Ga direct naar de content

Nog éénmaal: de bestaande kernenergiecentrales

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 8 1983

Nog
eenmaal:
de bestaande
kernenergiecentrales

De FNV en de Bezinningsgroep Energiebeleid (BGE) vroegen de Stuurgroep Maatschappelijke Discussie Energie (MDE) met
klem een zitting te organiseren over de argumenten en vooronderstellingen zoals die
door de Commissie Bestaande Kerncentrales worden gehanteerd. Aan de orde zouden moeten komen: de noodzaak om met
vervangend vermogen te rekenen; de technisch-economische uitgangspunten; het
toekomstig prijspad van de vervangende
brandstof; en de toekomstige opties. Vooral het feit dat een prijskaartje van ongeveer
f. 5 mrd. aan het sluiten van de bestaande
centrales was gehangen vond ongeloof bij
de appellanten.
Op 20 mei vond de openbare zitting
plaats. FNV en BGE kwamen met 18 uitgesplitste stellingen en drie panelleden.
Twee leden van de Teldersstichting hadden daar 9 stellingen bij mogen schrijven
en professor W. van Gool nog eens 7, terwijl voor het verdere evenwicht een vertegenwoordiger van de Arnhemse Instellingen aanwezig was. Samen met vier Stuurgroepvertegenwoordigers, de voorzitter en
de secretaris van de inmiddels ontbonden
Commissie Bestaande Kernenergiecentrales vormden zij het 13-koppig panel. In de
zaal zaten 24 man, waaronder 8 man van
de zijde van de Stuurgroep.
In de eerste ronde werd men het eens dat
vervangingsinvestering deel moet zijn van
de bedrijfseconomische afweging. De vervanging kan een kolencentrale zijn, maar
ook een windcentrale of warmte-krachtinstallaties betreffen. Het feit dat de vervangende installatie niet direct ter beschikking
kan of zelfs behoeft te zijn, maakt verschil
voor de ,,cash flow” maar niet voor de economische afweging. Alhoewel voor de verschillende alternatieven door dc FNV noch
door de BGE investeringsbedragen konden
worden genoemd, was men het erover eens
dat deze minstens in de orde van grootte
van die voor een vervangende kolencentrale zouden liggen. Het rapport, dat daar ook
van uitging omdat dit expliciet door de regering was opgedragen, kon in deze dus
worden gevolgd.
ESB 15-6-1983

If. ./. Beck

Van de technisch-economische uitgangspunten van het rapport stonden de
volgende ter discussie. De beschikbaarheid
van de bestaande reactoren, in het rapport
— met redenen omkleed — vastgesteld op
80% tot 1993 en 65 a 80% daarna. kon volgens alle partijen op minimaal 65% voor de
gehele levensduur worden gesteld. Een
technische levensduur voor de centrales
van minimaal 25 jaar vond iedereen aanvaardbaar, waar het rapport uitging van
het ontwerpgegeven van 30 jaar. De splijtstofkosten, gerekend van het uraanerts tot
en met de opwerking van de gebruikte
brandstof, werd door de BGE zonder veel
argumentatie 1,5 maal hoger gesteld dan
het uit onderzoek gerapporteerde bedrag in
het rapport {f. 8.200 per kg in plaats van
f. 5.808 per kg). Datzelfde, maar nog extremer, overkwam de opbergkosten van het
radioactieve afval (KSA. HAVA en
MAVA): f. 4.500perkgtegenoverf. 1.170
per kg. Verder was er eenstemmigheid.
Ten aanzien van het toekomstige prijspad bleek voor olie door alien te worden
aanvaard wat ook in het rapport van de
Commissie Bestaande Kernenergiecentrales en in de scenarios van de MDE is aangenomen. Voor kolen echter bleek alleen
overeenstemming te bestaan over de trend,
dus volgens het rapport, maar niet over het
startpunt (f. 110 per ton in 1980 versus
f. 220 per ton in het rapport, in 1982).
Tijdens de zitting nog werd berekend wat
dit alles nu betekent voor het nationale offer dat met het sluiten van de bestaande
centrales zou samenhangen. Bij de hoge
kolenprijs berekent het rapport een offer
van f. 6,2 mrd. (80%) dan wel f. 5.5 mrd.
(80/65%). Met de door FNV en BGE genoemde technisch-economische parameters zou dit overeenkomen met f. 2,5 mrd.
Bij de lage kolenprijs zijn deze bedragen
respectievelijk f. 4,8 mrd. (rapport: 80%).
f. 4,3 mrd. (rapport: 80/65%) en f. 1.7
mrd. (FNV/BGE).
In deze bedragen is niet gerekend met de
opbrengsten die voortkomen uit de verkopen van plutonium en uranium door het
opwerkingsbedrijf. Ook is niet gecorrigeerd

voor de terechte kritiek op het rapport inzake de jaarlijkse stijging van 20% in de
overige kosten (reparaties enz.). Immers,
vele uitgaven in deze categoric over de laatste jaren waren eenmalig ten gevolge van
verzwaarde eisen en de looninflatie neemt
af.
De conclusie is dan ook dat voor- en tegenstanders het eens zijn over een nationaal offer bij sluiten tussen de f. 2 en f. 7
mrd., zeg ongeveer f. 5 mrd. met een discussieruimte, indien men zich zeer rekkelijk ten aanzien van een onzekere toekomst
opstelt, van f. 2 a 3 mrd.
Ik meen dat bestuurders hierna geen behoefte meer zouden moeten uitspreken
naarnogmeerberekeningen. Het wordt nu
tijd een uitspraak te doen die ons land een
duidelijk energiebeleid geeft. Het oordeel
over de noodzaak van diversificatie. de
door de samenleving toegelaten ruimte om
zo te ondernemen dat we zo goed mogelijk
kostenefficient blijven en een visie op de risico’s indien we alle expertise op kernenergiegebied zouden verliezen vragen om een
politieke stellingname. MDE en nog meer
commissies kunnen, na alles wat inmiddels
reeds is gebeurd, niet veel meer daartoe bijdragen.

523

Auteur