel de geleidelijke uittreding voor oudere werknemers
functioneel kan zijn, zal invoering alleen plaatsvinden wanneer er eveneens bedrijfseconomische voordelen optreden.
De ervaring met deeltijd-vut in Zweden toont aan dat de
vermindering van de arbeidstijd weinig problemen heeft opgeleverd. Wel waren er enkele organisatorische veranderingen nodig door de gedeeltelijke uittreding. Sommige bedrijven gaven als problemen op dat extra administratieve kosten
en extra personeelsplanning noodzakelijk waren. Hiertegenover stonden een daling van het ziekteverzuim en een
hogere produktiviteit. Ook de ervaringen met deeltijd-vutregelingen op ondernemingsniveau in de Bondsrepubliek
Duitsland laten zien dat daar waar de leidinggevenden positief staan tegenover deeltijdarbeid geen ‘principiele organisatorische moeilijkheden’ optreden. De toeneming van de
organisatorische inspanning en van de kosten voor personeel en uitrusting van de arbeidsplaatsen wordt gecompenseerd door een grotere flexibiliteit en een lager verzuim.
Deeltijd-vut maakt het mogelijk over bepaalde relevante
vaardigheden en ervaring van werknemers te blijven beschikken. Bovendien vergemakkelijkt dit de overdracht van
activiteiten. Gefaseerde pensioenschema’s kunnen worden
ontworpen om produktiviteits- en/of investeringsverliezen als
gevolg van het vertrek van oudere werknemers te voorkomen. In de praktijk wordt deeltijd-vut in de vorm van duobanen gebruikt voor training van jongere werknemers. Uittredende werknemers en hun opvolgers werken gedurende de
laatste maanden van het gefaseerde proces samen, waarbij
de verantwoordelijkheid en de beslissingsbevoegdheid in
stappen worden overgedragen. Onderzoeksresultaten laten
bovendien zien dat veel meer functies door deeltijdkrachten
kunnen worden bezel dan nu het geval is. De meeste arbeidsplaatsen zijn deelbaar en de meeropbrengsten zijn
groterdan de meerkosten5. In principe zijn ergeen bedrijfseconomische hinderpalen voor de realisering van deze vanuit individueel oogpunt gunstige vorm van uittreding.
De ervaringen in Zweden tonen aan dat de overheid
eveneens gebaat is bij de introductie van deeltijd-vut. De
netto kosten zijn lager doordat deeltijd-vervroegde-uittreders
blijven werken, goederen en diensten produceren en belasting en sociale premies blijven betalen. Bovendien beperkt
de deeltijd-vut het aantal volledige invaliditeitspensioenen.
Het verdwijnen van volletijdsbanen kan echter wel een verlaging van de belastingopbrengsten betekenen. Ook het
Duitse systeem van ouderdomsdeeltijdarbeid zal naar verwachting een netto voordeel hebben voor de overheid. Tegenover de kosten van de deeltijd-vut-regeling staan (grotere) baten in de vorm van een vermindering van de uitgaven
voor werkloosheid. Bovendien worden er meer pensioenpremies ontvangen en minder pensioenuitgaven gedaan.
Overige Europese landen
De deeltijdpensioenschema’s in de overige landen moeten – voor zover dit nu reeds kan worden beoordeeld – als
mislukt worden beschouwd. De Franse, Engelse en Spaanse schema’s kennen een herbezettingsplicht en werden in
respectievelijk, 1982, 1983 en 1984 ge’introduceerd. Het
Deense en het Finse systeem werden in 1987 ingevoerd; het
Westduitse systeem begin 1989. De feitelijke deelneming
aan de schema’s in deze landen blijft sterk achter bij de
verwachte deelneming. Met name de ongunstige arbeids4. Voor meer details hierover zie Delsen, op. cit.
5. G. Bierig, Teilzeitarbeit, Siemens-Untersuchung, DerArbeitgeber, nr. 21/32, 1980, biz. 1257-1260; L. Delsen, Deeltijdarbeid:
mythe en realiteit, Presses Inleruniversitaires Europeennes,
Maastricht, 1986; U. Schule, Der gleitende Ubergang in den
Ruhestand als Instrument der Sozial- und Beschaftigungspolitik,
Peter Lang, Frankfurt am Main, 1987; B. Strumpel, Arbeitsplatze
sind Teilbar, DerSpiegel, nr. 30, juli 1988, biz. 68-69.
925
markt heeft bijgedragen tot deze mislukking door een toeneming van volledige vervroegde uittreding. In bijna alle landen
bestaan hier speciale regelingen voor. Op het tijdstip dat de
schema’s in Denemarken en Finland werden ingevoerd,
werd als gevolg van recessie grote druk uitgeoefend op
oudere werknemers om vervroegd uit te treden. De geringe
deelneming kan ook deels worden verklaard uit het gebrek
aan prikkels bij de ouderen en de werkgevers. Rigide herbezettingsregelingen, zoals in Spanje, Frankrijk en met name
in het Verenigd Koninkrijk, verminderen het belang van werkgevers om deeltijdbanen aan te bieden. Tevens hadden
werkgevers problemen om geschikte deeltijdwerknemers uit
het werklozenbestand aan te trekken. Wanneer bovendien
de compensatie voor het inkomensverlies slechts gering
afwijkt van de compensatie bij volledige uittreding zoals in
Frankrijk en Zweden (tussen 1981 en 1987) of de verkorting
van de arbeidstijd negatief uitpakt voor de hoogte van het
latere pensioen, zoals bij de bedrijfspensioenen in het Verenigd Koninkrijk, zal ook de interesse van de oudere werknemers voor dergelijke regelingen beperkt blijven. In krimpende sectoren die waarschijnlijk niet aan de herbezettingsvoorwaarden kunnen voldoen, beperkt de herbezettingsplicht de deelname aan deeltijd-vut. Werknemers in deze
sectoren kunnen hierdoor niet voor deeltijd-vut kiezen als
een alternatief voor volledige vut of ontslag. Ook een brede
maatschappelijke consensus is een voorwaarde voor succes
van deeltijdpensioenmodellen, zoals de Deense praktijk laat
zien. In tegenstelling tot in Zweden wijzen de Deense vakbonden en sociaal-democraten het deeltijdpensioenschema
af. Een laatste en misschien de meest hardnekkige belemmering bij de bevordering van deeltijd-vut, is de lage status
en de associatie met vrouwenwerk die deeltijdarbeid bij
oudere werknemers heeft.
Voor een beoordeling van het Duitse systeem is het nog
te vroeg.
Relevantie voor Nederland
in het arbeidsaanbod treedt een aantal belangrijke veranderingen op. De participatiegraad van mannen op de arbeidsmarkt daalt. De vergrijzing en ontgroening van de beroepsbevolking zal tot knelpunten in de personeelsvoorziening leiden. Nu reeds is op een aantal deel-arbeidsmarkten
(verpleging, metaal) sprake van schaarste. Vergrijzing en
ontgroening maken het nodig dat oudere werknemers in de
toekomst zo lang en zo goed mogelijk kunnen blijven functioneren. Deeltijdarbeid kan in veel gevallen een goede
oplossing bieden om functioneringsproblemen van ouderen
te voorkomen. De stijgende arbeidsmarktparticipatie van
vrouwen, resulterend in een stijgende vraag naar deeltijdbanen, maakt eveneens dat de promotie van deeltijdarbeid
weer relevant wordt. Ook ter voorkoming van werkloosheid
onder gedeeltelijk arbeidsongeschikten is een toename van
het aantal deeltijdbanen wenselijk. Bevordering van deeltijdarbeid is te meer van belang daar de huidige groei van het
aantal deeltijdbanen stagneert en de werkloosheid zich op
een hoog niveau lijkt te stabiliseren.
De introductie van deeltijd-vut-regelingen is een institutionele manier om deeltijdarbeid te bevorderen. Invoering van
deeltijd-vut zal betekenen dat deeltijdarbeid wordt geihtroduceerd in mannenberoepen en functies waar dat nog weinig
het geval is. Dit zal de acceptatie van deeltijdarbeid voor
mannen verhogen en betekent een doorbraak van deeltijdarbeid naar andere economische sectoren en (hogere) functies. Via herverdeling van arbeid levert de invoering van
deeltijd-vut een bijdrage aan de uitbreiding van de werkgelegenheid en aan het emancipatieproces. Het aantal volledige vut-uitkeringen vermindert, waardoor niet alleen de totale
vut-kosten afnemen, maar ook een bijdrage wordt geleverd
aan het voortbestaan van de vut in het algemeen.
926
Uit de ervaringen met de deeltijd-vut in Europa kan worden
geconcludeerd dat deze niet alleen voordelen heeft voor
werknemers, maar eveneens voor werkgevers en de overheid. In Nederland wordt deeltijd-vut momenteel slechts op
beperkte schaal toegepast. De recentelijk geihtroduceerde
deeltijd-vutregelingen in de metaalsector en de architectenbranche kunnen echter als een doorbraak worden beschouwd, te meer daar zij door werkgevers zijn ge’ihitieerd
om de vut-kosten te reduceren en de kennis en ervaring van
oudere werknemers te behouden.
Om een aantal redenen is een nationaal wettelijk deettijdvut-schema te prefereren boven een sectoraal of ondememingsgewijs schema. Dit kan bij voorbeeld in de vorm van een
raamwet waarbinnen ruimte bestaat voor een, op de specifieke situatie in een bepaalde economische sector toegespitste
invulling door de sociale partners. Gezien het algemene zowel sociale als economische – belang van een dergelijke
regeling is een brede toegankelijkheid wenselijk. Een nationaal schema kan deze brede toegankelijkheid mogelijk maken. Ook vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het wenselijk dat alle oudere werknemers – onafhankelijk van het
‘toevallig’ werkzaam zijn in een bepaalde sector of bij een
bepaalde werkgever- de mogelijkheid van gedeeltelijke vervroegde uittreding wordt geboden. Bovendien wordt het systeem hierdoor losgekoppeld van de conjuncturele situatie.
De vormgeving van een dergelijk nationaal deeltijd-vutschema in Nederland wordt in belangrijke mate bepaald door
het gestelde doel (zie tabel 1). Vanuit het oogpunt van
werkloosheidsbestrijding heeft een deeltijd-vut-scnema geplaatst voor het volledige vut-schema de voorkeur. Een
dergelijk schema is in juli 1989, op experimented basis, voor
ambtenaren ingevoerd. Financiering door de overheid en de
instelling van een herbezettingseis zijn wenselijk, evenals het
recht op deeltijd-vut voor de werknemer. Ligt bij het gestelde
doel de nadruk op de reductie van de vut-kosten, dan heeft
vervanging van het volledige vut-schema door een door de
overheid gefinancierd deeltijd-vutschema de voorkeur, zoals
recentelijk in de Bondsrepubliek Duitsland is geintroduceerd.
Heeft de humanisering van de arbeid prioriteit dan heeft een
deeltijd-vut-schema voor, gecombineerd met een deeltijdvut-schema naast de volledige vut de voorkeur; aangevuld
met een recht op gedeeltelijke uittreding, een herbezettingseis en financiering door de overheid.
Een belangrijke factor bij de vormgeving van een nationaal
deeltijd-vut-schema vormen de financiele consequenties.
Wil een dergelijk schema succesvol zijn, dan dient het werknemers te vrijwaren van te grote financiele verliezen. Dit kan
worden bereikt door een voldoende hoge inkomenscompensatie en het tegengaan van verlies van toekomstige pensioenaanspraken. Financiering uit een loonopslag, toegepast
in Zweden, is niet wenselijk gezien de negatieve invloed op
de vraag naar arbeid. Financiering door de overheid heeft de
voorkeur. De middelen hiertoe kunnen worden gevonden in
de besparingen op onder meer de werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, en kunnen zo nodig worden aangevuld met bestaande structured overschotten in de
sociale fondsen.
Lei Delsen
Tabel 1. Doelstelling en vormgeving deeltijd-vut-schema’s
Primaire
Deeltijd- Deeltijd- Deeltijd-
doel
stelling
vut
Financie-
Herbe-
vut ver- vut naast ring door
zettings-
voor vut vangtvut
Werkloos-
van de arbeid
eis
x
x
x
x
overheid
x
x
heidsbestrijding
Reductie
VUT- kosten
Humanisering
vut
x
x
x