De effectiviteit van economische
sancties tegen de Sovjetunie
DRS. A. S. BRANDSMA – DR. A. J. HUGHES HALLETT*
Een veel gehanteerde methode in de Internationale politick om te trachten onwelgevallige
ontwikkelingen bij buitenlandse mogendheden tegen te gaan of politieke tegenstanders onder
druk te zetten is het treffen van economische sancties. Door een bepaald land via een
handelsboycot economische schade te berokkenen probeert men dit te dwingen zijn binnen- of
buitenlandse politick bij te stellen. De effectiviteit van economische sancties is echter zeer
omstreden. In dit artikel wordt onderzocht hoe groot de kwetsbaarheid van de economic van de
Sovjetunie is voor de economische sancties van de Westerse landen. Daartoe presenteren de
auteurs de resultaten van een simulatieberekening met een aangepaste versie van het in de
Verenigde Staten ontwikkelde model van de Sovjet-economie, Sovmod I. Hun conclusie is dat
niet een totaal embargo op de handel met de Sovjetunie, maar een strategic van selectieve
bevordering van de handel en dreiging met een embargo op de import van essentiele
technologic, de leiders van de Sovjetunie het meest onder druk zet.
Inleiding
Een bekend probleem uit de speltheorie is dat van de gevangene die voor de keuze staat een medeverdachte erbij te lappen
in ruil voor vrijlating, daarbij echter wel het risico lopend een tegenbeschuldiging te krijgen, of te gokken op beider stilzwijgen.
Dit ,,prisoner’s dilemma” heeft zowel een tegenhanger op het
terrein van de bewapeningswedloop als in de internationale economische politick. In het kader van de hedendaagse kernwapenonderhandelingen wordt het standpunt verdedigd dat alleen een
beslissing tot het plaatsen van kruisraketten een basis kan vormen voor wederzijdse ontwapening. De pendant voor de economische oorlogvoering tussen het Westen en de Sovjetunie wordt
in dit artikel behandeld.
Aan de hand van empirische gegevens komen we tot de stelling
dat de doeleinden van economische sancties tegen de Sovjetunie
het best gediend zijn met een gedifferentieerde handelsbevordering gepaard aan de dreiging van een toekomstig Westers embargo op Russische goederen. Het boycotten van de export naar de
Sovjetunie, en daarmee op den duur het blokkeren van alle handel met dat land, leidt slechts tot de ontkrachting van elke mogelijke economische sanctie. De laatste vorm van een embargo is
overwogen als reactie op de Russische inmenging in Afghanistan
en Polen. Hoewel de politieke wil bij een groot aantal landen
aanwezig was, bleek het niet mogelijk een waterdicht embargo te
organiseren. Ongetwijfeld heeft de verwarring over wat de sancties zouden kunnen en moeten bewerkstelligen, de mislukking
van het embargo bevorderd.
Recent is de discussie over de kwetsbaarheid van de Sovjeteconomie voor Westerse economische sancties opgelaaid naar
aanleiding van de publikatie van een rapport van het Amerikaanse Bureau of the Census. De Sovjetunie-experts Treml en
Kostinksy 1) berekenen daarin dat het belang van de buitenlandse handel voor de Sovjetunie veel groter is dan uit haar nationale
rekeningen zou blijken. Het Ministerie van Buitenlandse Handel
betaalt een lager bedrag aan binnenlandse producenten van voor
export bestemde goederen dan de via de officiele omrekeningskoers bepaalde exportprijs; het omgekeerde is het geval voor
gei’mporteerde goederen. Dus de tegenwaarde van de invoer in
,,binnenlandse” roebels is hoger dan het bedrag in buitenlandse
valuta. Dit betekent ook dat het evenwicht op de handelsbalans
van de Sovjetunie niet via marktprijzen tot stand komt en dat de
524
staat per saldo ,,verdient” aan de buitenlandse handel, even afgezien van met Westerse in- en uitvoerheffingen vergelijkbare inkomsten. Op zich werpt dit verschijnsel in de Russiche verhoudingen al een bijzonder licht op het meer algemene vraagstuk of
een economische boycot de bevolking dan wel de machthebbers
raakt.
Op een ander vlak is in dit kader de vraag opgeworpen of we
wel over de geschikte methoden beschikken om het effect van
economische sancties op een centraal geleide economie te analyseren. Daar is in de eerste plaats een model van de betreffende
economie voor nodig. Voor de Sovjetunie is aan de Wharton
School van de Universiteit van Pennsylvania binnen het team
econometristen dat gelieerd is aan Nobelprijswinnaar Lawrence
Klein, het model Sovmod 1 ontwikkeld 2). Dit model houdt ten
dele rekening met de verschillende prijssoorten en kan voor een
ander deel voor onevenwichtigheden worden aangepast. In de
tweede plaats moet voor de analyse een concept aanwezig zijn
van de strategieen van de conflicterende economische blokken.
