De milieu-Kuznetscurve bestaat!
Aute ur(s ):
Folmer, H. (auteur)
Komen, M.H.C. (auteur)
Hoogleraar algemene economie resp. oio algemene agrarische economie aan de Landb ouwuniversiteit Wageningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4104, pagina 355, 30 april 1997 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, milieu
De relatie tussen economische groei en milieuvervuiling is al jaren onderwerp van discussie, zowel in de wetenschappelijke literatuur
als in de politiek. Het meest bekend in dit verband is het eerste rapport van de Club van Rome, waarin exact 25 jaar geleden een
radicale beperking van de groei werd bepleit om uitputting van natuurlijke hulpbronnen te voorkomen. Haaks op deze visie staat de
opvatting dat economische groei juist positieve milieueffecten heeft. In de afgelopen jaren is er veel theoretisch en empirisch
onderzoek verricht naar het verband tussen inkomensniveau en milieukwaliteit.
In die relatie spelen de volgende effecten een rol 1. Ten eerste het schaaleffect: economische groei leidt tot een toename van de
vervuiling vanwege de grotere vraag naar inputs, zoals energie, hogere consumptie en de grotere productie van allerlei afvalstoffen. Dit
effect kan getemperd worden als economische groei op termijn leidt tot een daling van de bevolkingsgroei. Ten tweede is er het
compositie-effect. Dit houdt in dat met de groei van het inkomen de samenstelling van de productie en consumptie verandert van
vervuilende goederen naar schonere goederen, van industrie naar diensten bijvoorbeeld. Ten derde gaat er een effect uit van
technologische innovaties. Hierdoor wordt het mogelijk hetzelfde goederenpakket op een minder vervuilende wijze te produceren. Hoe
meer groei, hoe meer middelen om schone technologieën te ontwikkelen.
Als we rekening houden met het buitenland en de overheid, moeten ook het handels- en het beleidseffect genoemd worden 2. Het eerste
houdt in dat rijke landen in staat zijn een milieuvervuilende consumptie te handhaven, terwijl de productie schoner wordt: door de invoer
van sterk milieubelastende goederen te vergroten. Deze variant op het compositie-effect betekent in wezen de export van vervuiling. Het
beleidseffect houdt in dat de overheid restricties oplegt aan burgers en bedrijven, om zo de vervuiling te verminderen. Zo kan de
overheid het compositie- en technologie-effect versterken.
Het uiteindelijk effect van economische groei op de kwaliteit van het milieu is de som van alle bovengenoemde effecten. Vele empirische
studies die deze effecten geschat hebben, komen tot de conclusie dat bij groei van het inkomen per hoofd de vervuiling die een
economie teweeg brengt eerst sterk toeneemt, om dan een piek te bereiken en vervolgens te dalen. Dit patroon heet de ‘milieuKuznetscurve’. Zo vonden Grossman en Krueger in een panel met stedelijke gebieden in een aantal landen als waarnemingseenheden een
Kuznets-verband met omslagpunten onder $ 5000 (met 1985 als basisjaar) 3. Selden en Song vonden op nationaal niveau voor dezelfde
vormen van vervuiling ook een Kuznetscurve, zij het dat de omslagpunten hoger lagen dan $ 8000 4. Het verschil kan verklaard worden
door het handelseffect op nationaal niveau: stedelijke gebieden kunnen immers verontreinigende productie overplaatsen naar landelijke
gebieden. De mogelijkheden daartoe zijn op nationale schaal veel beperkter. Hettige et al verkregen soortgelijke resultaten voor een
uitgebreidere verzameling van vervuilende stoffen voor tachtig landen in de periode 1960-1988 5.
De milieu-Kuznetscurve wordt dus empirisch ondersteund. Het maakt echter wel enig verschil welke vorm van vervuiling wordt
bestudeerd. Met name vervuiling die sterk ‘voelbaar’ is (bijvoorbeeld door duidelijke aanwijsbare en grote gezondheidsrisico’s), die tegen
niet al te hoge kosten bestreden kan worden en die volledig onder de jurisdictie van een nationale overheid valt, neemt af boven een
bepaald inkomensniveau. Denk hierbij aan stedelijke luchtverontreiniging. Is de vervuiling niet zo voelbaar, bijvoorbeeld omdat de
schade in andere gebieden terecht komt, bij andere generaties, zeer onzeker of niet goed zichtbaar is, dan is het Kuznets-verband veel
minder duidelijk. Dat is bijvoorbeeld het geval bij CO2-emissies.
Dit wijst er op, dat mensen niet zo zeer genoeg krijgen van milieuvervuilende consumptie, maar wel van de vervuiling die ermee gepaard
gaat. Ofte wel: de samenstelling van het productiepakket (compositie-effect) en de wijze van produceren (technologie-effect) worden niet
alleen vanzelf schoner, maar ook als gevolg van de wens en de mogelijkheid (o.a. via het beleidseffect) om de vervuiling te verminderen.
Permanente groei bij een gegeven en uitputbare voorraad van natuurlijke hulpbronnen en een gegeven milieukwaliteit lijkt dus mogelijk,
als er maar een adequaat milieubeleid gevoerd wordt 6. Sterker nog, de besproken literatuur suggereert dat een bepaald minimuminkomensniveau een voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling. Voor lokale emissies betekent dat, bij een adequaat milieubeleid, de
noodzaak tot beperking van de economische groei ten behoeve van het milieu ontbreekt. Drastische beperking van de groei zal mogelijk
zelfs een averechts effect hebben, in de zin dat de economie stagneert op de Kuznetscurve.
In de volgende artikelen in ESB wordt dit artikel aangehaald: J.B. Opschoor, Bestond de milieucurve echt?, F. Folmer en M.H.C.
Komen, De milieu-Kuznetcurve blijft bestaan!, H. Verbruggen; Milieu en economie verzoend?, S.M. de Bruy; De ontkoppeling
ontmaskerd
1 G.M. Grossman en A.B. Krueger, Economic growth and the environment, Quarterly Journal of Economics, 1995, blz. 353-377.
2 K.E. McConnell, Income and the demand for environmental quality, Environment and Development Economics, te verschijnen.
3 G.M. Grossman en A.B. Krueger, Environmental impacts of a North American free trade agreement, Discussion papers in economics
158, Princeton, N.J. Woodrow Wilson School of Public International Affairs, 1992.
4 T.M. Selden en D. Song, Environmental quality and development: is there a Kuznets curve for air pollution emissions?, Journal of
Environmental Economics and Management, 1994, blz. 147-162.
5 H. Hettige, R.E.B. Lucas en D. Wheeler, The toxic intensity of industrial production: global patterns, trends and trade policy, American
Economic Review, 1992, blz. 478-481.
6 Deze conclusie is in overeenstemming met de modelmatige studie van M. Hartwick, National wealth, constant consumption and
sustainable development, in H. Folmer en T. Tietenberg (red.), International yearbook of environmental and resource economics, a
survey of current issues 1997-1998, Edward Elgar, Aldershot, 1997.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)