Ga direct naar de content

De ECB heeft meer nodig!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 9 2001

De ECB heeft meer nodig!
Aute ur(s ):
Schaik, A.B.T.M. (auteur)
De auteur is hoogleraar algemene economie aan de Katholieke Universiteit Brab ant
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4299, pagina D26, 15 maart 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Vernieuw ende Statistieken
Tre fw oord(e n):
statistiek, data

De noodzaak om de nationale statistieken in het eurogebied op een lijn te brengen spreekt voor zich. De economische prestaties van
Euroland als geheel zijn immers pas goed in kaart te brengen als statistische begrippen op dezelfde manier worden gedefinieerd en als
de nationale bureaus dezelfde procedures toepassen om informatie te vergaren en te verwerken. Nationale bureaus, zoals het
Nederlandse CBS, lopen echter niet graag het risico de eerst gepubliceerde cijfers over een bepaald tijdvak later nog in aanzienlijke
mate te moeten bijstellen. Bijstellingen schaden de reputatie van het bureau, waardoor de financiering uit collectieve middelen onder
druk komt te staan.
Er is dus een afruil tussen nauwkeurigheid en tijdigheid, ook op nationaal niveau. Mede daardoor zijn er grote verschillen in tijdigheid
tussen de landen van de EU. Wat de ECB wil is dat de tijdigheid, die sommige lidstaten nu al halen, standaard wordt voor het gehele
eurogebied. Daarnaast draagt de ECB eigen randvoorwaarden voor nauwkeurigheid aan. Over de al bestaande nauwkeurigheid van de
nationale statistieken laat de ECB zich echter niet uit. Het is bekend dat de verschillen tussen landen op dit punt groot zijn, zodat er nog
een lange weg te gaan is voordat op Europees niveau het optimale evenwicht tussen tijdigheid en nauwkeurigheid is bereikt.
Harmonisatie van statistieken is een proces van lange adem, omdat de verschillen in statistische praktijken de culturele en institutionele
verschillen in het eurogebied weerspiegelen. Daarnaast hebben zich land-specifieke gewoontes gevormd die samenhangen met de
omvang van landen.
De grote verschillen die er in Europa vooralsnog zullen zijn roepen de vraag op of de ECB met dit pleidooi kan volstaan. Daarop ga ik
hieronder in.
Wat moet de ECB weten?
De Wet van Okun en de Phillipscurve geven de Fed een simpel empirisch houvast om de economische situatie van de Amerikaanse
economie tijdig in kaart te brengen. De vraag rijst of de ECB ook nu al over zulke eenvoudige hulpmiddelen kan beschikken. Het
antwoord luidt ontkennend en daarvoor zijn minstens twee redenen te geven.
In de eerste plaats is het onduidelijk hoe groot de ‘natural rate of unumeployment’ in het eurogebied is. Arbeidsmarktontwikkelingen
lopen niet synchroon in Europa. Een belangrijke reden hiervoor zijn de grote verschillen in arbeidsmarktinstituties, met name tussen
Noord- en Zuid-Europa. Deze hangen samen met verschillen in cultuur 1. Bovendien is de arbeidsmobiliteit tussen landen gering. De
toenemende concurrentie op de Europese goederen- en financiële markten zal zich weliswaar doorvertalen naar de arbeidsmarkten, maar
ook dat is een proces van lange adem. De ECB zal er rekening mee moeten houden dat de natuurlijke werkloosheidsvoeten tussen de
lidstaten aanzienlijk van elkaar afwijken. Vooralsnog is een Europese ‘natural rate of unemployment’ niet in zicht.
In de tweede plaats is het onduidelijk hoe groot de ‘natural rate of output’ in het eurogebied is. Er zijn grote verschillen in economische
ontwikkeling binnen Europa. Sommige Europese regio’s hebben al een productiviteitsniveau bereikt dat zich kan meten met de hoogste
niveaus in de Verenigde Staten. Andere regio’s zijn daarentegen bezig met een inhaalslag en hebben de potentie om via het catch-up
mechanisme sneller te groeien dan de regio’s, die voorop lopen. Daarom is ook een Europese ‘natural rate of output’ voorlopig niet in
zicht.
Wat is er nodig?
Gegeven de onzekerheid over de structurele waarden van groei en werkloosheid kan de ECB vooralsnog weinig meer doen dan zich
richten op prijsstabiliteit. Daarvoor is een goed inzicht nodig in de omvang, de variatie en de oorzaken van de prijsinflatie in het
eurogebied. Het pleidooi voor een Europese algemeen economische statistiek is in wezen hierop toegespitst. Maar er is meer nodig. Er
moet namelijk ook werk worden gemaakt van een adequate meting van de outputgap, anders blijft de ECB op een been hinken.
Vooralsnog speelt de informatie die hierover via de nationale centrale banken in het overleg met de ECB wordt ingebracht een rol. Hierbij
moet worden beseft dat de economische prestaties van Euroland voor een belangrijk deel worden gedragen door ontwikkelingen in
Frankrijk en Duitsland. Informatie over deze landen zal dus altijd van groot gewicht zijn, ook al presteren de studiediensten van de
centrale banken van deze landen slechter dan die van de andere landen.

