Ga direct naar de content

De invloed van banken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 18 1998

De invloed van banken
Aute ur(s ):
Kakes, J. (auteur)
Sterken, E. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij de economische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4144, pagina 235, 20 maart 1998 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, monetaire, economie, bankw ezen

In een gesloten economie kan men de twee belangrijkste instrumenten voor monetair beleid, de rente en de geldhoeveelheid,
onafhankelijk inzetten voor macro-economische doelstellingen (inflatiebestrijding, economische groei). In een kleine open economie
met volledige kapitaalmobiliteit worden deze mogelijkheden beperkt. Men kan kiezen tussen rentebeleid (zeg het handhaven van een
vaste wisselkoers) en geldhoeveelheidsbeleid, waaraan automatisch een flexibele wisselkoers vastzit. Nederland heeft duidelijk voor
het eerste gekozen: door onze koppeling aan de D-mark zijn we gedwongen de Duitse rente te volgen en kunnen we geen
geldhoeveelheidsdoelstelling nastreven. Voor veel andere Europese landen ligt dit enigszins anders. In landen met een
geldhoeveelheidsbeleid ligt het voor de hand dat het beleid mede wordt bepaald door het gedrag van particuliere banken, omdat de
verlening van bankkrediet een grote invloed heeft op de geldhoeveelheid. In de literatuur wordt momenteel veel aandacht besteed aan de
rol van banken in het monetaire transmissieproces. In het licht van de naderende EMU roept dit de vraag op in hoeverre de
deelnemende landen in dit opzicht van elkaar verschillen.
In een wereld met kapitaalmarktimperfecties spelen banken een cruciale rol. Gezinnen en bedrijven, die op de openbare kapitaalmarkt niet
terecht kunnen, zijn veelal afhankelijk van bankkrediet. De beslissing om krediet te verstrekken vormt dus een belangrijke schakel in het
monetaire transmissieproces. Hoewel geregeld een verband wordt gevonden tussen monetair beleid en de kredietverlening, is het belang
van het bankkredietkanaal nog altijd controversieel. Studies die zijn gebaseerd op geaggregeerde gegevens kampen namelijk met een
identificatieprobleem: is de terugval in de kredietverlening na een monetaire verkrapping het gevolg van een verminderde vraag naar
kredieten of van een verminderd aanbod? Alleen in het laatste geval vormt het bankkrediet een zelfstandig transmissiekanaal. Niettemin
lijkt het plausibel dat de markt voor bankkrediet grotendeels vraagbepaald is: kredieten worden voor langere tijd tegen vaste condities
verstrekt zodat het moeilijk is om het totale kredietaanbod snel te wijzigen. Bovendien kunnen banken een monetaire beleidsschok
opvangen door zelf nieuwe leningen op de kapitaalmarkt uit te zetten, of door naast hun kredietportefeuille een buffervoorraad liquide
activa (aandelen of obligaties) aan te houden.
Kashyap en Stein onderzoeken het gedrag van particuliere banken in de Verenigde Staten in de periode 1976-1993 1. Een nieuw element
dat zij aan het bestaande werk toevoegen is het gebruik van individuele bankgegevens. Hiermee wordt aan bovengenoemd
identificatieprobleem tegemoet gekomen. Een bank met relatief veel liquide (op korte termijn vrij opeisbare) tegoeden is in staat om een
terugval in de deposito’s op te vangen en de winstgevende kredietverlening op peil te houden. Een minder liquide bank zou de schok
minder goed kunnen opvangen. Kashyap en Stein gebruiken over zeventig kwartalen bijna een miljoen bank-kwartaal gegevens om
bovenstaande ideeën te toetsen. De hypothese is dat banken met een sterke balansstructuur en grote banken minder gevoelig zijn voor
monetaire beleidswijzigingen. De schattingsuitkomsten bevestigen de vermoedens. Kleine banken met weinig liquide middelen laten een
meer dan evenredige reductie zien in de uitstaande kredietverlening. Als dit is toe te schrijven aan de vraag naar bankkrediet, dan zou dat
betekenen dat klanten met de grootste gevoeligheid van kredietvraag voor monetaire beleidswijzigingen toevallig het krediet vragen aan
banken met een beperkte liquiditeit.
Wat is de relevantie van de Kashyap-Stein uitkomsten voor een groot monetair Europa? Voor het bankwezen bestaan tussen de
Europese landen opvallende verschillen in concentratiegraad, internationale oriëntatie, en het feit dat sommige economieën (Duitsland)
meer bank-georiënteerd zijn dan andere (het VK). Het ligt dus voor de hand dat een bankkredietkanaal voor sommige landen een
belangrijk monetair transmissiemechanisme vormt, terwijl het voor andere landen minder relevant is. Als gevolg hiervan zouden
monetaire beleidsmaatregelen op Europees niveau wel eens heel verschillend kunnen uitwerken in de verschillende EMU-landen. Een
analyse volgens Kashyap en Stein is op dit moment moeilijk te realiseren voor de Europese landen, aangezien gedetailleerde
kwartaalcijfers op bankniveau niet beschikbaar zijn. Niettemin doen Kashyap en Stein in een recent artikel een poging om iets meer de
zeggen over relevantie van het bankkredietkanaal voor verschillende Europese landen 2. Aanwijzingen voor een bankkredietkanaal
worden vooral gevonden voor de zuidelijke landen (Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal). Nederland behoort tot de landen waar dit
transmissiekanaal minder relevant lijkt. Dit is niet zo verrassend: grote, internationaal georiënteerde banken beheersen hier de
kredietmarkt. Bovendien hebben wij reeds geruime tijd ingezet op de andere optie voor het monetaire beleid: een rentebeleid. Voor ons
dus geen reden om ons over de EMU teveel zorgen te maken

1 A.K. Kashyap en J.C. Stein, What do a million banks have to say about the transmission of monetary policy?, NBER working paper, nr.
6.056 , 1997.

2 A.K. Kashyap en J.C. Stein, The role of banks in monetary policy: a survey with implications for the European monetary union,
Economic Perspectives, blz. 2 -18, Federal Reserve Bank of Chicago, sept/okt 1997.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur