Ga direct naar de content

De marktmacht van grote banken

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 6 2006

internationaal

De marktmacht van grote banken
De concurrentie op de geconcentreerde bankenmarkt in
Nederland steekt vergeleken met honderd andere landen
gunstig af. Dit is opvallend omdat de marktmacht van grote
banken duidelijk groter blijkt te zijn dan die van kleine
banken.
oncurrentie op de bankenmarkt is van
belang voor de welvaart. Een hoge depositorente vergroot de koopkracht en
bevordert sparen, terwijl een lage kredietrente investeringen en de economische activiteit
stimuleert. Concurrentie dwingt banken efficiënter
te worden en stimuleert innovatief gedrag. Tevens is
concurrentie van banken relevant voor solvabiliteit
en financiële stabiliteit. Overmatige concurrentie kan
de solvabiliteit aantasten terwijl geringe concurrentie
kan leiden tot inefficiëntie. Dit artikel schat concurrentie op de bankenmarkt in Nederland en honderd
andere landen.
Onder invloed van internationalisering, liberalisering van regelgeving, sterker geworden concurrentie
en toename van de optimale schaalgrootte, heeft
de bankenmarkt in de loop van de jaren in tal van
landen een proces van consolidatie laten zien. Het
aantal banken in de vijftien oude EU landen nam
van bijna tienduizend in 1990 af tot 5.500 in 2005.
Het marktaandeel van de vijf grootste banken per
land nam gemiddeld over die periode met achttien
procent toe. De vraag naar de mate van bancaire
concurrentie wint aan belang naarmate de consolidatie voortschrijdt.
Concurrentie op de bancaire markten laat zich niet
direct meten. Voor de prijs-kosten marge per instelling (of per product) zijn niet voldoende gegevens
voorhanden. Een veel gebruikte indirecte maatstaf
is de concentratiegraad, omdat de concurrentie
wordt geacht af te nemen naarmate de concentratie
toeneemt. Nadelen van deze grootheid is echter dat
deze sterk varieert op de diverse segmenten van de
bankenmarkt, de financiële intermediatie van nietbancaire instellingen verwaarloost, gevoelig is voor
de grootte van het land en geen rekening houdt met
de invloed van potentiële nieuwe toetreders. Een
andere indicator is de rentemarge, die verondersteld wordt kleiner te zijn naarmate de concurrentie
toeneemt. Een bezwaar van de rentemarge is dat
deze ook beïnvloed wordt door andere factoren,
zoals de conjunctuurgevoelige rentestructuur.
Belangrijker is de algemenere tekortkoming dat
beide grootheden een zekere samenhang vertonen
met concurrentie, maar deze niet direct meten. Ze

C

JAAP BIKKER EN
LAURA SPIERDIJK
Senior onderzoeker bij
De Nederlandsche Bank
respectievelijk Rosalind
Franklin Fellow aan De
Rijksuniversiteit Groningen

212

ESB

6 april 2007

worden elk ook door andere factoren bepaald, zo
sterk zelfs dat concentratie en rentemarge onderling vaak in het geheel niet gecorreleerd zijn. Zo
liep in het afgelopen decennium de concentratiegraad op, wat duidde op minder concurrentie,
terwijl de rentemarge kromp, wat juist meer concurrentie suggereerde.
Als alternatief wordt hier een aan het model van
Panzar en Rosse (PR) ontleende maatstaf gepresenteerd, die de concurrentie rechtstreeks meet en
die niet of minder lijdt aan de bovengenoemde bezwaren. De volgende paragraaf licht het gebruikte
model toe. Daarna wordt de mate van concurrentie
in Nederland en honderd andere landen bepaald.
Vervolgens komt de invloed van bankgrootte op
marktmacht aan de orde. Het artikel sluit af met
enkele conclusies.