De politick van de Sovjetunie, in dit verband de partij die tracht
haar doelstellingen na te streven en tegelijkertijd haar economie
te beschermen tegen Westerse sancties, kan worden afgeleid uit
de officiele vijfjarenplannen. Gezien de hierboven gesignaleerde
verwarring zijn de doeleinden van het Westen minder eenduidig
te bepalen. In dit artikel worden een aantal verschillende veronderstellingen gehanteerd.
De speltheorie, ten slotte, biedt uitkomst waar het gaat om de
wederzijdse anticipatie van strategieen. Een tot nog toe over het
hoofd gezien element isde,,/io/7-ca!
* Verbonden aan de vakgroep Macro-economische Politiek van de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
1) V. G. Treml en B. L. Kostinsky, The domestic value of Soviet foreign
trade: export* and imports in the 1972 inptil-oiitptil table. Foreign Demographic Analysis Division, US Bureau of the Census, Washington DC,
1982: de discussie in Nededand is aangezwengeld door A. E. Steenge, De
omvang van de buitenlandse handel van de Sovjetunie, KSB. 1 5 dccember
1982. biz. 1331-1333.
2) D. W. Green en C. I. Higgins. Sovmod I: a inai’t’oeconoinelric model
of the Soviet Union, Academic Press, New York, 1977.
hand van de dreiging die uitgaat van Internationale economische
sancties. Een embargo houdt in het beperken van staatswege van
handel met een andere staat om die staat te dwingen tot het doen
of nalaten van iets. Maar als die andere staat dit gevaar onderkent, kan zij maatregelen nemen om de gevolgen tegen te gaan.
Dit betekent dat de toekomstige stand van de bedreigde economie zowel afhankelijk is van de readies op de beslissingen als
van de verwachtingen omtrent de strategic van de staat die het
embargo wil afkondigen. In de mogelijke anticipatie van elke
overwogen strategic schuilt het non-causale element. Voor zover
de staten over dezelfde informatie beschikken, kunnen zij elkaars optimale politick bepalen en impliciet meenemen in een
beslissing inzake de economische sancties. In het volgende wordt
het karakter besproken van een strategic voor een Westers embargo van de handel met de Sovjetunie, die in bovenstaande context tot een evenwichtssituatie leidt 3).
schillen betrekking hebben op de preferenties en niet op de uiteindelijke doelen van economische politick.
De noodzaak om hervormingen in een systeem aan te brengen,
ziet Tinbergen gemarkeerd door teleurstellende ervaringen in het
plannen of niet plannen van de economic, de toepassing van be-
tere planningstechnieken, het optreden van managers, onlust
onder de bevolking en de strijd om de goodwill van de arme landen. Er zijn vele andere parallellen aan te wijzen, zoals het
groeiende zwart-geldcircuit in Westerse landen en de ontwikkeling van een omvangrijke ruilhandel buiten het officiele circuit
in bij voorbeeld Polen.
Intern en extern evenwicht zijn ook voor centraal geleide economieen de belangrijkste aandachtspunten voor planning en
analyse op lange termijn. Zij corresponderen met het evenwicht
tussen besparingen en investeringen enerzijds en de betalingsbalans anderzijds in markteconomieen. In onze versie van het model Sovmod I zijn enige aanpassingen gepleegd om onevenwich-
tigheden van de Sovjet-economie naar voren te halen. Het model
Het model Sovmod I
bepaalt zowel het geproduceerde als het gedistribueerde natio-
naal produkt. Het verschil is een indicator voor het interne evenwicht van de economie, waarvan de voornaamste component de
frictie tussen aanbodbepaalde en vraagbepaalde consumptie
is 6).
De basis voorde empirische resultaten in dit artikel vormt het
model Sovmod I. Dit is een geschat macro-economisch model
dat de naoorlogse Sovjet-economie beschrijft. Hoewel de statistische eigenschappen niet geweldig goed te noemen zijn. is het
model voor ons doel geschikt omdat het een sector buitenlandse
handel bevat die is uitgesplitst naar in- en uitvoerrelaties met de
Comecon-landen, de gei’ndustrialiseerde Westerse landen en de
rest van de wereld 4). Het model biedt een samenhangend overzicht van de economische afhankelijkheden en balansvergelijkingen die voor de Sovjet-planning van belang zijn. Een gegeven
dat de invloed aangeeft die het Westen op dit systeem kan uitoefenen, is dat volgens de laatste cijfers ruim 30% van de Russische handel betrekking heeft op het Westen, tegen bijna 50%
op de Comecon. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat deze verhouding de laatste jaren sterk in het voordeel van de Westerse
gei’ndustrialiseerde wereld gewijzigd is, terwijl de percentages
volgens Treml en Kostinsky nog geflatteerd zijn. De handel met
de ontwikkelingslanden, ten slotte, bedraagt ruim 10% van de
buitenlandse handel van de Sovjetunie.
Macro-economische modellen van markteconomieen zijn in
waarden zijn ze te vinden in de officiele vijfjarenplannen 7). Wij
beschouwen hier de planperiode 1981-1985.
In 1981 noemde Brezjnev de verbetering van de levensstandaard van de bevolking het voornaamste streven voorde komende vijf jaar. Het Centrale Comite van de Partij besloot tot het stimuleren van de particuliere landbouw en de voedselproduktie.
De laatste jaren lijkt de agrarische produktie nogal onderhevig
het algemeen gebaseerd op de regelmatigheid die aanwezig is in
aan weersinvloeden, maar Westerse deskundigen wijten de mis-
het geaggregeerde gedrag van consumenten en producenten. In
plaats daarvan legt Sovmod I meer de nadruk op bestuurlijke regelmatigheden. Maar in sommige opzichten vertoont het model
tekenen van een Westerse kijk op een centraal geleide economic,
met name in de agrarische sector, waar een aanbodoverschot invloed heeft op de prijs die wordt bedongen door de kolchozen, de
collectieve landbouwbedrijven, en in de sector handel met het
buitenland. Uit de verschillende alternatieve specificaties die de
modelbouwers geven. hebben we de versie gekozen waarin de
consumptie door het aanbod van consumptiegoederen wordt bepaald en de investeringen buiten de agrarische sector gefinancierd worden via allocatieve budgettering door de staatsplancommissie Go.splan. Bovendien is rekening gehouden met het
oogsten ook aan technische oorzaken. Caspian neemt in dit ver-
Doelstellingen van economische politiek in de Sovjetunie
Bij de formulering van de doelstellingen van economische politiek in de Sovjetunie moet onderscheid worden gemaakt tussen
geplande en gewenste waarden voor de doelvariabelen, en de relatieve prioriteiten die aan het bereiken daarvan worden gehecht. De geplande waarden zullen in het algemeen liggen tussen
de gewenste waarden en de historische trend. Evenals de trend-
band de investeringen in de agrarische sector als relevante beleidsvariabele op, daarmee de potentiele opbrengst als impliciete
doelstelling hanterend. Omdat de Russische inkomensstatistieken slechts een toegerekend sociaal loon bevatten, hebben we het
industriele loon als benadering van de particuliere consumptie
genomen. Te zamen met de interne-evenwichtigheidsindicator
geeft dat een aanwijzing in hoeverre de Sovjet-autoriteiten arbeidsonlusten te vrezen hebben, zoals die recent in Polen te zien
waren.
In de Sovjetunie wordt de economische expansie gemeten aan
de omvang van het netto materieel produkt (nmp). Tot 1975 was
voortdurende onevenwichtige karakter van de Sovjet-economie.
Op een vergelijking van communistische en kapitalistische systemen is Tinbergens convergentietheorie van toepassing. Deze
is door Van den Doel 5) als volgt samengevat: de uiteindelijke
doelen van economische poltiek in Oost en West zijn praktisch
helzelfde; de optimale economische orde is een systeem van vrije
mededinging waarin de overheid inspringt op die punten waar
externe effecten of concentratie van activiteiten dreigen het systeem geweld aan te doen; de bestaande economische orde in
Oost en West, resp. een centraal geleide economie en vrije-ondernemingsgewijze produktie, liggen elk aan een kant van de optimale orde; elke blijvende verandering zal in de richting van het
optimum gaan en dus convergentie inhouden. Van den Doel
amendeert dit concept in die zin dat hij signaleert dat de economische doeleinden van Atlantische en Sovjet-volkshuishoudingen verschillen op het punt van de verhouding tussen de consumptie van individuele en collectieve goederen en ten aanzien
van het gewenste investeringspatroon. Doordat beide systemen
in dat geval hun eigen optimale orde hebben, zal er, in Van den
Doels optiek, slechts sprake kunnen zijn van particle convergentie. Wij willen hier evenwel bij aantekenen dat de genoemde verESB 15-6-1983
3) A. S. Brandsma en A. J. Hughes Hallett, The impact of.noneausalily
on noncooperative strategies for dynamic games, Economics Letters, nr.
10. biz. 9-15; zie voor een uitvoerig verslag van het onderzoek: A. S.
Brandsma en A. J. Hughes Hallett, Time-consistent strategies in a noncooperative game: in//? an application to the Soviet trade embargo, Discussierapport 8208/G, Instituut voor Economisch Onderzoek. Erasmus
Universiteit Rotterdam.
4) De lidstaten van de Raad voor Wederzijdse Economisehe Bijstand
(Comecon) zijn tegenwoordig: de Oosteuropese communistische landen,
uitgezonderd Joegoslavie en Albanie, en verder Cuba en Vietnam; bovendien zijn er een aantal landen die de status van waarnemer hebben.
5) J. van den Doel, Konvergemie en erolutie. Van Gorcum, Assen, 1971.
6) A. S. Brandsma en A. J. Hughes Hallett, Transforming Sovmod I to
percentage changes: some comparisons and alterations to the original
model, Discussierapport 8005/G, Instituut voor Economisch Onderzoek,
Erasmus Universiteit Rotterdam; het gebruik van onevenwichtigheden in
de empirische macro-economic wordt behandeld in J. C. Siebrand, Towards operational disequilibrium macro economics. Martinus NijholT,
Den Haag, 1979.
7) Gegevens over de vijfjarenplannen in de periode 1966-1980 zijn te
vinden in publikaties van de Verenigde Naties; Economic Survey oj Europe, 1966, hoofdstuk 2; idem 1971. deel II; en, in het bijzonder. idem,
1976, deel II.
525
de geplande groei van het netto materieel produkt hoger dan die
van het bruto nationaal produkt (bnp), hoewel de werkelijke
groeicijfers een nogal afwijkend patroon vormen. Maar de lagere
geplande groeivoet van 4,7% per jaar voor het nmp in de periode
1976-1980 duidt op een ommekeer van deze politick ten einde
elk vijfjarenplan de voornaamste rol als determinant van de geplande groei. Maar in 1981 gaf Brezjnev toe dat deze in de afgelopen tien jaar gedaald was; van 6,3% naar 4,6%. Ondanks de
constante bevolkingsgroei van 1,8% per jaar, kan deze daling
consumptie die daarbovenuit gaat een beperking van de kapitaalvorming, omdat de totale consumptie 75% van het nmp uitmaakt. Daarom is de gewenste groeivoet van de consumptie zo
gekozen dat slechts 60% van elke toename van het bnp wordt ge-
veroorzaakt zijn door een lagere groei van het werkende deel van
de bevolking of door regionale ongelijkheid in de allocatie van
arbeidskrachten. Het huidige plan legt desalniettemin de nadruk
op de kwaliteit van de groei, die wordt weerspiegeld in een ideale
groei van de arbeidsproduktiviteit van niet meer dan 5% per jaar.
Hoewel de handelsbalans geen groot deel uitmaakt van de binnenlandse bestedingen, kunnen veranderingen in de buitenlandse handel het interne evenwicht op significante wijze verstoren.
Extern evenwicht is dientengevolge een doelstelling van de Sovjet-regering. Zowel Brezjnev als Andropov hebben duidelijk gemaakt dat produktiviteit en investeringen in de agrarische sector
consumeerd. In tegenstelling tot andere Oosteuropese landen,
van vitaal belang zijn voor de onafhankelijkheid van de econo-
waar de groei in termen van vaste activa en produktie nauw ge-
mic. Het is een interessant gegeven dat beide economische grootheden tot op zekere hoogte van Westerse import afhangen.
een meer uniform en stabiel groeipad te bereiken. De gewenste
groeivoet van het bnp is voor de huidige planperiode op 7% gezet, iets hoger dan de 5,9% per jaar die in het vorige plan gerealiseerd werd. Het gewenste verschil in de groeivoeten van nmp en
bnp als de indicator van het interne evenwicht, is op nul gesteld.
Gegeven de groei van het bnp betekent elke toename van de
relateerd zijn, is de voorraad vaste activa in de Sovjetunie sneller
gegroeid (met 8% per jaar) dan de produktie ten gevolge van in-
dustrialisatie van de landbouw op grote schaal. Deze ontwikkeling wordt geacht zich voort te zetten. Aan de andere kant vertraagde de groei van de industriele produktie van 8,5% per jaar
Optimale politiek
in 1971-1975 tot 6,3% in 1976-1980. Gegeven de trend in de
Naast het hierboven genoemde beleidsinstrument van de investeringen in de landbouw, is het aandeel van de industriele investeringen een tweede belangrijke beslissingsvariabele voor het
in de hand houden van de produktie qua samenstelling, met inbegrip van het voor consumptie bestemde deel. Om de rigiditeit
en de gewenste continu’iteit van het beleid weer te geven, wordt
verondersteld dat elke afwijking van de historische trend beheerskosten met zich brengt. De allocatie van financiele middelen
vaste activa zou de groei idealiter 8% moeten bedragen.
Het inkomen per hoofd is in de Sovjetunie, in tegenstelling tot
de omringende landen, minder gestegen dan was gepland. Maar
de winsten die de basis vormen voor investeringen en toekomsti-
ge produktie zijn zodanig omhoog gegaan. dat een gewenste stijging van 9% per jaar slechts iets boven de trend ligt.
Tot nu toe speelde de stijging van de arbeidsproduktiviteit in
voor investeringen in de agrarische sector groeide in het recente
verleden met 12,4% per jaar; het aandeel van de industriele in
de niet-agrarische investeringen zou volgens het afgelopen vijfjarenplan constant moeten blijven.
Op de verdeling van de middelen binnen de Sovjetunie is verder de hoogte en de groei van de defensie-uitgaven van invloed.
In tegenstelling tot andere onderdelen van de staatsbegroting, zoals uitgaven voor sociaal-culturele en bestuurlijke doeleinden,
zijn de defensie-uitgaven geen directe afgeleide van beslissingen
op andere punten, maar worden ze min of meer onafhankelijk
van economische motieven vastgesteld. Op het totaal van de begroting, waarvan de post defensie ongeveer 7% uitmaakt, rust
wel een budgetrestrictie die in de doelstellingen is opgenomen.
Volgens de door ons gebruikte data zijn de totale defensie-uitgaven van de Sovjetunie, gerekend over de periode 1966-1976, met
2,6% gestegen. Afgezien van de personeelsuitgaven zou dat percentage 1,7 hebben bedragen. Andere bronnen suggereren evenwel een grotere stijging; ook die veronderstelling wordt hieronder in beschouwing genomen.
Verder bevat het model variabelen die de mogelijkheid van
hervormingen op het gebied van de prijzen, de lonen en de belastingen aangeven. We gaan hier niet in op de bestuurlijke vorm
die deze maatregelen kunnen aannemen. Idealiter wordt van de
mogelijkheid zo weinig mogelijk gebruik gemaakt en bij voorkeur alleen aan het begin van een nieuw vijfjarenplan.
Tabel 1. Doelstellingen en optimale politick van de Sovjetunie
en het Westen, in procentuele mutaties per jaar, gemiddelden
over de periode 1981-1985
Gewenste waarden
Optimale politick van de Sovetunie
Sovjetunie
Westen
9
– 20
8
2
4
– 10
9,3
6.6
3,0
Doelvariabele:
— winsten . . . . . . . . . . .
— industriele produktie
— industriele lonen . . .
— consumptie . . . . . . . .
— bruto nationaal produkt . . . . . . . . . . . . . .
— vaste activa . . . . . . . .
— handelsbalans ……
— staatsbegrotingssaldo
— interne onevenwichtigheidsindicator ….
— arbeidsproduktiviteit
Instrumenten:
— totale defensieuitgaven . . . . . . . . . . .
waarvan: niet personele uitgaven . . . . . .
— allocatie agrarische
investeringen ……
— aandeel industriele
investeringen in nietagrarische allocatie . .
Hervormingen:
— prijsmaatregelen ….
— loonmaatregelen . . .
— belastingmaatregelen
met Westerse
interventie
neutrale planning
+ 20/- 20
– 20
8
0
0
–
0
5
4,5
– 20
– 10
7
8,3
7,0
3,2
5,4
10
10
30
10
5,7
– 3,8
– 2,0
6,0
6,3
-12,4
– 2,7
0,7
3,9
1,2
4.1
6,4
2,6
3,0
3,4
2,4
1,8
1.7
12,4
12,6
12,8
0
– 0,8
– 3,0
0
0
0
0,8
– 0,9
-0,1
– 1.2
– 0,1
1,0
VVesterse invloeden
De directe mogelijkheden voor de beinvloeding van de Sovjeteconomie door het Westen liggen in de sector buitenlandse handel. In 1981 merkte Brezjnev op dat de Sovjetunie veel uitgeeft
aan de aanschaf van Westerse technologie, die zij ook zelf had
kunnen ontwikkelen. Daarmeegaf hij aan dat het natuurlijk mogelijk is de Sovjetunie tot een autarkisch systeem om te vormen,
maar dat dit tegelijkertijd een rem op de potentiele vooruitgang
zou inhouden.
In de handelsstromen van de gei’ndustrialiseerde landen naar
de Sovjetunie wordt onderscheid gemaakt tussen de invoer van
machineriee’n en outillage en de graanimport; bij de uitvoer naar
het Westen wordt slechts de totale export als de te boycotten
grootheid beschouwd. Ten slotte kan het Westen druk uitoefenen via de prijzen van door de Sovjetunie te importeren goederen.
Tabel 2. Westerse mutaties in de handelsstromen met de
Sovjetunie op grand van de doelstellingen in label I en gegeven
de informatie beschikbaar in 1980, in procenten
Variabele model Sovmod I
1981
1982
1983
1984
— import van machines en outillage . . . . .
— graanimport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
5
16
19
– 6
4
5
13
19
– 4
3
4
12
19
– 3
12
— totale export . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
4
15
– 4
1985
5
3
12
– 14
– 1
Resultaten
Het effect en de vorm van een embargo op de Sovjet-economie
Het belang van de graanimport voor de Sovjetunie kan gei’l-
wordt in twee fasen geanalyseerd. Eerst bespreken we de optima-
lustreerd worden aan de hand van de graanoogsten in de jaren
1977, 1978 en 1979. De graanproduktie fluctueerde van 196
mln. ton in het eerste jaar, via 237 mln. ton in het tweede jaar,
naar 179 mln. ton in 1979, terwijl de Sovjetunie met 220 mln.
le politiek van het Westen in het licht van het speltheoretische
concept, zoals dat in de inleiding beschreven werd 9). Dan bekij-
ton haareigen behoeften kan dekken. Van oktober 1977 tot September 1978 gold een contract voor de levering van 15 mln. ton
interventie.
graan van de Verenigde Staten aan de Sovjetunie. Hoewel de
produktie in 1979 ver onder de geplande 227 mln. ton bleef,
kwam het na de Russische inmenging in Afghanistan niet tot een
nieuwe levering. President Carter leek een gevoelig instrument
gekozen te hebben, maar in de praktijk bleken alternatieve bronnen niet moeilijk te vinden 8). Een onvolledig embargo valt echter niet binnen, het kader van dit onderzoek; we kunnen slechts
de vorm bepalen die het zou moeten aannemen en daaruit eventuele acties voor de Westerse landen afleiden.
De doelstellingen van economische sancties hebben betrek-
voor het Westen op grond van de informatie beschikbaar in
1980. De waarden zullen elk jaar worden bijgesteld aan de hand
van informatie over de realisaties in het afgelopen jaar en de
ken we voorde politiek van de Sovjetunie het verschil met de uitkomsten indien er geen rekening wordt gehouden met Westerse
Tabel 2 geeft de instrumentwaarden van de beleidsvariabelen
nieuwe verwachtingen voor de resterende periode, maar in de gepresenteerde vorm geven zij een aardig beeld van de strategic die
aan het begin van de beschouwde vijfjaarsperiode ontworpen
had kunnen worden. Doordat de periode begrensd is, voorziet de
strategic in het laatste jaar het ten uitvoer brengen van de impliciete dreiging die van de Westerse politiek uitgaat.
De graanexport naar de Sovjetunie speelt geen grote rol in de
king op dezelfde variabelen als de Sovjet-politiek, maar de ge-
strategic van het Westen, maar dit kan veranderen nadat de wer-
wenste waarden zijn natuurlijk tegengesteld en voor dit onderzoek met opzet extreem gekozen (zie label 1). Voor de industriele
lonen is een instabiel oscillerend pad gespecificeerd ten einde het
onstaan van arbeidsonlusten te stimuleren, of een zodanige verstoring van de relatieve factorprijzen in de industrie te bewerkstelligen dat gei’nstalleerde technologieen vervolgens ongeschikt
blijken. Deze instabiliteit is gecombineerd met een groot permanent tekort op de handelsbalans, interne onevenwichtigheden,
een gebrek aan fondsen voor het doen van investeringen, en een
verlaging van de consumptieve uitgaven en de economische
groei. Hiervan worden het industriele loon en de handelsbalans
als de zwakste punten van de Sovjet-economie beschouwd; deze
krijgen de hoogste prioriteit in de Westerse strategic.
kelijke oogstcijfers bekend worden of als de gedetailleerde informatie van satellietfoto’s waarover wij niet beschikken, in de verwachtingen wordt meegenomen. Daarentegen is het mogelijk via
ESB 15-6-1983
8) Alternatieve bronnen waren bij voorbeeld Australic en Argentinie.
Dat uitwijkmogelijkheden tot merkwaardige allianties kunnen leiden, getuigt het consortium van Israel, Taiwan en Zuid-Afrika op het gebied van
de wapenhandel.
9) Een uitvoerige beschrijving van de methodiek is te vinden in A. Hughes Hallett en H. Rees, Quanlilalire economic policies and interactive
planning, Cambridge University Press, Cambridge, 1983.
527
het manipuleren van de overige handelsstromen structurele
schade aan de Sovjet-economie toe te brengen. Het kortwieken
van de import van machines en outillage doorde Sovjetunie van
een stijging met 21% in de jaren zeventig naar slechts 4% in
1981-1985 zou een volledig embargo op de uitvoer van technologic naar de Sovjetunie kunnen inhouden. Hierbij moet men
bedenken dat in het lopende vijfjarenplan de overschakeling van
olie op gas en kernenergie een hoge prioriteit heeft. De resteren-
de invoer uit het Westen stijgt, hoewel met een dalend percentage over de planperiode. Dit stijgingspercentage ligt evenwel
hoger dan de gemiddelde groei in 1975-1980. Tegelijkertijddaalt
de prijsindex van de import met 3 a 4% per jaar en de Sovjet-export naar het Westen expandeert met 19% in de eerste drie jaren
van de planperiode. De instrumentwaarden in het laatste jaar laten echter een dramatische boycot van de Russische uitvoer zien.
De export wordt in een jaar met 14% gekort, terwijl de import
blijft toenemen zonder het voordeel van prijsreducties. Mag het
naar voren komen van deze laatste actie een gevolg zijn van het
feit dat repercussies na 1985 niet in de beschouwing zijn betrokken, de strategic in eerdere jaren vertoont eigenschappen die de
beslissingen van Reagan in de afgelopen jaren kunnen rechtvaardigen, hoe controversieel ze ook waren: zoals b.v. het opschorten van het graanembargo, dat in 1980 was afgekondigd door
Carter, en de boycot van de aanleg van de pijplijn voor het transport van aardgas van de Sovjetunie naar West-Europa.
Op het eerste gezicht lijkt de invloed van deze manipulaties op
de economische politick van de Sovjetunie gering (zie tabel 1).
Bijna alle doelvariabelen blijven 1% of meer van hun gewenste
waarden verwijderd, maar het is de vraag in hoeverre dit aan de
Westerse acties te wijten is. De winsten, de industriele produktie.
het bnp en de arbeidsproduktiviteit groeien elk jaar ongeveer 1%
te weinig. Daarentegen groeien de lonen en de consumptie sneller dan van overheidszijde gewenst werd gewacht, hoewel de interne evenwichtigheidsindicator toenemende tekorten van consumptiegoederen suggereert. Aan de andere kant leiden prijsver-
hogingen en een matigende loonpolitiek ertoe dat de reele lonen
slechts met 1% per jaar stijgen in plaats van de geplande 2%. Dit
alles betekent, te zamen met de groei van de winsten, dat de arbeiders niet van de stijging van hun produktiviteit profiteren en
dat er weinig uitzicht is op verbeteringen voor de consument.
De economisch geinduceerde verhoging van de defensie-uitgaven en de groei van de investeringen in de agrarische sector wijken niet erg af van de geplande waarden. Wel spring! in het oog
de allocatie van industriele investeringen als rekening wordt gehouden met Westerse interventie, vergeleken met de neutrale
planning. In het eerste geval daalt het aandeel met meer dan 3%
per jaar. Op dit punt, en natuurlijk op dat van de handelsbalans,
verschillen de uitkomsten het meest. Merkwaardigerwijs nemen
de industriele produktie en het bnp iets toe onder Westerse invloed. Dit is een gevolg van de stijgende invoer van machines en
de dalende importprijzen. Maar de winsten en de vaste activa dalen in omvang, hetgeen op de lange termijn schade kan toebren-
gen aan de produktiecapaciteit van de Sovjet-economie.
De poging om de economic van de Sovjetunie te destabiliseren
via de industriele lonen bleek geen effect te sorteren en slechts te
leiden tot een verhoging van het loon. Daarnaast hebben we de
gevolgen onderzocht van een permanent nagestreefde daling van
het industriele loon. In die variant groeien de industriele produktie en de consumptie met 1% minder in de eerste drie jaren
van de planperiode. Van de Westerse instrumenten vertoont de
Russische import van machines en outillage een veel lagere
groei, in feite negatief in de eerste twee jaar en gemiddeld 1% in
plaats van 4% over de gehele periode. Dit bevestigt het beeld dat
een Westers embargo slechts de essentiele technologische import
van de Sovjetunie zou moeten treffen.
Stijgende militaire uitgaven hebben nauwelijks enige invloed
op de economische beslissingsvariabelen. Een hoger budget voor
dergelijke uitgaven leidt tot hogere winsten en marginaal lagere
waarden voor de overige economische grootheden. Er is daarom
geen aanwijzing dat het induceren van hogere militaire uitgaven
de Sovjet-economie op korte termijn onder druk zet.
Het grootste verschil tussen neutrale of doelgerichte Westerse
economische politick treedt op in de ontwikkeling van de handelsbalans. Westerse acties veroorzaken dat het tekort op de
handelsbalans verslechtert met een percentage dat oploopt van
528
8 in het het eerste jaar tot 16 in 1985. Zonder Westerse interventie daalt dit percentage juist van 6 naar 2 gedurende de planperiode. Dit moet betekenen dat de Sovjetunie in het eerste geval
snel een tekort aan deviezen zal hebben. Inderdaad is deze dreiging waarschijnlijk het enige effectieve wapen dat het Westen tot
haar beschikking heeft, en het is daarom interessant om te weten
of de plotselinge verkoop van diamanten en goud door de Sovjetunie in het afgelopen jaar niet een poging was om dit potentie’le deviezentekort te vermijden.
Om een indicatie te hebben van wat het de Sovjetunie kost om
de Westerse sancties te pareren, berekenen we de waarde van een
doelstellingsfunctie die de gewogen som is van de gekwadrateerde afwijkingen van de doelvariabelen en bovendien het gebruik
van de instrumenten weergeeft. De waarde van de geoptimeerde
functie is bijna acht maal zo hoog onder Westerse interventie
dan in het geval van neutrale planning. Tot op zekere hoogte
kunnen de inherente beleidsaanpassingen tot extra spanningen
binnen het Politbiircaii leiden.
Samenvattend: de voornaamste sanctie tegen de Sovjetunie is
de dreiging van een embargo dat zich richt op een snel toenemende verslechtering van het tekort op de handelsbalans. Maar,
verre van een poging de handel met de Sovjetunie te stoppen.
houdt deze strategic een selectieve bevordering in. Maximale
torsie op de betalingsbalans van de Sovjetunie, en daarmee druk
op de deviezenreserve, kan worden uitgeoefend via een embargo
op de import van essentiele technologic.
Deze resultaten zijn een aardige illustratie van het begrip
..non-causality”^ de speltheorie. De dreiging kan eflectiefzijn,
doordat in het rationele Russische antwoord rekening moet worden gehouden met een eventuele toekomstige boycot. De noodzaak om op dergelijke moeilijkheden te anticiperen. en ze te omzeilen, betekent dat de Russische autoriteiten het zich niet kunnen veroorloven om hun huidige beslissingen niet aan te passen.
Europa
In het voorgaande is nauwelijks stilgestaan bij het feit dat het
Westen meer is dan de Verenigde Staten en dat de economische
sancties ook op andere Oostbloklanden kunnen worden gericht.
Binnen de Comecon is de Sovjetunie gebonden aan omvangrijke
hulpprogramma’s voor landen die in economische moeilijkheden verkeren. Omdat de Sovjetunie ernaar streeft haar totale
handel binnen het Oostblok in balans te houden, gaat deze hulp
ten koste van de sterkere satellietstaten. Het Westen zou van
deze omstandigheid gebruik kunnen maken door de pijlen van
een boycot te richten op de zwakke landen en de sterke juist betere handelsvoorwaarden te bieden dan het Russische Ministerie
van Buitenlandse Handel doet. Om humanitaire redenen wordt
wellicht afgezien van een dergelijke strategic.
Aan Westerse zijde bestaat bovendien het probleem van het
ontwerpen van een gezamenlijke strategic, waaraan zowel de
Verenigde Staten als West-Europa en Japan zich wensen te houden. Zoals we hierboven zagen, is het huidige beleid van de regering-Reagan inzake handel met de Sovjetunie heel goed in
overeenstemming te brengen met de doelstellingen van economische druk op het Sovjet-systeem. Het is echter niet verwonderlijk
dat de implicaties van dit beleid in West-Europa zulke weerstanden hebben opgeroepen. Frankrijk sloot in 1979 een overeenkomst met de Sovjetunie over een ontwikkelingsprogramma
voor economische. technische en industriele samenwerking in de
jaren tachtig. De Duitse Ostpolilik is al sedert 1974 gebaseerd op
de formule ,,ontspanning door handel”. Daar komt bij dat de
Amerikaanse maatregelen — opschorting van het graanembargo
en de boycot van de aardgaspijpleiding — de Westeuropese landen meer leek te gaan kosten dan de Verenigde Staten. Wellicht
zou de irritatie over de sancties tegen Amerikaanse dochterondernemingen van Europese bedrijven die materialen leveren
voor de aanleg van de pijplijn te voorkomen zijn geweest door
vooraf een schadeloosstelling af te spreken. De kosten van een
dergelijke regeling vallen in ieder geval in het niet bij hetgeen aan
bewapening wordt uitgegeven.
Andries S. Brandsma
A. J. Hughes Hallett