De verloren volkstelling
Volgens het fleurige jaarverslag dat het Centraal Bureau voor de Statistiek onlangs heeft rondgezonden
is in 1991 officieel vastgesteld dat Nederland en Denemarken de enige lidstaten van de Europese Gemeenschap zijn, die geen volkstelling meer nodig
hebben. Alle andere landen van de EG (en vele andere leden van de VN) hebben in 1990 of 1991 zo’n
telling ondernomen, maar in ons land is in 1991
juist een wet aangenomen waarbij de volkstelling
wordt afgeschaft.
Aan dit besluit is in de pers weinig aandacht besteed. De motivering voor de afschaffing was, dat
ons land over een uitstekende bevolkingsboekhouding beschikt, en dat aan alle Internationale verplichtingen tot rapportage kan worden voldaan
door de enquetering van grote steekproeven. Maar
in de (vastgelegde) behandeling in de Tweede Kamer lees je tussen de regels door dat men ook vindt
dat een volkstelling veel geld kost en dat je er een
hoop heisa mee kan krijgen. Bij de volkstelling van
1971 ontstond nogal wat deining, en in 1981 heeft
men er maar stilzwijgend van afgezien. In welke
mate de protesten die in 1971 weerklonken algemeen werden gedeeld en ook nu nog gelden is niet
helemaal duidelijk: per slot van rekening werden tot
dat jaar twaalf volkstellingen gehouden waarbij
geen wanklank werd gehoord, en weigerde in 1971
uiteindelijk slechts 0,2% van de bevolking mee te
werken.
Er zijn redenen waarom ik de beslissing van de
Tweede Kamer betreur. Ten eerste is het maar ten
dele waar dat de verlangde gegevens ook door enquetering bij een steekproef kunnen worden verkregen. De medewerking aan enquetes ligt in ons land
in het gunstigste geval rond de 60 tot 70%. Dat betekent, dat wij van een behoorlijk groot deel van de
bevolking onvoldoende weten. ledereen is er aan
gewend geraakt, en natuurlijk is er een correctie mogelijk door de antwoorden die wel zijn verkregen te
herwegen naar bekende kenmerken van de bevolking. Het bevolkingsregister biedt daarvoor echter
maar een smalle basis: woonplaats, leeftijd, geslacht, burgerlijke staat. Een volkstelling kan meer
opleveren, want het is een oude gewoonte bij die
gelegenheid aanvullende informatie te verzamelen.
Zo telde men in 1859 en in 1869 in ons land de blinden en de doofstommen, en in 1970 (naar ik meen)
de gehandicapten; in 1991 vroeg men in Luxemburg
naar het dagelijkse woon-werkverkeer, en in Engeland naar de etnische groep waartoe de ondervraagde zich rekende. In ons land zouden we met een
volkstelling ten minste eens in de tien jaar kunnen
beschikken over een ijkpunt met een volledig overzicht van de positie op de arbeidsmarkt, het beroep
en het hoogst bereikte opleidingsniveau. Aan de
hand daarvan kunnen wij de geldigheid van de enquetes vaststellen, en ze in de toekomst zorgvuldiger door herweging corrigeren dan nu.
De reden dat een volkstelling bij de wet wordt geregeld (en ook bij de wet is afgeschaft) is dat de medewerking verplicht is. Ik heb de indruk dat de Twee-
ESB 12-8-1992
de Kamer voor dat element is teruggeschrokken, en ik vind dat men
op dit punt te gemakkelijk zwicht
voor een onredelijke vrees. In andere landen, zoals Italic1 en Frankrijk,
is ook de medewerking aan enquetes bij steekproeven van de nationale bureaus voor de Statistiek verplicht. Het enqueteformulier draagt
in die landen een tekst, die er op
neerkomt dat de wet alle bescherming biedt tegen misbruik van de
informatie, maar dat daar tegenover staat dat de burger wel verplicht is die informatie te verstrekken. Nu zal dit wel een symbolische plicht zijn, zonder vreselijk
zware sancties, zoiets als de stemplicht die wij vroeger in ons land kenden, maar de
strekking van de boodschap is duidelijk: de overheid zorgt er voor dat er geen misbruik optreedt,
dan kan van de burger verlangd worden dat hij mee
werkt. Deze redenering gaat ook in ons land op,
maar zij wordt er zelden gehoord. Misschien werkt
een verplichting averechts, maar dan kan men toch
een aansporing in deze zin doen uitgaan. Zo had de
Wet op de Persoonsregistratie heel goed kunnen
worden gei’ntroduceerd met een televisiespotje dat
opwekt tot vertrouwen in de bescherming die deze
wet biedt. Linda van Dijck met een schermmasker
wekte echter de indruk dat het ook met die wet nog
helemaal niet pluis is. Ik vind ‘t geen gelukkige aanpak.
J.S. Cramer
1 1
8
‘
:t>9