Ter vergroting van de transparantie en daardoor van het vertrouwen in het beleid van de ECB moet een andere bron van
informatievoorziening worden opgezet. Inzicht in de outputgap vereist kwantitatief onderzoek op Europese schaal. Het is echter de vraag
of het wenselijk is dat de ECB dit onderzoek zelf gaat doen. Onderzoek en beleid liggen dan in dezelfde hand, wat ten koste gaat van de
geloofwaardigheid van de ECB.
Eerder moet worden gedacht aan een nieuw Europees onderzoeksinstituut dat niet alleen bevraagd kan worden door de ECB, maar ook
door de Europese Commissie en het Europese parlement. Dit instituut zal zich vooral bezig moeten houden met de ‘fundamentals’ van
Euroland, zoals de natuurlijke groeivoet, het natuurlijke werkloosheidspercentage en de structurele inflatie. De onafhankelijkheid van zo’n
instituut moet goed gewaarborgd zijn. Om de gedachten te bepalen kunnen we daarbij denken aan een Europees Centraal Planbureau
(ECPB), naar analogie van het Nederlandse CPB. Nieuwe vragen op Europees niveau vereisen niet alleen nieuwe statistiek, maar ook
nieuwe instituties.
Dit artikel is een reactie op W. Bier en H. Ahnert, De afruil tussen tijdigheid en nauwkeurigheid, ESB-Dossier Vernieuwende
Statistieken, 15 maart 2001, blz. D22

Dossier Vernieuwende Statistieken
H.K. van Tuinen, Ten geleide: Nieuwe statistieken?
B. Los, Kenniseconomie: meten is weten?
L. Soete en B. ter Weel, Reactie: Intelligent kapitaal: vernieuwing vereist
B. van Ark, Macro-economische statistiek: hoe en wat
A. Kleinknecht, Reactie: Nieuwe economie of domme economie?
H. van der Wiel, Arbeidsproductiviteit: niveaus of groei?
M. de Haan, B. de Boer en S.J. Keuning, Econologische statistiek
H. Verbruggen, R. Gerlagh, M.W. Hofkes en R.B. Dellink, Duurzaam rekenen
H.A. Keuzenkamp, Reactie: Eén grote illusie
F.A.G. den Butter, Reactie: De betekenis van het dni volgens Hueting
W. Bier en H. Ahnert, De afruil tussen tijdigheid en nauwkeurigheid
A.B.T.M. van Schaik, Reactie: De ECB heeft meer nodig!
E.J. Bartelsman en H.B.J.B. Maas, Theorie en statistieken
A.E. Steenge, Reactie: Lopen de statistieken altijd achter?
S.G. van der Lecq, Epiloog: Het CBS kijkt naar buiten

1 Zie hierover: A.B.T.M. van Schaik, Amerikaanse toestanden?, ESB, 8 december 2000.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur