Ga direct naar de content

De prijs van graan

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 28 1990

De prijs van graan
Met landbouwbeleid van de EG roept steeds meer
weerstanden op. Aan de ene kant is er zowel binnen de
EG als vanuit de Verenigde Staten en de ontwikkelingslanden kritiek op de miljarden verslindende marktregulering en de daaruit voortvloeiende verstoring van de wereldmarkt. In de GATT-onderhandelingen wordt aangedrongen op liberalisering van de handel in landbouwprodukten. Aan de andere kant oefenen boeren kritiek uit op
de voorzichtige stappen die de EG zet in de richting van
een liberaler landbouwbeleid. Zij menen dat prijsverlagingen voor landbouwprodukten niet het gewenste effect
hebben op het produktievolume. Om verstoring van de
wereldmarkt tegen te gaan moet de EG een beleid voeren
dat is gericht op directe produktiebeperking en kostendekkende prijzen. De kosten van het gemeenschappelijke
landbouwbeleid is de prijs die moet worden betaald voor
een gegarandeerde voedselvoorziening.
Het veiligstellen van de voedselvoorziening is het primaire doel van het landbouwbeleid. Om dit te bereiken
heeft de EG een aantal nevendoelstellingen geformuleerd. De verhoging van de produktiviteit staat hierbij
voorop. Dit moet te zamen met marktregulering en minimaal kostendekkende prijzen de boeren een redelijk en
stabiel inkomen garanderen. In het kader van dit beleid
koopt de EG landbouwprodukten aan als deze onder de
vastgestelde prijs dreigen te geraken. Drempelprijzen
schermen de buitengrenzen af tegen goedkope invoer
van landbouwprodukten. De export naar landen buiten de
EG wordt gesubsidieerd om het verschil tussen de interne
prijs en de wereldmarktprijs te overbruggen. De uitschakeling van het prijsmechanisme is echter lets te succesvol
gebleken. De hoge prijzen en de gegarandeerde afzet
hebben de boeren tot zodanige produktiviteitsstijgingen
en intensief grondgebruik aangezet dat de EG meer dan
zelfvoorzienend is geworden. Dit leidt tot druk op de
prijzen en stijging van het bedrag dat de EG aan marktinterventies moet uitgeven.
De stijgende landbouwuitgaven als gevolg van de overproduktie waren voor de EG in eerste instantie geen
aanleiding om het landbouwbeleid veel marktconformer
te maken. De melkproduktie werd, en wordt, aan banden
gelegd met behulp van quotering. De prijs voor de quota
is gegarandeerd. Alleen als de boeren meer dan het
quotum produceren, krijgen ze voorde meerproduktieeen
veel lagere prijs; ze betalen een superheffing. Om de
produktie van graan te beperken, is nu wel gekozen voor
een meer marktgerichte aanpak. De garantieprijs voor
graan wordt langzaam verlaagd. Een overschrijding van
het produktieplafond leidt tot een extra prijsverlaging in de
vorm van een medeverantwoordelijkheidsheffing. Om er
voor te zorgen dat de graanboeren het produktieplafond
niet overschrijden, stimuleert de EG braaklegging van
grand en bedrijfsbeeindiging.
De graanregeling werkt tot nu toe minder goed dan de
melkquota en de superheffing. De lagere prijzen hebben
nog niet geleid tot daling van de produktie. De boeren
trachten als eerste reactie op de lagere prijzen juist meer
te produceren, om toch nog een redelijk inkomen te
verwerven. De medeverantwoordelijkheidsheffing doet
hier weinig tegen. Zolang niet iedereen zijn produktie
beperkt, levert minder produceren voor individuele boeren
geen voordeel op. Zowel bij braaklegging als bedrijfsbeeindiging spelen emotionele factoren een grate rol;
deze zijn moeilijk met financiele prikkels te overwinnen.
Op langere termijn is van de prijsverlaging wel een beperking van de produktiecapaciteit te verwachten. Als de

ESB 28-3-1990

lagere prijzen niet langer de produktiekosten dekken,
zullen de boeren wegens een gebrek aan inkomen wel
worden gedwongen hun bedrijf te beeindigen.
De protesten van de graanboeren tegen deze koude
sanering hebben opnieuw de discussie doen losbranden
of het gemeenschappelijke landbouwbeleid nu wel of niet
marktconformer moet worden. Voorstanders van marktconformiteit wijzen erop dat de hoge garantieprijzen de
belastingbetaler veel geld kosten en dat de consument
hierdoor bovendien een hoge voedselprijs betaalt. De
hoge prijzen leiden tot inefficiente allocatie van produktiemiddelen. De door de EG gestimuleerde intensieve landbouw betekent een groot gebruik van (kunst)mest en
bestrijdingsmiddelen en daarmee een grate belasting van
het milieu. Overproduce en exportsubsidie leiden tot lage
wereldmarktprijzen hetgeen de concurrentiepositie van
landbouwers uit ontwikkelingslanden verzwakt. Het belemmert een betere voedselvoorziening in ontwikkelingslanden. Bovendien lokt afscherming van de markt protectionistische maatregelen van andere landen uit. Om koude sanering te voorkomen pleiten de marktconformisten
voor geleidelijk dalende, niet aan produktieomvang gekoppelde inkomenssteun voor de boeren.
Tegenstanders van een marktconforme landbouwpolitiek menen dat prijsprikkels in de landbouw niet werken.
Aanbieders kunnen hun produktie niet snel aan de vraag
aanpassen, waardoor grote prijsschommelingen zullen
ontstaan. Vooral grand is moeilijk uit produktie te nemen.
Als boeren hun bedrijf verkopen omdat het niet rendabel
meer is, dan blijft de landbouwgrond bestaan. Ook volgende eigenaren zullen de grand intensief blijven bewerken. Bovendien spelen boeren een belangrijke rol in het
natuurbeheer. Als landbouwgrond uit de produktie wordt
genomen betekent dit dat anderen tegen wellicht hoge
kosten dit natuurbeheer moeten overnemen. Tevens leggen de marktafschermers veel nadruk op het veiligstellen
van de voedselvoorziening. Ondanks deze argumenten
zijn ook de meeste bepleiters van marktinterventie ervan
overtuigd dat de produktie moet worden teruggedrongen.
Zij pleiten daarom voor een beleid dat hoge prijzen en
goede produktiebeperkingsregelingen combineert. Zo’n
beleid garandeert de boeren een redelijk inkomen en de
wereldmarkt wordt zo min mogelijk beihvloed. Terugdringen van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen is een mogelijkheid om door extensiever grondgebruik
tot produktievermindering te komen.
In het algemeen is met prijssignalen veel gemakkelijker
en goedkoper een produktiebeperking te bereiken dan
met quota of medeverantwoordelijkheidsheffingen. Gezien de ervaring met de regeling voor graan duurt het wel
enige tijd voor lagere prijzen effect teweeg brengen. Ook
vergroting van de kansen voor de boeren in ontwikkelingslanden en een betere voedselvoorziening aldaar pleiten voor een opener opstelling van de EG op de wereldmarkt. Deze open opstelling kan betekenen dat de landbouw gedeeltelijk uit Europa verdwijnt. Dit zal de zelfvoorziening in gevaar brengen, maar de EG is ook nu al
afhankelijk van andere landen voor de levering van energie en grondstoffen. Als de EG ondanks druk van de
boeren doorgaat met meer marktconforme maatregelen
en op basis van GATT-afspraken de protectie vermindert,
mag ze echter niet de boeren in de kou laten staan. De
EG heeft de verplichting om hen inkomenssteun te verlenen, omdat ze de nu verguisde snelle produktiestijging
voorheen juist heeft aangemoedigd.

D.E. Ernste
289

Auteur