De grote schoonmaak
Minister Kok van Financien heeft in zijn toespraak bij
het 45-jarige jubileum van de Nationals Investeringsbank de stormbal gehesen: er is guurder weer op komst
voor de Nederlandse economie als geheel en voor de
overheidsfinancien in het bijzonder. Drie weken geleden
bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer
werd nog gedaan alsof er weinig aan de hand was, nu
is de toon ineens veel somberder. Niet omdat de conjuncturele ontwikkeling en vooruitzichten ineens dramatisch zijn verslechterd, maar omdat kennelijk het politieke moment is aangebroken om de problemen wat
zwaarder aan te zetten. Het kabinet is begonnen met de
‘warming up’ voorde ingrijpende budgettaire maatregelen die begin volgend jaar bij de ‘tussenbalans’ noodzakelijk zullen blijken. En Kok laat alvast weten: “het
incasseringsvermogen van de Nederlandse bevolking
zal zwaar op de proef worden gesteld”.
In de Miljoenennota 1991 gaf het kabinet zelf al aan
dat er voor de huidige regeerperiode nog een gat in de
begroting zit van / 5,5 mrd. Maar het was van meet af
aan duidelijk dat dit een onderschatting was. De rentevoet, de loonontwikkeling, de uitgavendiscipline en de
belastinginkomsten waren te optimistisch voorgesteld.
De president van de Nederlandsche Bank, W.F. Duisenberg, becijferde onlangs dat het kabinet deze regeerperiode nog een gat van van minstens / 15 mrd. zal
moeten dichten. Dat bedrag lijkt meer in de richting te
komen. Duisenbergs berekeningen zijn zeker niet overdreven zwartgallig. De Bankpresident gaat niet uit van
een escalatie van de Golfcrisis, een sterke inzinking van
de conjunctuur of het hoog blijven van de olieprijzen. De
schampere opmerkingen van premier Lubbers over
“vallende herfstbladeren” waren dan ook niet erg op hun
plaats. Zij hebben de cijfers van Duisenberg in elk geval
niet kunnen ontkrachten.
Hoe moeten de budgettaire problemen worden opgelost? Minister Kok heeft in zijn Scheveningse rede al een
indicatie gegeven van de richting waarin het kabinet
denkt. Er wordt niet getornd aan de uitgangspunten van
het regeerakkoord inzake de daling van het financieringstekort en de stabilisatie van de collectieve-lastendruk. Zolang de loonontwikkeling gematigd blijft, wordt
de koppeling tussen lonen en uitkeringen gewaarborgd.
De investeringen in de ‘kwaliteit van de samenleving’
(milieu, infrastructuur, onderwijs, veiligheid en bescherming van de burger die op goede gemeenschapsvoorzieningen is aangewezen) behouden prioriteit. Dit kan
niet anders betekenen dan dat op de overige uitgaven
van het Rijk zeer fors zal moeten worden bezuinigd.
Volgens Kok is dat ook mogelijk. Hij kan zich niet aan
de indruk onttrekken dat veel beleid beter, sneller en
goedkoper kan. “Dan denk ik aan de bureaucratie in Den
Haag, aan verschuivingen van beleidsvoorbereiding
naar beleidsuitvoering, aan snellere procedures, aan
een zo kritisch mogelijke blik op de bedoeling en effectiviteit van subsidies”. Daarnaast zal de overheid, als het
aan Kok ligt, veel strenger moeten optreden tegen misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies, belastingfaciliteiten en sociale uitkeringen. “De tolerantiegrens is
wat mij betreft nul”.
Het lijdt geen twijfel dat er op de terreinen die Kok
aangeeft, het nodige valt te verdienen. Prof. Geelhoed
achtte, voor hij secretaris-generaal van Economische
Zaken was, een inkrimping van het ambtenarenapparaat met 25% mogelijk zonder het voorzieningenniveau
aan te tasten. Talrijke commissies hebben in de afgelopen jaren aanbevelingen gedaan om de bureaucratie te
ESB 7-11-1990
verminderen. De OESO heeft in rapporten over de
Nederlandse economie keer op keer de overmatige
subsidieverlening bekritiseerd. De SER keerde zich jaren geleden al tegen het Yondpompen van geld’ in de
vorm van belastingen en subsidies. Eind jaren zeventig
constateerde de commissie-Bijsterveldt al dat bijna
tweederde van de ondernemingen de belastingaangifte
te laag invult. Dat er op grote schaal oneigenlijk gebruik
wordt gemaakt van de WAO is ook al een decennium
bekend. Even oud is de strijd tegen het oneigenlijke
gebruik van belastingfaciliteiten. Sinds het midden van
de jaren zeventig hebben alle kabinetten aangekondigd
dat zij tegen deze verschijnselen ten strijde zouden
trekken. Maar ze hebben geen van alle veel resultaat
geboekt. Zou het kabinet-Lubbers/Kok wel slagen waar
zijn voorgangers faalden?
Er kunnen een paar redenen zijn om daar nu misschien iets optimistischer over te zijn dan in het verleden. In de eerste plaats lijkt bij het Rijk de bereidheid om
in eigen vlees te snijden gegroeid. Voor het eerst worden de mogelijkheden tot het afstoten van taken en het
verbeteren van de efficiency nu op het hoogste ambtelijke niveau (de secretarissen-generaal) onderzocht. Bij
enkele departementen leven al vergaande ideeen. Van
belang is dat de budgettaire besparingen voor een deel
(60%) binnen dezelfde sector resp. door hetzelfde departement mogen worden aangewend. Cruciaal is of de
operatic ‘Grote Efficiency’ werkelijk prioriteit krijgt in het
kabinet. In het verleden heeft het daaraan ontbroken.
Maar nu zijn er in elk geval enkele bewindslieden die
zich hiervoor sterk willen maken. Een tweede verandering is dat de kwestie van het misbruik en oneigenlijk
gebruik van subsidies en uitkeringen van links tot rechts
als een reeel probleem is onderkend. In het verleden
hing daar een taboesfeer omheen, wat een effectieve
bestrijding verhinderde. In de derde plaats is het besef
gegroeid dat de politiek haar rechten moet hernemen
waar zij de greep op het proces heeft verloren. Te veel
zijn de beslissingen over uitkeringsrechten, subsidieverstrekkingen en het aanbod van voorzieningen overgelaten aan uitvoeringsorganen die geen belang hebben
bij een zo zuinig mogelijk beheer van overheidsgelden.
Er gaan miljarden om in de gezondheidszorg, de sociale
zekerheid, het onderwijs, de volkshuisvesting, de landbouw, de defensie zonder dat de politiek er werkelijk
greep op heeft of het geld wel daar terechtkomt waar het
was bedoeld.
Dat wil allerminst zeggen dat de bezuinigingen voor
het oprapen liggen. Het is een illusie te menen dat een
rigoureuze schoonmaak op korte termijn miljarden oplevert. De eenvoudige besparingsmogelijkheden zijn bij
voorgaande bezuinigingsronden al uitgeput. Het afstoten van taken en het inkrimpen van het ambtenarenapparaat levert pas op termijn geld op. Het aanscherpen
van normen voor de verstrekking van subsidies en
uitkeringen vergt zorgvuldige, tijdrovende wetgeving.
Het terugwinnen van de macht over de verstrekkende
instances vereist een politieke krachttoer. De vermindering van rijksuitgaven is elders een vermindering van
inkomsten en dat stuit gegarandeerd op verzet. Toch
moet de Grote Schoonmaak met voile kracht worden
aangepakt. Niet alleen uit conjuncturele overwegingen;
de moderne samenleving vraagt een flexibele, slagvaardige overheid die waarborgen schept voor een hoog
niveau van voorzieningen tegen zo laag mogelijke kosten.
L. van der Geest
1033