Ga direct naar de content

De economische deeltjesversneller

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 15 1992

De economische deeltjesversneller
In zijn strijd tegen het begrotingstekort heeft het
Amerikaanse congres de ‘superconducting super
collider’ opgeofferd. Deze 75 kilometer lange ondergrondse racebaan in Texas zou 8,25 miljard dollar
kosten. Het verdwijnen van ‘s werelds grootste deeltjesversneller zal het protonenonderzoek geen goed
doen. In die kringen wordt de beslissing van het
congres “een klap voor de gehele mensheid” genoemd. Fysici gebruiken bij hun onderzoek kunstmatige laboratoriumsituaties die door politici kunnen worden afgeschaft. Economen gebruiken
natuurlijke laboratoriumsituaties die door politici
worden gecreeerd. Onze deeltjesversneller is OostEuropa. Dat is onze klap voor de mensheid die niet
kan worden afgeschaft. Eventueel terugdraaien is
meteen onderdeel van het experiment.
Ondanks de Grote Trek van wijze Westerse economen naar het Oosten weet ik niet of we daar zo veel
te vertellen hebben. Het gaat om revolutionaire omwentelingen terwijl economic de wetenschap is van
de marginale veranderingen. De lessen van de ontwikkelingseconomie zijn niet echt nuttig want het
gaat daar niet om de opbouw van een economic,
maar om de overgang van het ene systeem naar het
andere. Jeffrey Sachs kan zijn ervaringen in Bolivia gebruiken om de hyperinflatie in Polen aan te pakken,
maar inflatiebestrijding in Polen is slechts een onderdeel van een immens pakket van maatregelen. Over
onderdelen weten we wel wat, maar het grote geheel
van een totale omschakeling is nieuw voor ons.
Net zoals de wereld de teflonpan heeft overgehouden aan de ruimtevaart zal de economische wetenschap instrumenten en kennis overhouden aan de
oplossing van de Oosteuropese transformatie. Er
zijn twee kernvragen die moeten worden beantwoord: 1. wat is het beste economische systeem en
2. hoe moeten ze daar heen?

Het beste systeem
In de jaren dertig is er een discussie gevoerd over
planeconomie versus markteconomie. Op theoretische gronden vond men geen verschil. Behalve dan
het argument van Hayek dat de markteconomie efficienter omging met informatie dan de planeconomie. In een markteconomie is kennis van de prijsvector voldoende, terwijl de planner informatie
moet verzamelen over al de marginale substitutievoeten in consumptie en produktie. Ondertussen
heeft de studie van informatie- en coordinatieproblemen aangetoond dat wanneer markten ontbreken
elke economische agent met rationele verwachtingen net zo veel informatie moet verzamelen als de
planner. Theoretisch valt niet te discrimineren tussen markt en plan. Praktisch echter wisten we al,
voor de Berlijnse muur viel, dat de Westerse economische systemen beter functioneerden. Eigenlijk
een merkwaardige paradox dat we theoretisch niet
kunnen verklaren wat we praktisch weten.
Deze tegenstrijdigheid wijst precies op een grote
zwakte wanneer ons wordt gevraagd over OostEuropa te adviseren: we weten niet welke economi-

ESB 15-7-1992

sche instituties in een gemengde
marktvorm echt werken. Moeten ze
het Zweedse model volgen, Japan
nabootsen of Amerika imiteren? Al
deze landen zijn stuk voor stuk op
bepaalde terreinen (en in bepaalde
periodes) succesvol. Maar we kunnen niet aangeven welke onderdelen uit die stelsels bruikbaar zijn
voor Polen of Bulgarije. Of neem
het probleem van de privatisering
van de grote monopolistische staatsbedrijven. Wat is de beste manier
van privatiseren: verkopen op de
internationale markt of werken met
coupons die gratis onder de bevolking worden verspreid zoals de
Tsjechen van plan zijn? De OostJJM. Tbeeuwes
europese transformatie zal een enorme stoot geven
aan de ontwikkeling van de economische theorie
van instituties, aan het identificeren van instituties
die werken, die motiveren.

Hoe daarheen?
Er moeten drie dingen gebeuren: micro-economisch
liberaliseren, macro-economisch stabiliseren en internationaal infiltreren. Meer concreet bestaat het
pakket uit: prijzen vrijlaten, privatiseren, overheidstekort aanzuiveren, munt convertibel maken, financiele markten opzetten, een nieuw belastingsysteem
ontwerpen, een sociaal veiligheidsnet spannen, enzovoort. De grote vraag daarbij is of dit pakket van
maatregelen geleidelijk, stap voor stap, moet worden ingevoerd of in een keer. Er zijn veel voorstanders van de ‘big bang’, van alles ineens, omdat er in
een halve markt-, halve planeconomie gekke tegenstrijdigheden ontstaan. Het mooiste voorbeeld van
hoe geleidelijkheid fout kan gaan, is de uitvoer van
tropische bloemen uit Polen. Poolse bedrijven waren autonoom gemaakt terwijl energieprijzen sterk
gesubsidieerd bleven. Slimme Polen konden zo met
winst tropische bloemen produceren.
Echter de sociale kosten van de ‘big bang’ zijn erg
hoog, blijkt elke dag uit de krant. Soms kan het gewoonweg niet flitsend. Tijdens de regering Thatcher
heeft men in het Verenigd Koninkrijk circa vijftig bedrijven geprivatiseerd en had daar tien jaar voor nodig in een omgeving die vergeleken met Oost-Europa barstte van de kapitalistische instituties en van
het menselijke talent. Ook van de oplossing: ‘small
bang’ of ‘big bang’ gaan we enorm veel leren over
hoe een economic werkt en gestuurd kan worden.

Et tu, Cuba?
Ondanks de goede wil van het Westen lijkt het dat
wij op dit moment meer van hun sociaal en economisch experiment kunnen leren dan zij van onze
schaarse ervaringen en kennis kunnen profiteren.
Misschien is Castro toch niet zo gek en wil hij terecht de omschakeling van Cuba ophouden tot
economen echt weten hoe het moet.

Auteur