De economische groei in de EU in 1997
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4113, pagina 547, 2 juli 1997 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator
In de afgelopen maanden zijn door verschillende internationale organisaties hun gebruikelijke halfjaarlijkse voorspellingen voor de
wereldeconomie uitgebracht. Voor de groeivooruitzichten voor de EU in 1997 zijn de Europese Commissie in haar Spring-forecasts
(april 1997), het IMF in de World Economic Outlook (mei 1997) en de OESO in de Economic Outlook (juni 1997) in hoge mate
eensgezind, zie tabel 1.
Tabel 1. Groei bbp-volume in de EU in procenten
1996
Duitsland
Frankrijk
Italië
VK
Spanje
België
Nederland
EU-7
EU-15
1,4
1,5
0,7
2,1
2,2
1,4
2,7
1,5
1,6
Voorspelling 1997
DNB bbpOESO a
IMF b
indicator
1,6
2,0
1,5
3,1
3,3
2,9
2,9
2,2
2,2
2,5
1,0
3,0
2,8
2,2
3,0
2,3
2,3
EC c
2,3
2,4
2,3
2,3
1,0
3,3
2,8
2,0
2,1
1,2
3,1
2,8
2,3
3,0
2,3
2,4
DNB d
Euromon
1,2
2,8
2,6
2,3
2,8
2,3
2,4
2,3
2,9
2,1
a. OECD Economic Outlook (juni ’97); b. IMF World Economic Outlook (mei ’97);
c. EC (april’ 97); d. De Nederlandsche Bank (maart ’97).
De economische groei in de EU in termen van het bbp-volume zal volgens de drie instellingen aantrekken van 1,6% in 1996 tot 2,3 Ã 2,4%
dit jaar. De groeiversnelling zal zich naar verwachting over een breed front van EU-lidstaten voltrekken. De eerder dit jaar gepubliceerde
voorspellingen van de Nederlandsche Bank voor de Europese economie met het model Euromon schetsten een vergelijkbaar maar iets
minder positief beeld, met name voor Duitsland, Frankrijk, het VK en Spanje (tabel 1, laatste kolom) 1.
In Nederland trekt de groei volgens de internationale organisaties verder aan tot 2,8 a 3% en volgens de jongste ramingen van het CPB in
de ‘Koninginne-MEV’ tot 3,25%, waarmee ons land zich wederom tot de groep van snelst groeiende economieën in Europa mag rekenen.
Ook de DNB-conjunctuurindicator, die ditmaal vooruitblikt tot en met september van dit jaar, duidt op een aanhoudend gunstig
conjunctureel klimaat in Nederland (figuur 1).
Figuur 1. De DNB-conjunctuurindicator
De bovengenoemde voorspellingen zijn alle gebaseerd op exercities met macro-enonomische structuurmodellen. Een alternatieve
methodiek voor het voorspellen van de bbp-volumegroei is gebaseerd op leading indicatoren. Een aantrekkelijke eigenschap van dit type
voorspellingen is dat ze aanmerkelijk minder bewerkelijk zijn en daardoor regelmatig kunnen worden ‘ververst’. Bovendien blijkt de
voorspelkwaliteit van dergelijke mechanisch tot stand gekomen prognoses vaak niet onder te doen voor die van macro-economische
modellen. Daar staat echter tegenover, dat macro-economische modellen een samenhangende economische beschouwing mogelijk
maken en kunnen worden gebruikt voor het maken van spoorboekjes. Bbp-prognoses aan de hand van indicatormethoden moeten
daarom ook vooral gezien worden als informatie ter aanvulling op die van macro-modellen.
Binnen de Nederlandsche Bank worden sedert begin 1996 bbp-groei indicatoren voor de in tabel 1 opgenomen EU-landen samengesteld.
Deze bbp-indicatoren maken in de eerste plaats gebruik van de informatie die besloten ligt in de DNB-conjunctuurindicatoren voor deze
landen (met een lead van vijf a zes maanden). Om voorspellingen van de groei van het bbp-volume te kunnen maken tot een jaar vooruit
zijn daarnaast indicatoren gebruikt met een langere lead. Het gaat hierbij onder meer om financiële grootheden als de reële geldgroei, de
rentestructuur en aandelenkoersen.
In de tweede kolom van tabel 1 zijn voor dit jaar de jongste uitkomsten van de bbp-groei indicatoren opgenomen. De groei van het bbpvolume voor de zeven EU-landen gezamenlijk (aangeduid als EU-7) – die tevens maatgevend is voor de EU in haar geheel – komt overeen
met die van de bovengenoemde voorspellingen voor deze landengroep. Beschouwd naar afzonderlijke landen doen zich echter wel
verschillen voor: volgens de landen-indicatoren zou de bbp-groei in Duitsland en Frankrijk wat lager uit kunnen komen en in Spanje,
Italië, het VK en België hoger. Wel vallen deze verschillen binnen de voorspelfoutenmarges. Het algemene beeld volgens de bbpindicatoren spoort derhalve grosso modo met dat van de bovengenoemde voorspellingen
1 A.C.J. Stokman, G.J. de Bondt en H.M.M. Peeters, De Europese economie in 1997 en 1998: een voorspelling met Euromon, De
Nederlandsche Bank, Kwartaalbericht, maart 1997, blz. 51-68.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)