Ga direct naar de content

Concurrentie in het juiste perspectief

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 23 2004

Concurrentie in het juiste perspectief
Aute ur(s ):
Timmermans, W/ (auteur)
De auteur werkt b ij de Stafgroep Economisch Onderzoek van Rab ob ank Nederland. Met dank aan Hans
Groeneveld.W.Timmermans@rn.rab ob ank.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4424, pagina 44, 23 januari 2004 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
bankw ezen

Onlangs maakte de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) bekend dat de financiële sector één van de sectoren is die in 2004
specifieke aandacht krijgt. De NMa vindt dat deze sector zich in Nederland kenmerkt door een hoge concentratiegraad. Een hoge
concentratiegraad hoeft echter geen gebrek aan concurrentie te betekenen. Voordat kan worden vastgesteld of sprake is van een
economische machtspositie, moet de relevante markt worden bepaald. De relevante markt is een combinatie van een product- en een
geografische markt.
Deelmarkten
Om meer over de verbanden tussen concurrentie, concentratie, efficiëntie en financiële stabiliteit te weten te komen, hebben diverse
auteurs zich reeds gewaagd aan het meten van concurrentie in het bankwezen1. Concurrentie kan echter niet direct gemeten worden.
Daarom wordt hiervoor vaak de mate van winstgevendheid in een markt als proxy gebruikt. Het probleem van de meeste studies is dat
geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende product- en geografische markten. Bij het veelgebruikte Panzar-Rosse-model
wordt de aanname gehanteerd dat banken slechts één geaggregeerd product voeren. Daarnaast zijn data vaak niet beschikbaar om
onderscheid tussen markten te kunnen maken.
Onlangs verscheen een studie van Bikker waarbij met behulp van het zogenaamde Bresnahan-model wel onderscheid wordt gemaakt
tussen verschillende deelmarkten2. Het Bresnahan-model wordt toegepast om de mate van marktmacht van de gemiddelde bank op korte
termijn te bepalen, uitgaande van winstmaximaliserende banken in een situatie van oligopolie.
Bikker past het Bresnahan-model toe op de twee submarkten (deposito’s en leningen) in negen eu-landen. Het model is gebaseerd op de
intermediatiefunctie van banken3. De vraag- en aanbodfuncties voor zowel de markt voor deposito’s als die voor leningen, worden apart
geschat. Hierbij wordt verondersteld dat banken hun winst op productniveau trachten te maximaliseren.
Marktmacht
Zowel op de markt voor deposito’s als voor leningen wordt in de negen onderzochte eu-landen (zowel apart, als gezamenlijk) een hoge
mate van concurrentie gevonden. De schattingen tonen aan dat in de negen landen tezamen de markt voor deposito’s zeer concurrerend
is. Op landenniveau wordt alleen voor Duitsland en Spanje een zekere mate van marktmacht gevonden. Het gebruik van marktmacht bij
het verstrekken van leningen door banken kan op eu-niveau beperkt worden aangetoond.
Op de markt voor leningen blijkt marktmacht op landenniveau voor te komen in vijf landen: Portugal, Spanje, Zweden, het Verenigd
Koninkrijk en Duitsland. Voor de vier andere landen betekent dit in principe afwezigheid van marktmacht. Deze bevindingen zijn in lijn
met het Panzar-Rosse-model, dat eveneens de aanwezigheid van marktmacht aantoont voor een aantal eu-landen.
Hoewel het maken van onderscheid naar verschillende markten een stap in de goede richting is, is een nadere verfijning geboden. Zo is
met name de kredietmarkt erg diffuus. Er kan bijvoorbeeld onderscheid worden gemaakt tussen korte en lange kredieten of tussen
particuliere en zakelijke leningen. Particulieren zullen met name op de binnenlandse markt geld aantrekken, terwijl internationaal
georiënteerde bedrijven ook op de kapitaalmarkt of bij buitenlandse banken terecht kunnen voor een lening. De relevante geografische
markt varieert dus per product- of klantgroep. Ten slotte wordt in het model voorbijgegaan aan de mogelijkheid van kruissubsidiëring,
doordat wordt verondersteld dat banken hun winst op productniveau maximaliseren. In de praktijk is het echter vaak zo dat de
verliesgevende betaaldiensten door winst op andere producten worden gefinancierd.
Conclusie
Ondanks bovenstaande kanttekeningen is het artikel van Bikker een waardevolle uitbreiding van de bestaande literatuur over het
Europese bankwezen. In deze studie wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende deelmarkten. Het artikel benadrukt derhalve het
belang van de relevante markt bij de bepaling van een economische machtspositie. Hoewel meet- en dataproblemen het maken van
onderscheid tussen product- en geografische markten bemoeilijkt, is het van het grootste belang om bij het meten van concurrentie

rekening te houden met het afbakenen van de relevante markt.
Virtuele of gespecialiseerde spelers die zich op specifieke deelmarkten of klantgroepen richten, zorgen voor hevige prijsconcurrentie op
alle financiële retailmarkten. Hoewel deze partijen geen groot marktaandeel zullen verwerven, zorgt hun potentiële toetreding al voor
competitief gedrag bij gevestigde spelers. Om concentratie in het juiste perspectief te kunnen beoordelen, dienen
mededingingsautoriteiten dan ook de nadruk te leggen op deze ontwikkelingen.
Wietske Timmermans

1 Zie bijvoorbeeld D. Jansen en J. de Haan, Toenemende concentratie in het Europese bankwezen: een analyse op macroniveau,
Maandschrift Economie, jrg. 66, 2002, blz. 226-243.
2 J.A. Bikker, Testing for imperfect competition on EU deposit and loan markets with Bresnahan’s market power model, Kredit und
Kapital, nr. 2, 2003, blz. 167-212.
3 De volgende landen zijn onderzocht: België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden en het Verenigd
Koninkrijk.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur