Ga direct naar de content

Van sociale zekerheid naar werk: stromen op de arbeidsmarkt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 18 1998

Van sociale zekerheid naar werk: stromen op de arbeidsmarkt
Aute ur(s ):
Butter, F.A.G. den (auteur)
Kock, U. (auteur)
Beide auteurs zijn verb onden aan de vakgroep Algemene Economie, Onderzoeksgroep Toegepaste Arb eidseconomie (ALERT), Vrije Universiteit,
Amsterdam en aan het Tinb ergen Instituut.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4144, pagina 236, 20 maart 1998 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt

De dynamiek van de arbeidsmarkt neemt flink toe. Zelfs tijdens de meeste recente periode van recessie ging het proces van
baancreatie gestaag door. Goede sociale zekerheid en geringe omschakelkosten bieden een mogelijke verklaring.
De hervormingen die de afgelopen decennia zijn doorgevoerd in het stelsel van sociale zekerheid worden beschouwd als één van de
pijlers van het Nederlandse economische succes. Toch bestaat er allerminst overeenstemming over de vraag of uitgebreide sociale
voorzieningen nu juist een hinderpaal of een zegen voor de economische bedrijvigheid vormen 1. Enerzijds is er de redenering dat de
uitgaven voor de sociale zekerheid in een ‘lekke emmer’ terecht komen, omdat het welvaartsverlies van degenen die de socialezekerheidspremies betalen groter is dan de welvaartswinst van degenen die een beroep op deze voorzieningen doen.
Hiertegenover staat de theorie die een positief verband tussen sociale voorzieningen en economische prestaties schetst. In deze visie
staat het ontbreken van socialevoorzieningen een goede economische dynamiek in de weg. Mede dankzij de sociale zekerheid zullen
werknemers niet krampachtig hun oude baan willen behouden wanneer deze onproductief is geworden. Processen van baanvernietiging
en baancreatie worden niet onnodig afgeremd. Tijdelijke werkloosheid is onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk in een proces waarin de
economie door technologische ontwikkelingen en veranderingen in de behoeften van consumenten voortdurend onderhevig is aan
structurele veranderingen. De sociale zekerheid heeft dus een ‘irrigatiefunctie’ voor structurele vernieuwing van de economie.
In dit artikel analyseren we deze ‘irrigatiefunctie’ van de sociale zekerheid 2. Het zicht dat de stromen-analyse biedt op de dynamiek van
de arbeidsmarkt vormt een aanvulling op traditionele analyse met behulp van kengetalen, zoals de inactieven/actieven-ratio en de
sociale-zekerheidsquote. In een stromen-analyse wordt duidelijk in hoeverre arbeidsongeschikten, werklozen en (her)intreders een baan
bemachtigen. Bovendien kan het proces van baancreatie en baanvernietiging worden ontrafeld. We maken gebruik van een recent
geconstrueerd bestand van stroomgegevens van de arbeidsmarkt op macro-niveau 3. Enkele conclusies besluiten dit artikel.
Arbeidsmarktstromen
Meer baancreatie en -vernietiging
tabel 1 geeft een samenvatting van de belangrijkste trends op macro-niveau in de stromen op de arbeidsmarkt. De jaarlijkse
baanvernietiging en baancreatie blijkt gemiddeld groter te zijn dan de instroom in en de uitstroom uit de werkloosheid. In sommige
gevallen leidt baanvernietiging namelijk niet tot werkloosheid, bijvoorbeeld bij pensionering, of wanneer direct een andere baan wordt
gevonden. De som van de baancreatie en baanvernietiging geeft het aantal baanwisselingen. Dit wordt wel als een indicator voor de
mate van arbeidsmarktdynamiek gezien.

Tabel 1. Kengetallen arbeidsmarktstromen in Nederland, jaargemiddelden over de aangegeven perioden; x 1.000
personen/banen
1981-’85
Instroom in de werkloosheid
Uitstroom uit de werkloosheid
Instroom in de WAO
Uitstroom uit de WAO
Baancreatie
Baanvernietiging
Baanwisselingen

1986-’90

450

1991-’95

484

649

401

472

611

93
74

100
81

97
103

533
581

839
735

899
863

1.114

1.574

1.762

Personeelswisselingen
Instroom van vacatures
Uitstroom van vacatures

1.659
428
431

2.460
617
605

2.506
501
513

De toegenomen dynamiek op de arbeidsmarkt in de eerste helft van de jaren negentig wordt behalve voor het gestegen aantal
baanwisselingen geïllustreerd door het feit dat zowel de instroom als de uitstroom van werklozen ruim een derde hoger is dan in de jaren
tachtig. Er zijn ook werkenden die hun baan verwisselen voor een reeds bestaande baan en er zijn uittreders waarvan de baan behouden
blijft. In deze gevallen is er geen sprake van baanwisselingen (d.w.z. baancreatie of -vernietiging), maar wel van personeelswisselingen.
Vandaar dat het aantal personeelswisselingen in de tabel flink wat hoger uitkomt dan het aantal baanwisselingen. In de afgelopen jaren
waren er zo’n 2,5 mln personeelswisselingen per jaar tegenover ruim 1,7 mln baanwisselingen.
Ruim 1,2 mln mensen begonnen in 1995 aan een nieuwe baan. Bijna veertig procent hiervan was al aan het werk, maar veranderde van
baan (baan-baan mutaties). Het resterende deel is de instroom in de werkgelegenheid (zie figuur 1). De grote instroom in de
werkgelegenheid suggereert het toegenomen belang van de irrigatiefunctie van de sociale zekerheid. De toegenomen instroom in de
werkgelegenheid is met name het gevolg het feit dat meer werklozen met een WW-uitkering en vooral non-participanten een baan vinden
en het feit dat meer werkenden van baan wisselden dan in het begin van de jaren tachtig. Sinds de recessie uit die periode komen echter
elk jaar nog steeds meer werkenden in de werkloosheid terecht dan dat er de werkloosheid verlaten door het vinden van een baan. De
uitstroom uit de RWW is, in tegenstelling tot de WW, nauwelijks toegenomen.

Figuur 1. De toegenomen instroom in de werkgelegenheid, en het aantal baanveranderingen van werkenden
De WAO
Omdat de meest ingrijpende maatregelen om het beroep op de sociale voorzieningen te beperken de WAO betreffen zijn in figuur 2 de
stromen in en uit de WAO in beeld gebracht. De instroom in de WAO (en de AAW) is als gevolg van de wijzigingen in het stelsel sinds
het begin van de jaren negentig gedaald tot het niveau van midden jaren zeventig, toen elk jaar rond de 75.000 mensen in de WAO
terechtkwamen. Wat betreft de uitstroom uit de WAO zijn de maatregelen echter veel minder succesvol gebleken. Hoewel de laatste jaren
meer mensen de arbeidsongeschiktheidsuitkering verlaten gaan de meesten van hen naar de AOW en ‘ontgroeien’ dus gewoonweg de
arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het aantal arbeidsongeschikten dat een baan vindt schommelt al jaren rond de 40.000 en is dus door
recente maatregelen niet beïnvloed.

Figuur 2. Vanaf de jaren negentig krijgt het beleid ter beperking van de instroom in de WAO effect, terwijl de uitstroom tevens
toeneemt
Conjunctuur

In theoretische modellen over baanvernietiging en baancreatie staat de relatie tussen de arbeidsmarktdynamiek en de conjunctuur
centraal. Voor de hand ligt dat de meeste baancreatie tijdens de opgaande conjunctuur plaatsvindt terwijl de baanvernietiging zich
tijdens recessies concentreert. Uit veel empirisch onderzoek blijkt echter dat ook tijdens recessies nog behoorlijk wat nieuwe banen
worden gecreëerd, zodat het aantal baanwisselingen – de som van baancreatie en baanvernietiging – een anticyclisch verloop vertoont.
De meeste herallocatie vindt plaats tijdens periodes van recessie hetgeen vanuit de theorie verklaarbaar is aangezien tijdens recessies
niet alle productiecapaciteit nodig is om aan de vraag te voldoen. Bovendien is in die periode het beslag dat de herallocatie op de
productiecapaciteit legt het minst kostbaar. Deze ‘reinigende rol’ van de recessies betekent enerzijds dat een afwisseling van goede en
slechte tijden (d.w.z. milde conjuncturele schommelingen) niet noodzakelijkerwijs ongunstig voor de welvaart hoeft te zijn, maar
anderzijds wijst de moderne conjunctuurtheorie er wel op dat het nodig is de processen van baancreatie en baanvernietiging goed te
synchroniseren 4. In figuur 3 is de baanvernietiging en baancreatie in Nederland in de door ons beschouwde periode 1971-1995 in beeld
gebracht. Opvallend is dat het anticyclische karakter van de baanvernietiging en het procyclische karakter van de baancreatie in sterke
mate voor de jaren zeventig en tachtig geldt, maar dat er tijdens de economische neergang van 1993-1994 slechts zeer beperkt sprake is
van een netto baanvernietiging (het niet-gearceerde deel van de grafiek). Wellicht duidt dit inderdaad op een betere synchronisatie van
baanvernietiging en baancreatie in de periode van herinrichting van het stelsel van sociale zekerheid 5. De bewering dat hier sprake zou
zijn van een causale relatie, gaat natuurlijk veel te ver.

Figuur 3. Tijdens de meest recente recessie in de jaren negentig lopen baancreatie en baanvernietiging bijna in de pas, in tegenstelling
tot eerdere recessieperioden
De baanwisselkosten vormen een mogelijke verklaring voor het feit dat de economische neergang van 1993 in tegenstelling tot eerdere
recessies nauwelijks negatieve invloed heeft gehad op de uitstroom uit de werkloosheid naar een baan . Door de flexibilisering van de
arbeidsmarkt lijkt het aannemelijk dat de baanwisselkosten de laatste jaren gedaald zijn. Voor de dynamiek van de werkloosheid heeft dit
twee gevolgen. Aan de ene kant zullen werkgevers minder arbeid opsparen bij teruglopende vraag. Het is immers makkelijker dan
voorheen het personeelsbestand aan te passen en de kosten van ontslag zijn lager.
De keerzijde van dit effect is dat de conjunctuur minder invloed heeft op de uitstroom uit de werkloosheid. Ook in onzekere tijden, als niet
duidelijk is of de vraag is positief zal ontwikkelen, zullen werkgevers personeel aannemen omdat ze niet bang hoeven te zijn dat ze met
overtollig personeel komen te zitten als het economisch tij daadwerkelijk keert. Lagere ontslagkosten kunnen ondernemers er bovendien
toe brengen eerder op de omslag in de conjunctuurcyclus te anticiperen omdat de aanpassingskosten in het geval van een verkeerde
inschatting van de vraagontwikkeling lager zijn.
Besluit
Opmerkelijk is dat de arbeidsmarktdynamiek, afgemeten aan het aantal baanwisselingen, in de jaren negentig in belangrijke mate is
toegenomen. Bovendien vertoont de baanvernietiging in de afgelopen jaren een sterker anticyclisch verloop dan voorheen. Het duidt
erop dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt het de bedrijven makkelijk heeft gemaakt om ten tijde van recessies te herstructureren.
Opmerkelijk is ook dat tijdens de meest recente recessie de uitstroom uit de werkloosheid nauwelijks is gedaald. Al met al duidt dit op een
goede synchronisatie van de processen van baanvernietiging en baancreatie wat wellicht mede te danken is aan de geslaagde
irrigatiefunctie van de sociale zekerheid. De inkomenszekerheid die het stelsel biedt bevordert dat oude banen die onproductief zijn
geraakt op tijd worden afgestoten en dat de fricties bij het vervullen van nieuwe banen zoveel mogelijk worden vermeden. Aldus draagt
de sociale zekerheid in deze ‘irrigatiefunctie’ bij tot het opheffen van starheden op de arbeidsmarkt. Daartegenover staat dat de
veranderingen in de WAO weinig hebben bijgedragen tot de versterking van de arbeidsmarktdynamiek. Tenslotte is het opvallend dat de
toename van de dynamiek zich volgens onze gegevens alleen manifesteert in een groot aantal nieuwe banen en een groot aantal
vervallen oude banen. De baan-baan mobiliteit is niet toegenomen

1 Zie bijvoorbeeld E. van Straalen, Sociale zekerheid en economische prestaties, de effecten op de economische groei: prikkels,
voorwaarden en stabiliteit, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werkdocument nr. 23, Den Haag, 1996. Zie voor een
overzicht van de internationale literatuur N. Barr, Economic theory and the welfare state: a survey and interpretation, Journal of
Economic Literature, 1992, blz. 741-803.
2 Zie W. Korpi, Economic growth and the welfare state: leaky bucket or irrigation system?, European Sociological Review, 1985, blz. 79118.
3 U. Kock, A closed system of social security related labour market flows in The Netherlands: 1970-1995, ongepubliceerd manuscript,
Vrije Universiteit, Amsterdam, 1997.

4 P. Gautier, The flow approach to the labor market , dissertatie Vrije Universiteit, Thesis Publishers, Amsterdam, 1997.
5 Zie voor een theoretische onderbouwing van (niet) synchrone baancreatie en baanvernietiging, R.J. Caballero en M.L. Hammour, The
macroeconomics of specificity, NBER working paper, nr. 5.757, 1996.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur