De nieuwe kwartaalrekeningen
van het CBS
Een vergelijking met de kwartaalconfrontatie van
De Nederlandsche Bank
Terwijl De Nederlandsche Bank (DNB) reeds vanaf het begin van de jaren zeventig
kwartaalcijfers opstelde, publiceert het CBS eerst sinds kort kwartaalberekeningen op
basis van de Nationale Rekeningen. In dit artikel wordt de methode van het CBS
vergeleken met die van DNB. De auteurs concluderen dat, hoewel het CBS een
uitgebreidere en verfijndere methodiek hanteert en er enkele verschillen bestaan,
de kwartaalcijfers van DNB en CBS goed op elkaar aansluiten.
DRS. F.A.G. DEN BUTTER – DRS. ING. P. KRAMER*
Nationale Rekeningen op kwartaalbasis worden in vele
industriele landen al sinds jaar en dag opgesteld. In de
Verenigde Staten geschiedttdit al zo’n veertig jaar en ook
in landen als Japan, Engeland, de Bondsrepubliek Duitsland en Frankrijk worden sinds de tweede wereldoorlog
dergelijke stelsels vervaardigd. Voor ons land ontbrak tot
voor kort een geVntegreerd stelsel van kwartaalrekeningen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft
weliswaar in de jaren 1950-1954 voor Nederland een aantal kwartaalconfrontaties van middelen en bestedingen
gepubliceerd, doch het heeft deze activiteit indertijd
gestaakt. Onlangs heeft het CBS echter de draad weer opgevat en een begin gemaakt met de periodieke publikatie
van kwartaalrekeningen op basis van de Nationale Rekeningen 1). De eerste afleveringen bevatten een beschrijving van de constructiemethode van de kwartaalcijfers en
uitkomsten voor de periode 1977:1 (eerste kwartaal)
-1985:111. Er bestaat grote behoefte aan dergelijke kwartaalramingen van de economische ontwikkeling, met name voor de conjunctuuranalyse en voor het empirisch
onderzoek.
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft reeds vanaf het
begin van de jaren zeventig ten behoeve van de beleidsanalyse en de econometrische modelbouw een stelsel van
kwartaalconfrontaties op basis van de Nationale Rekeningen vervaardigd. Vanaf eind 1979 is in de kwartaalberichten van de DNB gebruik gemaakt van dit stelsel, onder
meer ter bepaling van het kwartaalultimocijfer van het nationale inkomen. Deze grootheid vormt de noemer van de
liquiditeitsquote, een van de belangrijkste indicatoren van
het monetaire beleid. Ook het macro-econometrische beleidsmodel van DNB, Morkmon, is mede gebaseerd op gegevens uit deze op de Bank vervaardigde kwartaalconfrontatie 2). Bovendien zijn voorlopige door DNB opgestelde ramingen voor recent verstreken kwartalen onderhands, voor intern gebruik ter beschikking gesteld aan de
OESO ten behoeve van de korte-termijnanalyse van deze
installing.
In 1982 is de kwartaalconfrontatie van DNB voor de
eerste maal gepubliceerd 3). Deze beslaat de periode
1957-1980 met volumegrootheden op basis 1977. Nadien
zijn via de kwartaalberichten van DNB regelmatig aanvullingen op en bijstellingen van deze kwartaalcijfers naar
buiten gebracht. Nu het CBS met eigen kwartaalrekeningen gekomen is, heeft DNB als afsluiting van naar externe
858
activiteiten op dit terrein een tweede publikatie van haar
kwartaalconfrontatie verzorgd 4). Deze nieuwe editie van
de kwartaalconfrontatie bevat de cijfers over de periode
1957-1984, waarbij rekening is gehouden met de nieuwste
revisie van de Nationale Rekeningen, en waarbij de volumegrootheden op basis 1980 zijn gebracht.
In dit artikel wordt nagegaan in noeverre de kwartaalramingen van DNB en het CBS met elkaar overeenkomen.
voorts komt in het licht daarvan de vraag aan de orde in
hoeverre het relatief laat publiceren van de CBS-cijfers
achteraf bezien gerechtvaardigd lijkt. Daartoe wordt eerst
de methodiek van het CBS in het kort uiteengezet en vergeleken met de van oudsher op DNB gehanteerde constructiemethode. Vervolgens worden de voornaamste
overeenkomsten en verschillen tussen de cijferreeksen
van beide instellingen voor de overlappende periode
1977-1984 geanalyseerd. Daarbij blijkt dat de kwartaalcijfers van het CBS en DNB over het algemeen goed op elkaar aansluiten.
De methodiek
De constructiemethode van de kwartaalrekeningen van
het CBS en die van de kwartaalconfrontatie van DNB kennen hetzelfde uitgangspunt. Volgens beide methoden
worden de jaarcijfers uit de Nationale Rekeningen verdeeld over de kwartalen. Daarbij wordt zoveel mogelijk beschikbare informatie op kwartaal- en maandbasis ge’integreerd en binnen het kader van de jaarrekeningen gepast.
* De auteurs zijn adjunct-chef respectievelijk medewerker van de afdeling Wetenschappelijk onderzoek en econometrie van De Nederlandsche Bank N.V.
1) Centraal Bureau voor de Statistiek, Kwartaalrekeningen, Staatsuitgeverij, ‘s-Gravenhage, jg 1, nr. 1, 2 en 3, 1986.
2) DNB, Morkmon, een kwartaalmodel voor macro-economische beleidsanalyse, Monetaire Monografieen nr. 2, Kluwer, Deventer, 1984.
3) DNB, Kwartaalconfrontatie van middelen en bestedingen 19571980, Kluwer, Deventer, 1982. Op het Centraal Planbureau zijn eveneens kwartaalcijfers gemaakt die onder meer ten grondslag liggen
aan het kwartaalmodel van Driehuis en zijn opvolgers Kompas en
Freia-Kompas ’85. Deze cijfers zijn evenwel niet gepubliceerd.
4) DNB, Kwartaalconfrontatie van middelen en bestedingen
1957-1984, DNB Statistische Cahiers nr. 1, Kluwer, Deventer, 1986.
In beide gevallen gaat het dus om de constructie van synthetische cijfers, die bestaande statistische informatie integreert. Voor de recente kwartalen wordt, vanwege nog
ontbrekende jaarcijfers, een enigszins andere methode
toegepast. De desbetreffende kwartaalcijfers worden in
eerste instantie verkregen door extrapolatie terwijl later de
afstemming op de jaarcijfers geschiedt.
Een volgende overeenkomst tussen beide stelsels is dat
het bruto nationale produkt zelfstandig via de produktiekant wordt berekend. In de methodiek van het CBS wordt
hierbij gebruik gemaakt van een voor ieder kwartaal opgestelde input-outputtabel. Dit vormt een belangrijke verfijning ten opzichte van de werkwijze van DNB. Uit de
ramingen van de produktie en de bestedingen per
goederen- of dienstencategorie en het intermediaire verbruik volgen uit de input-outputtabel de kwartaalcijfers van
de toegevoegde waarde per bedrijfsklasse. Aan de consistentie, die de input-outputtabel aan de kwartaalcijfers
oplegt is overigens vanwege het gebruik van gegevens uit
verschillende bronnen niel automatisch voldaan. Het elimineren van de inconsistenties draagt noodzakelijk een
subjectief karakter hetgeen inherent is aan het opstellen
van (synthetisch) cijfermateriaal dat aan bepaalde randvoorwaarden moet voldoen.
Nadat het nationale produkt via de produktiekant is bepaald, vormt in de kwartaalconfrontatie van DNB de voorraadvorming de sluitpost bij de samenstelling van het nationale produkt via de bestedingenkant. In de methodiek
van het CBS is dit in mindere mate het geval, aangezien
beschikbare doch onvolledige informatie omtrent de voorraadvorming hier meespeelt bij de opstelling van de uiteindelijke input-outputtabel. Het is juist het gebrek aan gegevens over de voorraadvorming (met name ten aanzien van
ingevoerde goederen) dat het CBS als belangrijkste argument aangrijpt voor het lang uitblijven van de publikatie
van kwartaalrekeningen. In een volgende paragraaf wordt
evenwel ge’illustreerd dat de verschillen tussen de kwartaalcijfers van de voorraadvorming van DNB en het CBS
relatief gering zijn.
Evenals in de kwartaalconfrontatie van DNB worden
door het CBS zowel de oorspronkelijke als de voor seizoen
gecorrigeerde cijfers van de kwartaalrekeningen gepubliceerd. Conform het op vergelijkend onderzoek 5) terzake
gebaseerd gebruik op DNB hanteert het CBS de CensusX-11-methode voor seizoencorrectie. Bij de seizoencorrectie doet zich het probleem voor dat de voor seizoen
gecorrigeerde onderdelen niet optellen tot de voor seizoen
gecorrigeerde totaalreeks. Voor de oplossing van dit zogenaamde optelprobleem is bij de kwartaalconfrontatie van
DNB een eenvoudige procedure gevolgd 6). De seizoenvrije totalen en saldi zijn daarbij berekend als de som van
de voor seizoen gecorrigeerde onderdelen. In deze opzet
vormt de voorraadvorming de sluitpost aan de bestedingenkant en het overig inkomen de sluitpost aan de inkomenskant. De rechtvaardiging van deze werkwijze van
DNB is dat de door sommering van seizoenvrije onderdelen verkregen totalen zelf geen seizoenresten blijken te
bevatten. In beginsel heeft het CBS in de kwartaalrekeningen dezelfde procedure gevolgd als DNB. Uit dien hoofde
hebben we ook de CBS-cijfers op seizoenresten onderzocht. Inderdaad blijken deze seizoenresten afwezig zodat de gevolgde procedure bij de CBS-cijfers eveneens
gerechtvaardigd is.
Rekeningen. De eerste jaarcijfers zijn namelijk pas ruim
een half jaar na het verslagjaar beschikbaar. Nadien worden de jaarcijfers van de Nationale Rekeningen tweemaal
herzien. Dit betekent dat de kwartaalramingen tot driemaal toe worden aangepast, namelijk eerst aan de voorlopige jaarcijfers, vervolgens aan de nader voorlopige jaarcijfers en ten slotte, na gemiddeld 3 jaar na het verslagkwartaal, aan de definitieve jaarcijfers. Derhalve vindt de
analyse van de recente ontwikkeling plaats aan de hand
van cijfers die een voorlopig karakter dragen en in beginsel nog sterk kunnen veranderen. Tegen deze achtergrond zou het aanbeveling verdienen indien een indicatie
van de hardheid van de ramingen voor recente kwartalen
wordt gegeven. Bij voorbeeld valt te denken aan de mate
waarin de voorlopige cijfers een betere voorspelling van de
definitieve cijfers geven dan een mechanische extrapolatie van de definitieve cijfers. Daarbij zal het ene cijfer over
het algemeen aan meer wijzigingen onderhevig zijn dan
het andere cijfer. De berekening van een dergelijke maat
voor de informatiewaarde van de verschillende kwartaalcijfers kan een hulpmiddel bieden bij de op de cijfers te baseren analyse 7).
Beoordeling van de kwartaalgegevens van
het CBS
De kwartaalrekeningen bieden naast een basis voor de
analyse van het recente verleden ook een historische beschrijving van de Nederlandse economie. In die zin voegen de kwartaalcijfers informatie toe aan de jaarcijfers van
de Nationale Rekeningen. Met name in het empirisch onderzoek, waar behoefte bestaat aan relatief lange tijdreeksen, is deze extra informatie zeer welkom. Aangezien de
reeksen uit de kwartaalconfrontatie van DNB teruggaan
tot 1957 en de kwartaalrekeningen van het CBS pas vanaf
1977 beschikbaar zijn, is het van belang de mogelijkheid
van een koppeling van de cijferreeksen van beide instellingen te onderzoeken. Daartoe wordt in het navolgende het
beloop van de kwartaalreeksen van het CBS vergeleken
met die van DNB voor de overlappende periode 19771984. Beide groepen kwartaalreeksen zijn op dezelfde
jaarcijfers gebaseerd.
Als eerste vergelijkingsmaatstaf zijn in label 1 de correlaties tussen zoveel mogelijk overeenkomstige reeksen
van beide instellingen gegeven. Per reeks zijn 4 correlaties berekend, namelijk voor de oorspronkelijke en seizoenvrije kwartaalcijfers en voor de bijbehorende procentuele veranderingen op jaar- resp. kwartaalbasis. De niveaus van de volumecijfers van het CBS, die in de kwartaalrekeningen niet worden gepubliceerd, zijn door ons
gereconstrueerd. Op enkele uitzonderingen na zijn de correlaties in label 1 zeer hoog, niet alleen voor de niveaugrootheden waar bij de meeste reeksen natuurlijk gedeellelijk van Irendcorrelatie sprake is, maar ook bij de procenluele veranderingen. Oil geefl een eerste indicatie van het
feit dal de reeksen uil beide stelsels goed op elkaar aansluilen.
Voor een nadere analyse van de overeenkomslen en
verschillen lussen de kwartaalcijfers van hel CBS en DNB
5 JM.M.G. Fase, J. Koning en A.F. Volgenant, An experimental look at
seasonal adjustment, DeEconomist, jg. 121, nr. 5,1973, biz. 441-480;
Ramingen voor recente jaren en kwartalen
F.A.G. den Butter, R.L. Coenen en F.J.J.S. van de Gevel, The use of
Arima-models in seasonal adjustment, Empirical Economics, jg. 10,
nr. 4, 1985, biz. 209-230.
Een belangrijk oogmerk van de kwartaalramingen van
het CBS is het verschaffen van consistente informatie over
de recente economische ontwikkeling in ons land op kwartaalbasis. Zo wordt er uiteindelijk naar gestreefd de kwartaalrekeningen te publiceren met een nog wat kortere vertraging dan de huidige 5 a 6 maanden na afloop van het
verslagkwartaal. Vanzelfsprekend sluiten de recente
kwartaalramingen voor een lopend en/of net afgesloten
jaar dan nog niet aan op de jaarcijfers van de Nationale
rcn
6) Zie voor een andere, doch eveneens heuristische oplossing van
het optelprobleem: F.A.G. den Butter en G.P.J. Hogeweg, Seizoencorrectie van de oorzaken van de veranderingen in de binnenlandse
liquiditeitenmassa, DNB, Kwartaalbericht, nr. 3, 1980,biz. 54-77.
7) Fase geeft een beeldend overzicht van de invloed die onder meer
dergelijke bijstellingen van de Nationale Rekeningen op de omvang
van de liquiditeitsquote hebben gehad; M.M.G. Fase, Monetary control: the Dutch experience – some reflections on the liquidity ratio, in:
C. van Ewijk en J.J. Klant (red.), Monetary conditions for economic recovery, Martinus Nijhoff, Dordrecht/Boston/Lancaster, 1985, biz.
95-125.
label 1. Correlatiecoefficienten voor DA/6- en CBS-reeksen uit de kwartaalconfrontatie van middelen en bestedingen in lopende en constants prijzen (periode 1977:1 tot en met 1984: IV)
Middelen
Oorspronkelijke
kwartaalcijfers
Seizoenvrije
kwartaalcijfers
niveau
%-jr. a)
niveau
0,96
0,97
(0,82)
0,95
1 ,00
0,98
0,88
0,89
0,97
0,99
(0,93)
1,00
1,00
1,00
Seizoenvrije
kwartaalcijfers
(0,95)
0,88
0,98
0,90
Oorspronkelijke
kwartaalcijfers
0,71
0,82
(0,96)
Bestedingen
0,46
1,00
0,77
%-kw. b)
niveau
%-jr. a)
niveau
%-kw. b)
Particuliere consumptie
1 ,00
0,98
1,00
0,92
Overheidsconsumptre
0,67
0,88
0,99
0,35
Q g2
0,97
0,98
0,98
0,87
1 ,00
1,00
0,70
0,99
1,00
0,97
0,94
0,99
0,70
1 OQ
0,99
1,00
0,95
Totaal bestedingen
0,99
0,96
1,00
0,86
Particuliere consumptie
1 ,00
0,99
0,99
0,87
Overheidsconsumptie
0,89
0,63
0,91
0,19
Q g?
0,97
0,98
0,97
0,91
1 ,00
1.00
0,60
1,00
1,00
0,93
0,93
0,93
0,67
0,96
0,99
0,92
0,96
0,98
0,86
Lopende prijzen
Binnenlands produkt bedrijven en
overheid:
– landbouw, bosbouw en visserij
– nijverheid
(w.v. bouwnijverheid)
– diensten (w.o. overheid)
– rentemarge banken
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
Binnenlands produkt bedrijven en
overheid:
– overig inkomen
– looninkomen
Binnenlands produkt factorkosten
Kostprijsverhogende belastingen
minus subsidies
0,74
0,66
0,97
0,89
0,64
0,93
0,83
0,37
– d)
–
–
(0,64) c)
Netto binnenlands produkt marktprijzen
0,97
0,89
–
Totaal afschrijvingen
1 ,00
1,00
–
0,98
0,90
1,00
0,77
Invoer:
– goederen c.i.f.
– diensten
,OQ
0,99
1,00
0,93
0,99
0,96
1,00
0,86
1
j
–
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
Bruto investeringen:
– bedrijven:
woningen
overige vaste activa
voorraadvorming
– overheid
1
J
Totaal middelen
Constante prijzen
(prijzen van 1980)
Nationale bestedingen
Uitvoer:
– goederen f.o.b
– diensten
Bruto investeringen:
– bedrijven:
woningen
overige vaste activa
voorraadvorming
Overheid
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
0,95
0,90
0,92
0,77
Invoer:
– goederen c.i.f.
– diensten
Q gg
0,97
0,98
0,83
0,98
0,96
Totaal middelen
a)
b)
c)
d)
1
/
0,98
0,86
1
J
1
j
Nationale bestedingen
Uitvoer:
– goederen f.o.b.
– diensten
Totaal bestedingen
1
j
Q gg
0,98
De procentuele verandering t.o.v hetzelfde kwartaal in net voorafgaande jaar.
De procentuele verandering t.o.v. het direct voorafgaande kwartaal.
Tussen haakjes correlatiecoefficient met kwartaalcijfers uit de kwartaalconfrontatie van DNB een kwartaal vertraagd.
Geen vergelijking mogelijk i.v.m. ontbrekende CBS-gegevens.
is vervolgens een analyse van de verschillen beproefd.
Daartoe is de ongelijkheidscoefficient als maatstaf gebruikt. Het gaat daarbij om de ongelijkheidscoefficient van
Theil die meestal wordt toegepast als maat voor de aanpassing van voorspelde aan gerealiseerde waarnemingen. Indien deze coefficient de waarde nul heeft is de aanpassing perfect; bij de waarde 0,5 zijn de voorspelfouten
gemiddeld even groot als het gemiddelde van de waarnemingen zelf.
In label 2 zijn de desbetreffende ongelijkheidscoefficienten voor alle beschikbare en vergelijkbare reeksen gegeven. De coeff icienten in de eerste twee kolommen uit de
label geven per reeks aan in hoeverre de kwartaalcijfers
van DNB, c.q. hel CBS, afwijken van de kwartaalcijfers die
volgens de methode van Bool, Feibes en Lisman 8) uil de
jaarcijfers zijn afgeleid. Deze methode biedt een volledig
mechanische verdeling van de jaarcijfers over de kwartalen zonder dat daarbij extra informatie op kwartaal- of
maandbasis gebruikt wordl. De desbetreffende ongelijkheidscoefficienten illustreren derhalve de mate waarin de
kwartaalcijfers van DNB, c.q. het CBS, extra informatie
buiten de jaarcijfers om bevatlen. Hoe hoger de ongelijkheidscoefficienl, des te groter is de informatie-inhoud van
de kwartaalcijfers ten opzichte van de jaarcijfers. Voor zo860
wel de Oorspronkelijke als de Seizoenvrije kwartaalcijfers
toont de ongelijkheidscoefficienl in de derde kolom uil label 2 het verschil tussen de ramingen van DNB en die van
hel CBS.
De ongelijkheidscoefficienten die de cijfers van het CBS
en DNB relateren aan de volgens de methode van Boot
e.a. verdeelde jaarcijfers zijn vrijwel overal hoger bij de
Oorspronkelijke cijfers dan bij de voor seizoen gecorrigeerde cijfers. Dit spreekt voor zich aangezien de seizoencorreclie een deel van de fluctuaties ten opzichte van de mechanisch verdeelde jaarcijfers, die uit hoofde van de meIhodiek geen seizoen bevatten, wegneeml. De verschillen
lussen de ongelijkheidscoefficienten voor de Oorspronkelijke en de Seizoenvrije cijfers geven derhalve een indicatie
in hoeverre de exlra ingebrachle informalie een seizoenmalig dan wel een incidenleel karakter heeft.
Uit label 2 blijkl levens dal voor alle Oorspronkelijke
reeksen de onderlinge verschillen lussen de cijfers van hef
CBS en DNB in conslante prijzen kleiner zijn dan die in
lopende prijzen. Een vergelijking tussen de ongelijkheids8) J.C.G. Boot, W. Feibes en J.H.C. Lisman, Further methods of derivation of quarterly figures from annual data, Applied Statistics, jg. 16,
nr. 1, 1967, biz. 65-75.
label 2. Ongelijkheidscoefficienten voor DNB- en CBS-reeksen uit de kwartaalconfrontatie van middelen en bestedingen
in lopende en constante prijzen (periode 1977:1 tot en met 1984: IV)
Middelen
Seizoenvrije
kwartaalcijfers
Oorspronkelijke
kwartaalcijfers
Bestedingen
DNB
CBS
DNBCBS
DNB
CBS
DNBCBS
0,212
0,030
(0,051)
0,194
0,066
0,021
(0,039)
0,025
0,007
0,013
0,027
0,014
(0,044)
0,008
0,000
0,007
0,026
0,020
(0,044)
0,008
0,007
0,007
Oorspronkelijke
kwartaalcijfers
Seizoenvrije
kwartaalcijfers
DNB
CBS
DNBCBS
DNB
CBS
0,024
0,016
(0,022)
0,015
0,007
0,005
Particuliere consumptie
0,011
0,008
0,005
0,003
0,002
Overheidsconsumptie
0,004
0,055
0,056
0,003
0,007
0,007
DNB.
CBS
Lopende prijzen
Binnenlands produkt bedrijven en
overheid:
– landbouw, bosbouw en visserij
– nijverheid
(w.v. bouwnijverheid)
– diensten (w.o. overheid)
– rentemarge banken
0,010
0,000
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
0,010
0,045
(0,055)
0,022
0,007
0,016
Binnenlands produkt bedrijven en
overheid:
– overig inkomen
– looninkomen
Binnenlands produkt factorkosten
Kostprijsverhogende belastingen
minus subsidies
0,039
0,006
0,012
0,01 2
Netto binnenlands produkt marktprijzen
0,01 1
0,080
0,052
0,019
0,018
0,018
0,081
0,052
0,015
0,021
0,014
0,026
0,003
0,008
0,010
0,007
– a)
–
–
–
–
Bruto investeringen:
– bedrijven:
woningen
overige vaste activa
1
J
voorraadvorming
_ 0_
0,806
0,037
0,019
0,022
0,022
0,008
0,273
0,005
0,580
0,026
0,582
0,025
0,392
0,005
– overheid
0,002
0,002
0,000
–
0,010
0,016
0,013
0,007
0,007
0,005
0,016
0,013
0,006
0,007
0,004
OQ15
0,019
0,007
0,011
0,012
0,004
Totaal bestedingen
0,009
0,012
0,010
0,007
0,007
0,003
0,01 1
0,011
0,001
0,002
0,002
0,002
0,003
0,009
0,009
0,002
0,008
0,008
–
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
0,014
Overheidscomsumptie
0,000
Nationale bestedingen
Particuliere consumptie
Totaal afschrijvingen
0,058
0,767
0,059
Uitvoer:
Invoer:
– goederenc.i.f
– diensten
l
J
Totaal middelen
OQ12
0,009
0,012
0,008
0,011
0,012
0,004
0,012
0,010
0,007
0,007
0,003
Constante prijzen
(prjizen van 1980)
– goederen f.o.b.
1
– diensten
J
Bruto investeringen:
– bedrijven:
woningen
overige vaste activa
voorraadvorming
– overheid
Bruto binnenlands produkt marktprijzen
0,010
0,012
0,005
0,006
0,007
0,005
„ OQg
0,009
0,004
0,008
0,007
0,004
Totaal middelen
0,009
0,003
0,005
0,006
0,003
_ _„_
0,034
0,021
0,024
0,024
0,009
0,796
0,060
0,804
0,060
0,206
0,002
0,574
0,027
0,623
0,027
0,439
0,003
0,014
0,015
0,007
0,006
0,007
0,005
OOQ13
0,011
0,005
0,008
0,008
0,004
0,009
0,009
0,003
0,005
0,006
0,003
J
Nationale bestedingen
Uitvoer:
Invoer:
-goederenc.i.f.
– diensten
1
1
J
0,009
– goederen f.o.b.
1
– diensten
/
Totaal bestedingen
a) Geen vergelijking mogelijk i.v.m. ontbrekende CBS-gegevens.
coefficienten voor de waarde- en volumecijfers per post
leert dan ook dat de bronnen van verschillen tussen de betreffende reeksen gelokaliseerd zijn bij zowel de volumeals de prijsramingen. Over het algemeen zijn volgens de
Ongelijkheidscoefficienten de onderlinge verschillen minder groot dan de verschillen tussen de cijfers van DNB,
c.q. het CBS en de mechanisch verdeelde jaarcijfers. Dit
toont, in aanvulling op de correlaties uit tabel 1, dat de
meeste reeksen van het CBS en DNB goed op elkaar aansluiten.
Een illustratief voorbeeld in dit verband vormt de produktie in de landbouw, bosbouw en visserij. In figuur 1 zijn
de kwartaalreeksen volgens het CBS, DNB en de methode
van Boot e.a. getekend. In de kwartaalconfrontatie van
DNB is aan dit onderdeel van de produktie ruime aandacht
besteed. Geaggregeerde informatie op kwartaal- en/of
maandbasis is namelijk niet beschikbaar zodat het te ramen kwartaalbeloop op de aanwezige detailinformatie
moet steunen om toch de sterke fluctuaties in de landbouwproduktie op een adequate wijze tot uitdrukking te
brengen. De extra informatie in de kwartaalcijfers heeft
voornamelijk betrekking op seizoenbewegingen. De Ongelijkheidscoefficienten voor de Seizoenvrije cijfers zijn imr-CT> o o moo
mers laag in vergelijking met die voor de Oorspronkelijke
cijfers.
De voorraadvorming is, uit hoofde van een onderlinge
vergelijking van de constructiemethodiek, een tweede relevante reeks om nader te bezien. In de figuren 2 en 3 zijn
de waarde- en volume-ontwikkeling van de voorraadvorming volgens de drie beschouwde constructiemethoden
getekend. Ook hier zijn de verschillen tussen de kwartaalcijfers van DNB en het CBS gering in verhouding tot de
verschillen metde mechanisch berekende kwartaalcijfers.
Dit betekent dat de kwartaalcijfers van DNB voor de voorraadvorming op het gebied van de informatie-inhoud gemiddeld weinig onderdoen voor de cijfers van het CBS.
Deze uitkomst is verrassend aangezien het CBS er de nadruk op legt dat juist het gebruik van informatie over de
voorraadvorming de publikatie van kwartaalrekeningen tot
voor kort in de weg zou hebben gestaan.
Als derde en laatste illustratie van de kwaliteit van de
aansluiting tussen de kwartaalrekeningen van het CBS en
de kwartaalconfrontatie van DNB tonen de figuren 4 en 5
voor het binnenlands produkt de waarde- en volumecijfers
die uit de respectievelijke benaderingen volgen. De
volume-ontwikkeling van het binnenlands produkt wordt
zoals bekend veelal gezien als een goede indicator voor de
conjuncturele ontwikkeling 9). In lopende prijzen manifesteren de onderlinge verschillen in de componenten zich
per saldo in belangrijke mate als een uiteenlopend seizoenpatroon (figuur 4). Dit is vooral te wijten aan de bijdrage van de verschillen bij de diensten waaronder tevens de
overheidsproduktie is begrepen. Voor de volume-ontwikFiguur 1. Bruto toegevoegde waarde landbouw, bosbouw
en visserij (mrd. gld.)
keling (figuur 5) stemmen de cijfers van het CBS en DNB
onderling veel beter overeen. De voornaamste reden hiervoor is dat de volume-ontwikkeling van de overheidsproduktie wordt gemeten aan de hand van de werkgelegenheid bij de overheid. Hierdoor valt een belangrijk verschil
in de registratie van de prijs- i.e. loonontwikkeling weg.
Uit de correlaties in label 1 en uit de ongelijkheidscoefficienten uittabel 2 blijkt dat er bij een aantal posten toch belangrijke verschillen optreden tussen de kwartaalcijfers
van het CBS en die van DNB. In de volgende paragraaf
worden enkele van die verschillen nader geanalyseerd.
Hierbij beperken wij ons kortheidshalve tot de inkomensverdeling en de indirecte belastingen.
Figuur 4. Bruto binnenlands produkt, marktprijzen (mrd.
9ld.)
105.0 -|
6.0-I
1977 ‘
_
1978
1979
DNB
1980
_ _ _ _
1981
1982
1984
…..
CBS
1983
Boot e.a.
Figuur 2. Toeneming voorraden en onderhanden werk
(mrd. gld.)
1977
1978
1979
1981
1982
CBS
DNB
1983
……
1984
Boot e.a.
Figuur 5. Bruto binnenlands produkt, marktprijzen (prijzen
van 1980, mrd. gld.)
1977
1978 1979 1980 1981 1982
DNB
– – – –
CBS
1983 1984
……
Boot e.a.
78. 9 4
Figuur 3. Toeneming voorraden en onderhanden werk
(prijzen van 1980, mrd. gld.)
/
1977
DNB
1978 1 7
9 9 1 8
9 0 1981 1982 1 8
9 3 1984
_ _ _ _
CBS
……
Boot e.j
Enkele belangrijke verschillen
De oorzaak van de verschillen tussen de ramingen van
DNB en het CBS voor de inkomensverdeling en de indirecte belastingen ligt bij een onderling afwijkende, op a priori
gronden gekozen registratie op kas- dan wel transactiebasis. Wat betreft de inkomensverdeling zijn in de kwartaalconfrontatie van DNB alle bijzondere uitkeringen die
deel uitmaken van de loonsom (zoals vakantietoeslagen,
VI
1977
_
DNB
1978
1979
1980
– – – –
1981
CBS
1982
1983
……
1984
Boot e.a.
9) Vergelijk b.v. M.M.G. Fase en J.A. Bikker, De datering van economische fluctuaties: proeve van een conjunctuurspiegel voor Nederland 1965-1984, Maandschrift Economie, jg. 49, nr. 4, 1985, biz.
299-332.
862
Figuur 6. Looninkomens bedrijven en overheid (mrd. gld.)
1977
__
DNB
1978
1979
1980
– —
1981
1982
1983
1984
CBS
winstuitkeringen, gratificaties e.d.), gelijkmatig met de
loonsom over het jaar verdeeld. Als moment van transactie
is namelijk gekozen voor het moment van levering van de
arbeidsprestaties. In de kwartaalrekeningen van het CBS
worden bedoelde bijzondere uitkeringen geregistreerd in
het kwartaal waarin zij worden uitbetaald. Deze onderling
afwijkende registratie manifesteert zich in de reeks als een
sterkseizoenmatigpatroon. Figuur 6 illustreertdit. Uitdien
hoofde is tevens volgens tabel 1 de correlatie tussen de
procentuele veranderingen van jaar op jaar in de beide
reeksen van het looninkomen hoger dan de correlatie tussen de niveaus op kwartaalbasis (0,93 versus 0,66). Deze
verschillen aan de inkomenskant zijn gedeeltelijk terug te
vinden aan de produktie- en de bestedingenkant. Aan een
deel van de verschillen bij de indirecte belastingen ligt
eveneens een onderling afwijkende registratie ten
grondslag. In de Nationale Rekeningen worden belastingen in tegenstelling tot andere transacties gemeten naar
de gemde bedragen (kasbasis) i.p.v. naar de verschuldigde bedragen (transactiebasis). In de kwartaalconfrontatie
van DNB is, in tegenstelling tot in de kwartaalrekeningen
van het CBS, toch gezocht naar een geschikte verdeling
op transactiebasis. Dit manifesteert zich als een onderlinge verschuiving van het kwartaalpatroon. Illustratief in dit
verband is dat de correlatie tussen de desbetreffende
reeksen toeneemt indien de reeks uit de kwartaalconfrontatie een periode vertraagd wordt opgenomen (zie tabel 1,
in jaarmutaties: 0,64 versus 0,37).
Uit het voorgaande blijkt dat de oorzaak van deze verschillen een keuzeprobleem betreft en dat belangrijke verschillen tussen de kwartaalcijfers van het CBS en DNB niet
voortvloeien uit het gebruik van onderling afwijkende of
conflicterende informatie. Derhalve staan deze verschillen
de koppeling van de kwartaalcijfers van DNB en het CBS
niet in de weg.
Conclusie en samenvatting
Tot voor kort publiceerde het CBS uitsluitend losstaande informatie op kwartaalbasis over de macro-economische ontwikkeling in ons land. Zowel voor de conjunctuuranalyse als voor de macro-economische modelbouw
bestaat echter grote behoefte aan een integratie van deze
informatie in het kader van de Nationale Rekeningen. Uit
dien hoofde heeft DNB, sinds het begin van de jaren zeventig, een kwartaalconfrontatie van middelen en bestedingen opgesteld, die berust op de jaarcijfers van de Nationale Rekeningen. Aanvankelijk was deze alleen voor intern gebruik bedoeld, later is zij gepubliceerd.
Recentelijk heeft het CBS de publikatie van kwartaalrekeningen ter hand genomen. Evenals de kwartaalconfrontatie van DNB bundelen deze rekeningen de her en der
ESR 3-Q-lQRfi
verspreide kwartaalinformatie tot een consistent geheel.
Hoewel er in grote lijnen geen essentiele verschillen
bestaan tussen de opzet van het CBS en DNB, is de
constructiemethodiek van het CBS veel meer uitgebreid
en verfijnd, met name aan de produktiekant, dan die van
de kwartaalconfrontatie van DNB. Toch blijken de kwartaalcijfers van het CBS en DNB voor de periode 19771984, afgezien van een aantal registratieverschillen ten
gevolge van beslissingen met een arbitrair karakter, goed
op elkaar aan te sluiten. Derhalve is het voor gebruikers
van lange tijdreeksen zeer wel mogelijk de kwartaalcijfers
van het CBS en DNB te koppelen. Daarmee blijft de kwartaalconfrontatie van DNB voorzien in een leemte voor de
periode 1957-1977, welke in een aantal gevallen zelfs uitloopt tot 1983. Het CBS heeft het gebrekkige karakter in
het verleden van gegevens over de voorraadvorming als
voornaamste argument gehanteerd voor het uitblijven van
de publikatie van kwartaalrekeningen. Gezien de relatief
geringe verschillen tussen de kwartaalcijfers van het CBS
en DNB voor de voorraadvorming, lijkt dit argument achteraf bezien evenwel weinig overtuigend. Overigens is het
verheugend dat het CBS nu uiteindelijk zelf kwartaalcijfers
van de Nationale Rekeningen opstelt en publiceert. Ten
slotte ligt zulks meer op de weg van het CBS dan op die
van DNB.
Frank den Butter
Pirn Kramer