Het PR model
Een empirisch PR model maakt het mogelijk de
competitieve structuur van de bancaire markt per
land vast te stellen:
ln ORit = α + β ln BRit + γ ln LVit + δ ln PIit + ε
ln BSFit (1)
Het model verklaart de ontvangen rente (OR) van
bank i in jaar t. De drie belangrijkste verklarende
variabelen zijn de prijzen van de productiefactoren
financiering, arbeid en fysiek kapitaal, of benaderingen daarvan. Dat zijn achtereenvolgens de betaalde rente (BR) op de aangetrokken gelden, uitgedrukt als percentage, de loonvoet (LV) en de prijs
van investeringen in gebouwen en software (PI),
bestaande uit afschrijving op informatietechnologie,
meubilair en kantoren. BSF staat voor bank-specifieke factoren, die verschillen in risico, kosten,
grootte en structuur van banken weerspiegelen.
Vergelijking (1) kan per land geschat worden met
de kleinste kwadraten methode. Land x is gedefinieerd als het geheel van markten waar banken uit
land x opereren. Internationaal opererende banken
worden zo toegerekend aan hun land van vestiging.
Land valt dus niet geheel samen met geografische
grenzen. Voor Nederland gaat het dan niet over de
binnenlandse concurrentie in Nederland maar over
de concurrentie op de markten waar Nederlandse
banken actief zijn.
De som van de drie betrokken inputprijs elasticiteiten, aangeduid met H, is de gezochte maatstaf
van concurrentie: H = β + γ + δ. PR tonen op grond
van theoretische modellen aan dat H gebruikt kan

worden om conclusies te trekken over de structuur
van de onderzochte markt. Uit de economische
literatuur is bekend dat de bedrijfsopbrengst van
een monopolist daalt als de kosten stijgen. Door de
hogere marginale kosten neemt (bij gelijkblijvende
marginale opbrengsten) immers het evenwichtsniveau van de productie af, zodat de inkomsten
teruglopen. Merk op dat in geval van monopolie de
hogere outputprijs onvoldoende is om het negatieve
effect van het omzetverlies op de bedrijfsopbrengsten te compenseren. Dat was – uitgaande van het
evenwichtsniveau – immers vóór de stijging van de
inputprijzen ook al het geval. Indien de markt van
banken monopolistisch is, leiden hogere productieprijzen dus tot lagere renteopbrengsten. Daarom
is H dan nul of negatief. Een marktstructuur is ook
monopoloïde als banken opereren als kartel of als
de monopolist op verschillende locale markten of
marktsegmenten actief is.
Op een markt met perfecte concurrentie waarop
een lange-termijn evenwicht heerst, produceert elke
bank een hoeveelheid die hoort bij het minimum
van haar lange-termijn gemiddelde kostenfunctie.
Als de productieprijzen toenemen gaan marginale en
gemiddelde kosten, en de lange-termijn gemiddelde
kostenfunctie, in gelijke mate omhoog, zonder de optimale productieomvang van de bank te veranderen.
De outputprijs en daarmee de bedrijfsopbrengsten
stijgen in gelijke mate. Er is immers geen overwinst.
Bij perfecte concurrentie is H derhalve gelijk aan 1.
Banken op een markt met monopolistische concurrentie bepalen hun productieniveaus zodanig dat
marginale kosten en opbrengsten gelijk zijn en
toe- of uittreding op lange termijn geen winst oplevert. In dergelijke omstandigheden leidt een stijging
van inputprijzen tot een opwaartse verschuiving van
gemiddelde en marginale kostenfuncties en vermindering van het optimale productieniveau. Hierdoor
worden de inkomsten van de banken aangetast en
verlaten wellicht enkele banken de markt. Door de
afname van het totale aanbod resulteert een nieuw
evenwicht tussen prijzen en gemiddelde kosten.
Aldus volgt een waarde voor H van 1 of minder.
Monopolistische concurrentie weerspiegelt het
bestaan van productdifferentiatie en komt overeen
met de waarneming dat banken variatie aanbrengen
in vorm en kwaliteit van hun diensten (zodat klanten
de producten als heterogeen zien), ook al is hun
kernactiviteit vrij homogeen.
Samenvattend wijst H≤0 op monopolie, H=1 op
volledige mededinging en 0waarde van H de mate van concurrentie aan. H is
een index van de algemene competitieve structuur
van de gehele bankenmarkt. Verschillen op afzonderlijke deelmarkten komen verderop aan de orde.
Een aantrekkelijke eigenschap van H is dat deze de
mate van concurrentie rechtstreeks meet en daarom
geen waarnemingen van concurrerende niet-bancaire
financiële instellingen of van potentiële toetreders
vereist.

Concurrentie in 101 landen
Deze studie gebruikt balans- en verlies- en winstgegevens uit Bankscope van
18.500 banken uit 101 landen over de periode 1989 tot 2004, in totaal ruim
110 duizend waarnemingen (zie Bikker et al., 2006a). Voor Nederland beschikken we over gegevens van 63 banken. De tweede kolom van tabel 1 geeft de met
vergelijking (1) geschatte H-waarde voor Nederland en ter vergelijking tevens de
gemiddelde H van de EU-15 en van alle landen. De concurrentie in Nederland
ligt met 0,80 behoorlijk hoog. Testen verwerpen zowel monopolie of perfecte
samenwerking tussen banken als volkomen concurrentie als marktstructuur. De
H-waarde van 0,80 steekt in gunstige zin af bij het EU gemiddelde (0,44) en
bij de rest van de wereld (0,52). Slechts vier van de dertig OESO landen kennen
sterkere concurrentie, te weten Ierland, Mexico, Spanje en Zwitserland. Deze
uitkomst is opvallend omdat Nederland een sterk geconcentreerde bankenmarkt
heeft met een marktaandeel van de vijf grootste banken (CR5) van 84 procent
tegen 53 procent voor de EU-15 (zie eerste kolom).
tabel 1

H-waarden voor Nederland, de EU-15 en de wereld

Nederland
EU-15
Wereld

CR5
84%
53%
—

HOLS
(σ)
0,80 (0,09)
0,44 (0,10)
0,52 (0,17)

H0,1
(σ)
0,88 (0,09)
0,72 (0,09)
0,68 (0,17)

H0,9
(σ)
0,43 (0,21)
0,27 (0,14)
0,42 (0,21)

Toelichting: standaardfouten tussen haakjes
H0,1 beschrijft kleine en H0,9 grote banken

Bron: Bikker et al. (2006a)

Grote versus kleine banken
De bankenmarkt bestaat uit verschillende deelmarkten, doordat banken verschillende producten en diensten aanbieden en doordat zij op verschillende geografische
gebieden opereren. Gebrek aan vereiste gegevens maakt het niet mogelijk de
concurrentie op deze deelmarkten afzonderlijk te meten. We kunnen echter wel
onderscheid maken tussen grote en kleine banken. Grote banken richten zich
verhoudingsgewijs meer op dienstverlening aan grote ondernemingen (wholesale
banking) waarbij zij ook internationale concurrentie ondervinden, terwijl kleine
banken zich verhoudingsgewijs meer richten op consumenten en het midden- en
kleinbedrijf (retail banking), waarbij de concurrentie meer regionaal van aard is.
De economische theorie neemt aan dat grote banken beter dan kleine in staat zijn
om zodanig te opereren dat zij de concurrentie reduceren. De empirische literatuur
geeft overigens op dit terrein onderling tegenstrijdige uitkomsten.
Wij maken onderscheid tussen de concurrentiegraad van grote en kleine banken
door het PR model te schatten met zogenaamde kwantiel regressie (zie Bikker
et al., 2006b). Daarbij worden alle modelparameters afhankelijk van de grootte
van de bank (of preciezer, de grootte van de ontvangen rente (OR), die overigens uitermate sterk gecorreleerd is met de bankgrootte, uitgedrukt in totale
activa), zodat in plaats van een getal een range van getallen wordt geschat. Op
deze wijze wordt één (gemiddelde) waarde van H vervangen door een geschatte
grafiek van H over het gehele domein van kleine en grote banken. Figuur 1 geeft
daarvan voorbeelden voor de VS en Nederland.
Deze figuren beelden H af waarbij verticaal ook het betrouwbaarheidsinterval
wordt getoond (arcering). Tevens geeft de horizontale lijn de kleinste kwadratenschatter van H weer, die geen onderscheid maakt naar bankgrootte. Voor de
VS is duidelijk hoe sterk de concurrentie afneemt van kleine banken (H = 0,70),
via middelgrootte banken (H = 0,55) naar grote banken (H = 0,30). Voor de
meeste industrielanden (en Nederland) zien we hetzelfde patroon, met een iets
(of veel) groter betrouwbaarheidsinterval. Voor Nederland is het verschil tussen kleine en grote banken zelfs maar net significant (zie tabel 1 voor het tien
% en negentig % percentiel van de verdeling van H). Meer marktmacht voor
grotere banken vinden we in alle grote industriële economieën en in 42 van
de 101 landen. Deze omvatten 85 procent van de banken in onze steekproef.
In de andere landen bestaat er geen significant verschil tussen de markt-

ESB

6 april 2007

213

tratie immers tot de hoogste van de wereld terwijl dit
toch gepaard gaat met een relatief hoge concurrentie.
Naast Nederland geldt dat in West-Europa ook voor
Zwitserland.

figuur 1

Grafieken van H-waarden voor Nederland en de VS
Nederland
1.5

Conclusies

1.0
oooooooo ooo
o
oo oo
oo
oooo oo oo

H

ooo
o
ooooo
o
ooo
o
o oo
o ooo o
o

oo
oooo

o o oooooo
oo
o

oo
o
o
o
o o o
o
o o
o
oooo
o
o oo o
o o
o
o

0.5

0.0

0. 0

0.2

0.4

0.6

0.8

1.0

kwantiel
Verenigde Staten
1.0

0.8

oo
oo
oo
oo
oo
oo
ooo
oooo
ooooo
oooo
ooooo
oooo
ooooo
ooooo
oooooo
ooooo
oooooo
oooooo
oooooo
oooo
oooo
oooo
oooo
ooo
ooo
oo
oo
oo
oo
oo
o
o
o

H

0.6

0.4

0.2

Dit artikel meet de gemiddelde concurrentie op de
bancaire markten op basis van het Panzar-Rosse
model. Voor Nederland en de meeste andere afzonderlijke EU-landen wordt monopolistische concurrentie waargenomen. Een perfect kartel of volkomen
concurrentie komt vrijwel niet voor. De mate van
concurrentie loopt binnen de EU-landen nog behoorlijk uiteen. De Nederlandse bankenmarkt behoort
tot de meest concurrerende, wat opvallend is omdat
deze sterk geconsolideerd is. Kennelijk is de hoge
concentratie in Nederland een noodzakelijk gevolg
van de sterke concurrentie, en leidt deze op zich niet
tot samenwerking tussen banken die de concurrentie
substantieel beperkt. Deze analyse is globaal van
aard en maakt geen onderscheid naar afzonderlijke
deelmarkten.
Indien de uitkomsten worden verbijzonderd naar de
grootte van de banken, dan blijkt dat de marktmacht
van grote banken in de zes grootste geïndustrialiseerde landen alsmede 36 andere landen significant
hoger is dan die van kleine banken. Dat geldt ook
voor Nederland. Het omgekeerde komt zo goed als
niet voor. Deze uitkomst is in overeenstemming met
de theorie die aanneemt dat grote banken beter in
staat zijn zodanig te opereren dat zij de concurrentie
beperken. Andere verklaringen zouden kunnen zijn
dat grote banken meer profiteren van hun merknaam en meer actief zijn in complexe producten
en dienstverlening aan grote bedrijven. Dergelijke
producten en dienstverlening houden meer maatwerk in waarbij grotere winstmarges voor de hand
liggen. Schaalvergroting kan ook in de bankensector
om diverse redenen noodzakelijk zijn. Consolidatie
kan hand in hand gaan met sterke concurrentie.
Niettemin toont de positieve relatie tussen marktmacht en bankgrootte aan dat bancaire consolidatie
risico’s inhoudt voor het concurrentieniveau.

0.0

0. 0

0.2

0.4

0.6

0.8

1.0

kwantiel

macht van grote en kleine banken. Alleen in Costa Rica geldt het omgekeerde
verband.
Deze uitkomst is van belang voor de beoordeling van de marktstructuur, met name
zoals deze kan ontstaan na een eventuele fusie of fusiegolf. Consolidatie kan voor
banken vanwege de concurrentiestrijd van belang zijn om te kunnen profiteren van
schaalvergroting. Ook voor diverse vormen van dienstverlening, met name voor
grote bedrijven, is een grote schaal vereist. Tenslotte speelt ook de mogelijkheid
van risicodiversificatie een rol. Keerzijde van consolidatie is echter dat het de
concurrentie kan afzwakken wat nadelige welvaartseffecten zou kunnen hebben
voor consumenten en bedrijven. Een hoge concentratie staat behoorlijke concurrentie overigens niet altijd in de weg. In Nederland behoort de bancaire concen-

214

ESB

6 april 2007

LITERATUUR
Bikker, J.A., L. Spierdijk en P. Finnie (2006a) Misspecification
of the Panzar-Rosse model: assessing competition in the banking
industry, DNB Working Paper No. 114.
Bikker, J.A., L. Spierdijk en P. Finnie (2006b) The impact of bank
size on market power, DNB Working Paper No. 120.

Auteurs