Ga direct naar de content

De bataljons van het onderzoeksleger

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 25 2005

De bataljons van het onderzoeksleger
Aute ur(s ):
Joop Hartog (auteur)
De auteur is hoogleraar algemene economie aan de Universiteit van Amsterdam j.hartog@uva.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4454, pagina 75, 25 februari 2005 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Hoeveel voetvolk heeft de keizer nodig, hoeveel soldaten de generaal? Collectieve actie vraagt leiderschap. Dat geldt voor de oorlog, dat
geldt voor het voetballen en het geldt voor de wetenschap. Napoleon kon in zijn eentje niet winnen bij Austerlitz en zelfs Maradona had
in zijn eentje het WK voetbal niet kunnen winnen. Van grote aanvoerders wordt altijd vermeld dat zij in staat waren de manschappen
boven zichzelf uit te laten stijgen. Hun inspiratie, strategisch inzicht, briljante invallen en diepere doorschouwing geven het gewone volk
vleugels. Maar er is ook een omgekeerd perspectief op de samenwerking. Zonder soldaten was er helemaal geen generaal Napoleon
geweest en zoals elke winnaar van een Oscar altijd braaf staat uit te dragen op het moment van glorie: zonder die fantastic crew was er
geen fluit van terecht gekomen. 1
Grote onderzoekers geven beslissende wendingen aan de wetenschap. Ze ondergraven oude wijsheden en stellen er nieuwe voor in de
plaats. Daarmee zijn ze als legeraanvoerders die met brede armgebaren (of artikelen op het internet) aangeven waar de vijand moet
worden bejegend en met welke wapens dat moet gebeuren. Een nieuw paradigma is gevestigd als een heel leger bereid is op een nieuwe
plek en met nieuwe middelen de strijd voort te zetten. Hoe belangrijk is echter het werk van het voetvolk om de leider tot zijn ommezwaai
te brengen? Hoeveel wezenlijk nieuwe economische inzichten zullen we missen als we de onderste helft van het leger van economische
onderzoekers elimineren? En hoeveel als je er driekwart vanaf haalt, of de onderste negen decielen (ik zie even af van het aanbrengen van
de noodzakelijke ordening; daar hebben we voldoende experts voor in Nederland)? Als je de basis verschraalt, verschraal je dan ook de
top?
Je zou van het beeld uit kunnen gaan dat grote geesten de onderzoeksagenda bepalen en dat de basis het grondwerk verricht. De
gouden ideen worden aan de top geboren en het voetvolk is er voor de detaillering, om data te verzamelen en theorien te toetsen. Ze zijn
als werkbijen die de honing verzamelen en ter keuring aanbieden aan de koninginnen van de wetenschap. 2 Als de honing te bitter wordt,
trekt de koningin haar conclusies en legt die neer in nieuwe aanwijzingen aan het werkvolk. Dan zou je terugkoppeling van het voetvolk
naar de generaals verwachten.
Helaas is dat een een fabel. Om te beginnen willen toponderzoekers helemaal geen voetvolk in hun omgeving hebben. Ze zitten het liefst
op een kluitje bij elkaar. In de concurrentie om goede onderzoekers is zelden het salaris doorslaggevend: het gaat om de collega’s, het
intellectuele klimaat, de interactie met andere talenten. Ook in de virtuele ruimte is er kluitjesvorming. Onderzoek is internationaal. De
essentie van wetenschap is juist dat gezocht wordt naar een systematische eenheid en dat wordt aangeknoopt bij resultaten van
anderen, zowel van de grote voorgangers uit het verleden als van de tijdgenoten die hun beste krachten inzetten om de geheimen van de
wereld te ontrafelen. Toch zie je ook hier een duidelijke afstand. De hirarchie is af te lezen aan het citatiegedrag. Als er terugkoppeling
was, zou in de nieuwe oekazes van de koninginnen worden verwezen naar de bittere honing van de werkbijen, maar in toptijdschriften
wordt alleen maar verwezen naar werk in andere toptijdschriften, niet naar de journaals van het werkvolk. Zelfs in een geavanceerd
leerboek voor arbeidseconomie dat recentelijk verscheen, wordt niet of nauwelijks verwezen naar resultaten in de minder prestigieuze
tijdschriften. Economisch onderzoek is hirarchiek georganiseerd. De bovenbazen hebben het voetvolk niet nodig: zij vormen een
gesloten wereld die broodkruimels uit het raam gooien voor het volk op straat, maar zelf eten ze niet van de straat. De akkers van het
voetvolk liggen ver van de Olympus.
Wie toponderzoek wil bevorderen, moet hiermee rekening houden en de concentratie bevorderen. Een topinstituut hoeft niet per se groot
te zijn. Twee ‘publimetristen’ hebben de geschriften van economen tussen 1971 en 2000 gewogen en geteld (Combes & Linnemer, 2003).
LSE en Oxford gaan aan kop met ruim tweehonderd onderzoekers. Geteld naar totale publicatiepunten van een instelling (publicaties
gewogen met de status van het tijdschrift) staan echter ook drie kleine faculteiten in de toptien van Europa: de universiteit van Tel Aviv
met ruim dertig onderzoekers, de Hebrew universiteit en Warwick met ruim zestig. Kleine instellingen kunnen zeer productief zijn. Bij
rangschikking naar publicaties per hoofd blijken de topinstellingen meestal niet meer dan dertig fte te tellen. Er zijn slechts twee
instellingen in de toptien met een omvang daarboven (met 60 en 65 fte).
De conclusie is duidelijk. De top gaat zijn eigen weg en heeft de heerscharen niet nodig. De fundamentele ontwikkeling van het
onderzoek wordt niet anders als je hele bataljons opheft. De generaals marcheren door zonder achterom te kijken. Daarmee is niet gezegd
dat die bataljons nutteloos zijn. Hun belangrijkste functie ligt in het toepassen en doorgeven van kennis aan de maatschappij in
onderwijs en toegepast onderzoek. In het slaan van bruggen. Generaals en pontonniers, dat is het onderzoeksleger.
Literatuur

Combes, P-P. & L. Linnemer (2003) Who are the economists who publish? Journal of the European Economic Association, 1(6).

1 Zo geheel anders nam Sigrid Koetse de Theo d’Or in ontvangst met de originele begroeting: “Dat werd hoog tijd!”
2 Nou ja, koningen natuurlijk. Koninginnen hebben we zo weinig.

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur