proj. Van Dom
De barre
werkelijkheid
In Nederland krijgen twee aspecten
van het ontwikkelingsvraagstuk veel
accent, te weten de praktische hulpverlening en het formuleren van ideaalnormen voor de relaties tussen arme en
rijke landen. De belangstelling voor de
feitelijke hulp in ons land komt tot
uiting in de vele projecten en deskundigen waarmee wij de ontwikkelingslanden bijstaan. De aandacht voor het formulerén van normen voor de noordzuid-betrekkingen blijkt uit de interesse
die in Nederland aanwezig is voor
onderwerpen als een nieuwe internationale economische orde en de langetermijnontwikkelingsstrategieën van de
Verenigde Naties. Die belangstelling beperkt zich niet tot de overheid: zo bestaat in ons land een particuliere stichting onder de naam RIO (Reshaping the
International Order) en een vereniging
N I 0 (Nieuwe Internationale Orde).
In Nederland is er relatief weinig aandacht voor het ontwikkelen van theorieën over de noord-zuidproblemen en
voor de concrete economisch-politieke
situatie. In vroeger jaren is de belangstelling voor theorievorming in ons land
groter geweest. Zo werd in de eerste
helft van deze eeuw in Nederland de
theorie van de dualistische economie
geformuleerd door schrijvers als Van
Gelderen, Boeke en Van der Kolff.
Deze dualistische theorie is in vele opzichten als een voorloper van de dependenciatheorieën van de jaren zestig te
beschouwen.
De geringe belangstelling voor d e concrete economisch-politieke betrekkingen
tussen arm en rijk lijkt de onvermijdelijke tegenzang te zijn van de wens tot
hooggestemde normen. Die normen, zoals het willen streven naar een andere
wereldeconomische orde, verdragen zich
moeilijk met de realiteit van alledag.
Dit heeft overigens wel als consequentie dat de normstelling in aanzienlijke
mate vrijblijvend is.
De Nederlandse benadering van de
derde wereld in de vorm van praktische
hulp en verheven idealen is sterk emotioneel. Het leidt tot presentatie van het
ontwikkelingsprobleem via de media in
de vorm van het direct uitbeelden van de
ellende in de arme landen, vaak gevolgd
door acties die grote sommen gelds opleveren voor l e n i ~ L g. ‘-. ..ood. Pogingen om tot andere uitteclding te komen
zijn blijven steken in te weinig theoretische fundering en in de ontkenning
van de economisch-politieke realiteit.
In de ,,Ver-van-mijn-bed-show” die de
KRO sinds een jaar op de televisie
brengt, zijn de hongerende kinderen
vervangen door zangers en orkestjes uit
ESB 19-3-1980
ontwikkelingslanden. Dat is in wezen
hetzelfde emotiesjabloon als de honger:n-ellende-formule.
Door dit alles blijven in Nederland de
achtergronden van het ontwikkelingsvraagstuk verborgen. Het ingewikkelde
krachtenveld van politieke en economische relaties blijft buiten het beeld.
Wie probeert dat krachtenveld te analyseren en er beleid voor te formuleren,
krijgt het in ons land hard te verduren.
In de afgelopen weken is dat wederom
gebleken. Zo presenteerde minister De
Koning een nota over Ontwikkelingssamenwerking in wereldeconomisch
perspectieJ waarin hij een brug heeft
geslagen tussen enerzijds de bij herhaling geformuleerde normen en anderzijds de economische realiteit van de
noord-zuidverhoudingen. Zo’n nota gaat
per definitie over concrete dingen en
is per definitie zakelijk van aard. En
dat wekt grote weerstand op. In het
Kamerdebat is de nota door sommigen
,,koudbloedig” genoemd. Lockefeer verwijt de nota ,,moeheid als het gaat om
de bestorming van de structuren in de
wereldeconomie” I). En nog veel heftiger
was de kritiek van Emmerij: doormodderen, de rotte appelen worden
verborgen, preuts, huichelachtig 2).
Een tweede voorbeeld is het rapport
van de commissie-Brandt 3). Dat rapport is op verzoek van McNamara
opgesteld door een groep van hooggekwalificeerde politici en deskundigen en
komt met een aantal praktische voorstellen om de betrekkingen tussen arm
en rijk te verbeteren. Ook dat rapport
is zakelijk en geeft aan hoe het ontwikkelingsprobleem kan worden aangevat. En
ook dat rapport wordt door de Nederlandse ontwikkelaars weggeschreven.
Kussendrager kwalificeerde het als een
gemiste kans 4).
Vanwaar al die afwijzende kritiek en
al die heftigheid in de reacties? Waarom
distantiëren de Nederlandse ontwikkelaars zich van een beleid dat erop gericht is om de sinds jaar en dag be-
nadrukte wenselijkheden in realiteiten
om te zetten? Misschien is het moeilijk
te verdragen dat door de concrete benadering het ontwikkelingsvraagstuk
niet langer een fraaie droom is a la
Kiplings ,,world-to-come”, maar dat het
een werkelijkheid wordt van werkgelegenheid, kapitaalmarkt, patenten, import en export. De dromers verzetten
zich daartegen. Zij willen die realiteit
niet. Voor de dromers is het ontwikkelingsvraagstuk primair een beleving
van verheven idealen en niet een tastbaar werkstuk waarbij vuile handen
worden gemaakt.
Misschien ook is er bitterheid omdat
alle goede bedoelingen van de dromers
in de afgelopen decennia zo weinig hebben opgeleverd en omdat steeds duidelijker wordt dat wij er niet aan kunnen
ontkomen om met het kleine, het alledaagse, te beginnen. De weerstand
tegen dat alledaagse is onwaarschijnlijk
groot. Suzanne Bisschoff gaf daarvan
in de Volkskrant dezer dagen nog eens
blijk 5).
De Nederlandse ontwikkelaars leven
op gespannen voet met de barre werkelijkheid. En die werkelijkheid wordt nog
harder door de feitelijke ontwikkelingen die zich in de noord-zuidrelatie
voltrekken. Het verdubbelen van het betalingsbalanstekort van de ontwikkelingslanden in enkele jaren tijd naar $ 8 0
mrd. in 1980, het stagneren van de
recycling van de oliedollars, de volstrekte mislukking van de industrieconferentie afgelopen januari, de ontwikkelingen in Iran en de recente confrontatie tijdens de patenten-onderhandelingen te Genève, maken de noordzuidrelatie steeds grimmiger en steeds
agressiever. Dat betekent dat het ontwikkelingsbeleid steeds meer een beleid
wordt van conflictbeheersing in plaats
van goedertierenheid. Er waait een
kille wind tussen noord en zuid. Wie
die niet voelen wil, plaatst zich buiten
de werkelijkheid van onze wereld. De
dromen worden steeds meer dromen.
1) H. Lockefeer, De nieuwe realiteiten, de
Volkskrant, 9 februari 1980.
2) L. J. Emmerij, Het neo-realisme, Onze
wereld, 12 december 1979.
3) North-south: a programme for survival,
Pan Books, LondenISydney, 1980.
4) N. Kussendrager, Rapport Commissie
Brandt: een gemiste kans, Trouw, 16 februari
1980.
5 ) S. Bisschoff, Westen moet beleid herzien,
de Volkskrant. 16 februari 1980.