Ga direct naar de content

Conjuctuurbericht maart 1990

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 21 1990

maart 1990

Conjuctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek

Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen

Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest in de Industrie handhaafde de orderpositie zich in
januari op het hoge niveau van december 1989. Met totale aantal woningen met de bouw waarvan in
1989 werd begonnen bedroeg 107 500. Dit is 10% minder dan het aantal in 1988. De daling
vond met name plaats in de gesubsidieerde sector. Het volume van de invoer van goederen daalde in
december vorig jaar licht ten opzichtevan december 1988. De uitvoersteeg in december daarentegen
met 3%. Het volume van de invoer groeide in het jaar 1989 met 4%, de uitvoer nam met
5% toe. Deze stijgingspercentages blijven achter bij de groeicijfers over 1988. Gemeten aan de index
van het Consumentenvertrouwen was het oordeel van de consumenten over de ontwikkeling van de
economie in februari minder gunstig dan in januari. Een terugval in deze tijd van het jaar is niet ongewoon. Het prijsindexcijfer steeg tussen midden januari en midden februari met 0,4%. Bij de producentenprijzen heeft de tendens van afnemende prijsmutaties zich ook in januari voortgezet. Met
het beschikbaar komen van de decembercijfers is voor een aantal indicatoren met betrekking tot geld
en krediet (spaartegoeden, verstrekt consumptief krediet en de binnenlandse liquiditeitenmassa) het
jaarcijfer bekend geworden. Deze lieten over 1989 forse groeipercentages zien.
Dit blijkt uit de gegevens die medio maart beschikbaar waren. In de Focus wordt ingegaan op enkele
ontwikkelingen in de bedrijfstak landbouw over het jaar 1989.

Produktie
Volgens de uitkomsten van de Conjunctuurtest in de industrie handhaafde de orderpositie zich begin dit jaar op het
relatief hoge niveau van december 1989; het indexcijfer
(1984=100) bleef in januari op 123 staan. Het oordeel van
de ondernemers in de Industrie over nun orderpositie
werd tussen december en januari minder gunstig, maar ook
hier bleef het niveau relatief hoog. De beoordeling van de
orderpositie, die gezien kan worden als een indicatie voor
de toekomstige ontwikkeling van de industriele produktie,
toont vanaf juni verleden jaar een licht dalende tendens. In
grafiek 1 is de ontwikkeling van de beoordeling van de
orderpositie bij een aantal belangrijke handelspartners
weergegeven. De dalende tendens in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk was wat sterker dan in ons land. De verslechtering van het oordeel over de orderpositie begon in

Beoordeling orderpositie, Nederland – buitenland
Saldo van p o s i t i e v e en n e g a t i e v e

antwoonden

in

het Verenigd Koninkrijk ruim eenjaareerderdan in Frankrijk
en Nederland. Andersdan indedriegenoemdelanden is het
oordeel van de ondernemers in de Bondsrepubliek Duitsland over nun orderpositie na maart verleden jaar onveranderd positief gebleven.
Het aantal woningen met de bouw waarvan in december
verleden jaar begonnen werd, bedroeg ruim 9 500. Het
totale aantal in 1989 begonnen woningen steeg daarmee
tot 107 500; dit is 10% minder dan in 1988. Het aantal
woningen waarmee in 1988 werd begonnen, was echter een
van de hoogste van de afgelopen tien jaar (zie grafiek 2). De
ontwikkeling in 1989 is slechts in geringe mate beinvloed
door de weersomstandigheden. Ten opzichte van 1988
daalde het aantal werkbare dagen in de bouw met 1%
tot 217. Opmerkelijk is dat het aantal begonnen woningen
waarvan de bouw niet wordt gesubsidieerd (aandeel: 33%),

Begonnen woningen

% van t o t a a l
Inaexcijfers 1980 • 100

20———————————————:————:——.—————————————————————————

110-

TW

100-

(B) – procentuele iaar*utatie van het

90BO-

I

I I I I I I I I I I

‘ 80

’85

’89

10Bron: E6, Raaultaten van at con]unctuurenquet
bit nat badrilfalaven In da

0-

I I I
H A M J J A S O N D

M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D J F

1987

ESB 21-3-1990

1988

1989

1990

285

Tabel 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in feeder/and
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/J87 1988
gemidd.

1989

1989
1e kw.

2 e kw.

3e kw.

3
5
3
1
-1
1
6

8
16

3
-1

5
3
3
1
5
9

4

4e kw.

nov.

Trend 21

1990

1989

dec.

Jan.

febr.

VOLUMEGEGEVENS
Produktie in de nijverheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Oelfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaal Industrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen

3
3
3
1
-1

2
8
7
3
3
3
1

0
-11

5
7

5

4

2
2
6
4
4

7

8
8

5

4

2

5
-1

-2

20

6

Buitenlandse handel (goederen)
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Totaal, excl. energie

7
7
5

6
6
11
1
7

Uitvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
Totaal, excl. energie

4

5
11
7

5

6
-10
4
4
2
8

4
-1
4
1

-6

5

4
4
-1
11
-1
5

4

Kwartaalrekeningen
Bruto Binnenlands Produkt
Bruto Nationaal Produkt
Bruto Nationaal Inkomen

-9
4
4
1

7
4
5

4

18
6

4

3

3

5

9
2
0
6
6
5
-10

7

3
11

10

7
-13

6
2

10
-26

1
2
-2
1
0
5

5
2
5
11
8
9

4

-1

3
8

-4

3
7
5

5
5
0

1+
1+
I
II++
1
11+

4
6
11
4
9

2
1
5
3
3

3
1
21
3
2

1+
1
I ++
I++
1+

4
2
6
3

5
5
9

4
0
5
4

12

3
4

5

2
10
10

4

4

3

3

5
4

5
4

5
5
0

6
7
0

3,0
3,4
2,4

3,9
4,7
3,6

3,1
3,2
2,5

6,0
8,9

6,6
9,9
0

4,1
6,1

3

4
4
3

5
2
14
6
5

9
3
13
9
11

2
1

1
1

3
2

0
2

4
3
5
3

3
3
5
3

10
11
2

2,1
2,1
2,1

Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
Overheid

9

10

4

5

8
9
-9
8
9

4
5
-2

Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten

6
6

4

-9
21
6
6

4
-1
6
6

3,0
2,6
3,4

-1,4

1,5
0,8
1
0

5

4
11

1+
I ++
1+
1+
I
1+
11+
1++
11+
11+
1+
I++
I++
—1

5
8
4

2
7

4

1+
11+
11+
1+
++
++

+
+
+

PRIJZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruilvoet, unit value (goederen)
tnvoerprijzen, unit value
Invoerprijzen, excl. energie, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, excl. energie, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen geprem. en gesub. sector
Dollarkoers, contante notering

-3,9
0
-4
-1
-4
-1

2
1
2

1,5
1.2
-0,8
-0.3
-5

0,7
0,8
0,3
1,0
-2

Consumentenvertrouwen ^ ‘
{in %)
Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen

23
-15

2
-9
2

Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderpositie 1 ‘
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten1 > (in %)

101
-14
8

4,9

7,3
-2
8
6
6
6
1,1
1,3
1,6
1,9
7

-3
10
9
7

7

0,8
1.2
1,6
1,5
11

2,7
4,7
-2
7
1
5
-1

2,4
5,2
-1
8
6
7
6
1.2
1,5
1,7
2,2
5

1,7
2,6
-1

-0,2
0,0

2
1,3
1,5
1,7
2,3
-1

2,1
1,2
1,4
1.2
-8

-10

11+
II++
-II
II++
II++
II ++
I ++
1
I
I
II
1+

13
9
-13

I++
—I

1,6
1,8
14

-2
8
1
5
0
1.2
1,5
1,7
2,0
3

12
28
-7

15
28
-3

13
24
-7

13
22
-5

12
25
-10

18
14
3

86
124
0
3

86
124
-2
4

123
-4
5

123
-2
4

123
-3
3

12

8
11
9
1,0

1,3

1.3
1,5
1,7
2,3
2

5

3
4

2,2

OVERIGE INDICATOREN

83

Arbeidsmarkt
Aantal banen van werknemers, totaal
Landbouw en visserij
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Bouwnijverheid
Handel, horeca en vervoer
Overige dienstverlening
Aantal uren uitzendkrachten
Geregistreerde werklozen 3 ^
(x 1 000)
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties

14

27
-1

86

86

122
-1
3

119
-1

86
123
0

3

2

3
4
1
1
4

12
394

13
365

5,0
6
13
6
22
6,0
7,1
7,1

5,1
8
14
7

3
6
1
3
4
2
8
433

3,5
5

(in %}
(in %)
(in %)

85
107
-6
2

13
26 >.
-4

7
8
6
4,7
5,7
7,2

12
390

9
426

2
6
1
0
4
3
13
376

1.3
2
9
7
11
3.7
4,4
6,1

4,7
6
13
6
23
5,8
7,0
7,2

4,0
4
12
5
22
5,0
6,0
6,8

4,7
4
12
4
23
5,7
6,6
7,2

3

3
5
1
0

11+
I ++
1
1
1+
1+
I++

4

3

24

7,0
8,2
7,8

365

373

5,1
6
15
7
24
7,0
8.3
7,9

5,1
0
14
7
24
7,0
8,4
7,9

^ Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
‘ Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.
—II: kleiner dan -5%; -I: tussen -5% en -2%; II: tussen -2% en 2%; H+: tussen 2% en 5%; I++: groter dan 5%.
3
‘ Driemaandsgemiddelden opgenomen onder de middelste maand. De gegevens zijn niet voor het seizoen gecorrigeerd.
• = gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.
2

286

1
“++

368

7,0
8,6
8,4

7,0
8,6
9,0

1+
II++
II++
I++
II++
I++
II++
I++

met 16% is gestegen. Met aantal in de gesubsidieerde sector daalde in 1989 ten opzichte van 1988 met 19%.
Buitenlandse goederenhandel
Met volume van de invoer van goederen nam in december
1989met 1%af ten opzichte van december 1988. Deuitvoer
van goederen steeg daarentegen met 3%. De daling van de
invoer werd grotendeels veroorzaakt door de invoer van
grondstoffen en halffabrikaten, die in volume gemeten 4%
kleiner was dan een jaar eerder. De overige in de label
onderscheiden invoercategorieen gaven stijgingen te zien
varierend van 3% voor consumptiegoederen tot 5% voor
algemene en investeringsgoederen. Hierbij kan opgemerkt
worden dat bij de investeringsgoederen vooral de invoer
van personenauto’s fors toenam (33%). Exclusief personenauto’s lag de invoer van investeringsgoederen nagenoeg op hetzelfde niveau als in december 1988.
Bij de uitvoer was vooral het aanzienlijke accres van de uitvoer van delfstoffen (voornamelijk aardgas) in december
1989 opmerkelijk. Bij deze categorie werd een volumemutatie van 21% waargenomen. De uitvoer van fabrikaten
nam met 3% toe, terwijl de hoeveelheid uitgevoerde onbewerkte agrarische produkten 1% groter was dan in dezelfde
maand van 1988. Binnen de categorie fabrikaten waren
onder meer dalingen waarneembaar bij de voedings- en
genotmiddelen (-6%) en de chemische produkten (-5%).
Relatief sterke stijgingen werden gemeten bij de metaalprodukten (9%) en de overige fabrikaten (11%).
Met de decembercijfers zijn ook de jaarcijfers over 1989
beschikbaar gekomen. Het volume van de invoer groeide in
1989 met 4%, de uitvoer nam 5% toe. Daarmee was 1989
het tweede achtereenvolgende jaar waarin de uitvoer sterker toenam dan de invoer. Zowel de invoer als de uitvoer
kende in 1989 een minder hoge groei dan in het voorgaande
jaar. Wordt de ontwikkeling per kwartaal bezien dan valt op
dat in de eerste drie kwartalen van 1989 de groei van de uitvoer sterker was dan die van de invoer. In het vierde kwartaal was dit niet meer het geval. Over heel 1989 kende de
invoercategorie investeringsgoederen de hoogste groei
(8%). Dit werd deels veroorzaakt door de sterke toename
van de invoer van personenauto’s (17%). Exclusief personenauto’s was het accres van de invoer van investeringsgoederen 6%. In 1988 daaldede import van personenauto’s
nog met 23% en steeg de invoer van de overige investeringsgoederen met 15%. Opmerkelijk was in 1989 de ontwikkeling van de invoer van consumptiegoederen. Nadat
deze categorie in 1987 en 1988 nog jaarmutaties van 11%
en 5%tezien gaf, bedroeg de groei in 1989 2%. Dit was het
laagste groeicijfer na 1983.
Bij de uitvoer werd in 1989 vooral bij de delfstoffen een
forse toename geregistreerd (14%). Ook de export van
fabrikaten steeg meer dan gemiddeld (6%). De export van
onbewerkte agrarische produkten was 2% groter dan een
jaar eerder. Binnen de categorie fabrikaten droegen vooral
de metaalprodukten (9%) sterk bij aan de groei van de
export.

Consumptie
Defebruari-uitkomsten van het Consumenten Conjunctuuronderzoek duiden, vergeleken met januari, op een daling

van het vertrouwen van consumenten in de ontwikkeling
van de economie. Op de vijf vragen die aan de index
van het consumentenvertrouwen ten grondslag liggen,
werden in februari per saldo 13% meer positieve dan negatieve antwoorden gegeven, terwijl in januari het saldo 18%
bedroeg. Hierbij wordt aangetekend dat een terugval van de
index in februari ten opzichte van januari niet ongebruikelijk
is. In februari werden met na me de vragen over de algemene
economische situatie in Nederland minder positief beantwoord. Daarnaast had de beantwoording van de vraag of de
consument de tijd gunstig acht duurzame artikelen te
kopen een negatief effect op de index. Het gesignaleerde
seizoenpatroon tussen januari en februari is terug te voeren
op deze vraag.
Prijzen
Het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie steeg tussen
midden januari en midden februari met 0,4%. Ten opzichte
van februari 1989 bedroeg de stijging 2,2%.
In grafiek 3 zijn de jaar-op-jaar-mutaties van de prijsindex
voor de gezinsconsumptie samen met die van de afzet- en
verbruiksprijzen van de Industrie over een wat langere
periode weergegeven. Bij de afzet- en verbruiksprijzen werden in het eerste kwartaal van 1988 nog prijsdalingen geregistreerd. In het tweede kwartaal van 1988 sloegen
deze dalingen om in stijgingen. In de loop van 1988 en het
eerste kwartaal van 1989 liepen deze stijgingen eerst geleidelijk maar later steeds sneller op, totdat de prijsstijgingen
in april en mei 1989 een top bereikten. Na deze top nam het
stijgingstempo geleidelijk af en in januari 1990 was het
niveau van de afzet- en verbruiksprijzen zelfs weer gelijk
aan dat van een jaar eerder. Opvallend is dat de stijging
van de verbruiksprijzen in de eerstehelft van 1989, integenstelling tot in 1988, veel hoger was dan de stijging van de
afzetprijzen van de Industrie. Na medio 1989 werd dit ecart
geleidelijk aan kleiner. In vergelijking met de afzet- en verbruiksprijzen toonde de prijsindex voor de gezinsconsumptie een veel stabieler ontwikkelingspatroon.

Geld en krediet
De spaartegoeden waren ultimo december 1989 5,1% groter dan op hetzelfde tijdstip in 1988. Over het hele jaar
gemeten lag het niveau van de spaartegoeden verleden jaar
gemiddeld 4,7% hoger dan een jaar eerder, de sterkste stijging na 1985. Het verstrekt consumptief krediet lag in
december 1989 op hetzelfde niveau als in december 1988.
Gerekend over het hele jaar groeide de hoeveelheid door
financieleinstellingenaan particulieren verstrekt consumptief krediet met 5,9%.
De binnenlandse liquiditeitenmassa was in december vorig
jaar 14% groter dan in december 1988.

Gemiddeld over

1989 als geheel werd een stijging van 13% geregistreerd.
De aanzienlijke stijging van de binnenlandse liquiditeitenmassa – de hoogste van de jaren tachtig – werd voornamelijk veroorzaakt door een zeer sterke groei van de secundaire liquiditeiten (23%).
Mutaties hebben betrekking op de overeenkomstige periode van het voorgaand
jaar, tenzij anders vermeld.

Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.

Prijzen: gezinsconsumptie, afzet en verbruik Industrie

Geld en krediet

Procentuele maandmutaties t . o . v . voorgaand jaar

Procentuele kwartaalmutaties t.o.v. voorgaand jaar

12-—————————————————————————————————————————————
——— « gezinsconsunptie
……….. = a f z e t Industrie

/

—-

I

,’\

= verbruik Industrie

IJ I

I

I

I

I

I

———— = spaartegoed

\
\

I I

—-

1

1

1

1

1

– binn. liquiditeiten

1

III
19B8

ESB 21-3-1990

19 89

IV

I

II

III

I»

I

II

III

K

1990

287

label 2.

Recente ontwikkelingen in het buitenland

Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periods het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1983/’87

1988

1989

gemidd.

1989
1 e kw.

2e kw.

3e kw.

4e kw.

Trend2′

1990

1989

nov.

dec.

Jan.

4

4
2
3
1
3

2
2
5

2
4

2
3

3

3
3
4

10

7,6
6,2

3,0
3.6
3,7
7,7
6,1

3,0
3,6
3,6
7,7
6,3

febr.

2,7
3,6
3,4
7,7
6,1

Produktie nijverheid.
excl. bouwnijv. (volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk

2
2
1

Verenigd Koninkrijk
Italie

3
2

4
6
5
4
7

5

5

3
3
1
4

3
2

5

5

4
1
4

5
4
1
4

6
3
5
0
4

3
6

4
7

4
7

3

4
4
3

4
4
8

4
4
3

2,8
3,3
3,4
7,7
6,4

II++
N+
I+
I
1+

5

11+
I++

Verenigde Staten
Japan

5
4

6
9

Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogen)T)

3
2
3

4
5
0

4

1.6
4,3
5,7
4,6
9,0

1,3
1.2
2,7
4,9
5,1

2,8
3,1
3.5
7,8
6,2

2,4
2,6
3,4

7,7
5,9

2,9
3.0
3,6
8,2
6,5

Japan

3.3
1,4

4,1
0,7

4,8
2,3

4,8
1,1

5,2
2,7

4,7
2,7

4,6
2,6

4.6
2,3

4,6
2,6

5,2
3.1

Europese Gemeenschap
Nederland

5,7
1,5

3,6
0.7

5,1
1,1

4,8
0,8

5,3
1,0

5,2
1,2

5,3
1,3

5,3
1.2

5,2
1,3

5,2
2,1

Nederland

5

5

5

2

3

11+
1+
1+

3

Prijzen consumptie
Bondsrepubliek Duitsland

Belgie
Frankrijk

Verenigd Koninkrijk
Itahe
Verenigde Staten

3,1
3,6

3,6

1+
1+
11+
I++
1++

2.7
3,3
6,0

11+
1+
11+
1

2,2

Bron voor gegevens buitenland: Eurostat; OESO.
1
‘ Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export in 1987.
) Trend: procentuele jaarmutatie van het meest recente voortschrijdend 12-maands (4-kwartaals) gemiddelde.

2

— II: kleiner dan -5%; -II: tussen -5% en -2%; II: tussen -2% en 2%; 1+’. tussen 2% en 5%; i++: groter dan 5%.
– = gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.

Focus: Produktiewaarde landbouw in 1989
gestegen.
Onlangs zijn de eerste ramingen van de produktiewaarde in
de landbouw in 1989 beschikbaar gekomen. De bruto produktiewaarde van de landbouw bedroeg 36 miljard gulden,
dit is ongeveer 5% van de totale produktiewaarde van de
sector bedrijven. De produktie door de bosbouw is niet in
het landbouwcijfer inbegrepen.
Vergeleken met 1988 bedroeg de produktiestijging bijna
8%. Dit groeicijferovertreft duidelijkhet accres in 1988, dat
ruim 2% bedroeg. In de drie jaren daarvoor werden dalingen
gemeten (zie grafiek 5). De veehouderij is van de onderscheiden categorieen veruit de grootste (circa 60% van het
totaal). Het groeicijfer van 1989 (ruim 8%) overtrof het
groeicijfer van de totale landbouw. Binnen de veehouderij

bleef het accres van de melkproduktie (1%) duidelijk achter.
De produktie in de tuinbouw maakt ongeveer 30% van de
bruto produktiewaarde uit. De produktiegroei in deze
bedrijfsklasse bleef in 1989 achter bij het gemiddelde en
bedroeg 4%. Daarmee werd de jarenlange gestage groei
van de tuinbouw in 1989 voortgezet. De bruto produktie-

Produktiewaarde in de landbouw (mid gld)

waarde in deakkerbouwnam in 1989 fors toe. Deze produktiewaarde overtrof die van 1988 met ruim 16%, veruit het
hoogste groeicijfer van de laatste vijf jaar. De produktie van
de akkerbouw maakt ongeveer 10% uit van de bruto
produktiewaarde in de landbouw.
Bij het interpreteren van de waardestijging moet worden
bedacht dat de prijsmutaties hier mede bepalend zijn. De
prijsstijging van de bruto landbouwproduktie bedroeg in
1989 ruim 6%, waardoorvoordehoeveelheidsontwikkeling
ruim 1% overbleef. Dat is iets minder dan in 1988, toen het
prijspeil ten opzichte van 1987 nagenoeg onveranderd
bleef en voor het volume van de landbouwproduktie een
stijging van bijna 3% resulteerde. In de veehouderij was in
1989 de prijsstijging 10%; in de tuinbouw daalde de prijs
van de bruto-produktie met bijna 1%. In de akkerbouw steeg
de produktieprijs met ruim 4%. Grafiek 6 laat de hoeveelheidsontwikkeling van de drie onderscheiden categorieen
zien.

Produktievolume in de landbouw
Indexcijfers 1980 = 100

————
……………
————

1985

288

1986

1987

1988

1989

– okkwtouw
_ tuinbouw
_ veahouderij

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1989