“Ook ik vind dat gedragseconomische inzichten heel snel hun weg zouden moeten vinden in het beleid. Maar als we weten dat de burger niet zo rationeel handelt, mogen we niet van de beleidsmakers vragen dat meteen wel te doen.”
ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid
Column:
Beleidsmaker als gewoontedier
D
deze gedragseconomische inÂ
e
gedragsÂ
zichten zijn in het beleid en
economie is
in welke mate beleidsmakers
een grote stap
daarvan al gebruikmaken.
vo or wa a r ts .
Daarbij lijken we overigens in
En het zelfvertrouwen van
de valkuil te tuimelen die de
de econoom is hartverÂ
economen jarenlang voor zichÂ
warmend. Als sociaal weÂ
zelf hebben gegraven: we verÂ
tenschapper ben ik altijd
onderstellen namelijk voor het
aangenaam verrast door de
gemak dat beleidsmakers zo
intelligentie van de econoÂ
rationeel zijn, dat ze de nieuwe
men én van hun modellen.
gedragseconomische inzichÂ
Maar ik ben niet de enige die
ten meteen in de praktijk gaan
constateert dat economen de
toepassen. Zelfs het idee dat de
plank soms misslaan omdat
beleidsmaker misschien maar
ze uitgaan van een mensbeeld
beperkt rationeel zou handeÂ
dat men niet eens idealistisch
len, wordt niet geaccepteerd.
kan noemen. De homo ecoÂ
Wim derksen
De gedragseconomische inÂ
nomicus. De mens die tot in
Hoogleraar aan de Erasmus Universiteit
zichten zijn immers zo onweerÂ
zijn vingertoppen rationeel
Rotterdam
legbaar, dat ze wel een-op-een
is en daar ook naar handelt.
in het beleid moeten worden
Hoewel Simon al in de jaren
vertaald.
vijftig tot de conclusie kwam
Deze inzichten zijn inderdaad voor een deel onÂ
dat de mens op zijn hoogst ‘beperkt rationeel’ is, duurÂ
de het nog zeker een halve eeuw voordat de micro- weerlegbaar; ze zijn ook generaliseerbaar. Ze kunnen
economen zich begonnen af te vragen waarom hun dan ook niet alleen op de burger maar ook op de beÂ
wetenschap zo weinig relatie vertoonde met de maat leidsmaker zelf worden toegepast.
De gedragseconomie verklaart niet alleen waarÂ
schappelijke werkelijkheid. Ze gingen onderzoek doen
naar de sociale werkelijkheid, in plaats van die werke om burgers minder rationeel op prikkels reageren dan
lijkheid tot een x- en een y-as te vervormen. Ze kwa nodig is voor de voorspellende kracht van de economiÂ
men tot de conclusie dat de mens veel minder rationeel sche modellen, maar ook waarom beleidsmakers de geÂ
was dan, althans door henzelf, altijd was verondersteld. dragseconomie niet meteen benutten. Net als burgers
Het leuke en hartverwarmende van die economen is, hebben beleidsmakers een ingewikkelde prikkelstrucÂ
dat ze deze kennis, die we bij de bestuurskunde al jaren tuur. Ik zal daarvan drie voorbeelden geven, waarbij ik
in het eerste jaar doceren, vervolgens gedragseconomie me baseer op de simpele indeling die voor eerstejaars
zijn gaan noemen. Alsof dit gedrag zich alleen tot de studenten bestuurskunde altijd gehanteerd wordt.
economie beperkt. Of erger: alsof economen ook dit
onderdeel van onze samenleving weer als enigen wer Gewoontegedrag
kelijk doorgronden.
Zo is er ten eerste veel ‘gewoontegedrag’: de mens
We kunnen ons de vraag stellen hoe toepasbaar handelt zonder een afweging te maken tussen alterÂ
86
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013
ESB Dossier Gedragseconomie voor milieubeleid
natieven, laat staan dat hij de consequenties van al die
alternatieven overziet. Simpel gezegd: de mens handelt
zonder na te denken. Dat ‘gewoontegedrag’ is ook de
beleidsmaker niet vreemd. Beleidsvorming is voor veel
ambtenaren niet zelden het recyclen van oude beleidsÂ
nota’s. Bovendien zijn ze niet gewoon om boeken te
lezen die niet in de eigen kast staan. En ook deze laatste
zijn vaak ongelezen. Nieuw onderzoek dringt zo maar
heel langzaam door tot in de hoofden van de beleidsÂ
makers. Natuurlijk, de lezer begrijpt dat de beperkte
lengte van een column mij aanzet tot enig zwart-witÂ
denken. Er zijn ook hele hoopgevende ontwikkelingen
binnen veel departementen. Maar de instroom van
kennis is toch vooral gebaseerd op toeval en op van
horen zeggen.
Snelle afweging
In veel andere gevallen bepaalt de houding die mensen
tegenover een bepaald onderwerp aannemen de snelle
afweging die tussen gedragsopties wordt gemaakt. Een
snelle afweging betekent in de praktijk vaak: een snelle
afwijzing. Ook bij beleidsmakers is die attitude goed
zichtbaar, en we mogen aannemen dat met diezelfde
attitude de nieuwe inzichten van de gedragseconomie
worden beoordeeld. Zo maak ik het bij leergangen
voor departementen en gemeenten vaak mee dat beÂ
leidsmakers eerder op onbekend terrein dan op bekend
terrein in staat zijn om de betekenis van nieuwe kenÂ
nis in te schatten. Als het om het beleidsterrein van de
collega gaat, staan ze open voor nieuwe kennis. Als het
over het eigen terrein gaat, wordt vaak voor veiligheid
gekozen, en voor de bezweringsformule dat ‘we dat al
eens hebben geprobeerd’. Of ‘mijn baas wil dit niet’, of
‘dit kunnen we deze minister niet uitleggen’, of ‘we krijÂ
gen binnenkort een nieuwe DG’.
denten dat die benadering analytisch interessant is,
maar dat de bestuurspraktijk meestal de wetten van
de politieke benadering volgt. Kennis bepaalt in die
benadering niet het beleid, maar het beleid bepaalt de
kennis. Als we geen discussie willen over de spanning
tussen schaliegas en duurzame energie, laten we onderÂ
zoek doen naar de veiligheid van schaliegas. En als we
de A27 willen verbreden ten koste van Amelisweerd,
knutselen we net zo lang met vervoersstromen tot
ze niet meer over de bestaande weg kunnen. Nieuwe
kennis moet voor veel beleidsmakers vooral bruikbare
kennis zijn. En wat bruikbaar is, wordt bepaald door
de politieke opportuniteit.
En het aardige is dat te veel wetenschappers de
beleidsmaker op hun wenken bedienen, door zelf ook
voor een politieke benadering van kennis te kiezen.
Regelmatig staan er weer 55 of een ander aantal wetenÂ
schappers in de krant die betogen dat hun onderzoek
maar één politieke conclusie openlaat. Laten we wel
wezen: bij dat soort wetenschappers is het niet onreÂ
delijk om de conclusie te trekken dat ‘wetenschap ook
maar een mening is’. Elke wetenschapper zou moeten
weten dat je nooit wetenschappelijk kan bewijzen wat
je moet doen. Laat staan wat de politiek moet doen.
Ik geef het graag toe: ik ben in deze column te
duidelijk geweest. Ik hou van beleidsmakers en ik hou
van economen. En ook ik vind dat gedragseconomiÂ
sche inzichten heel snel hun weg zouden moeten vinÂ
den in het beleid. Maar als we weten dat de burger niet
zo rationeel handelt, mogen we niet van de beleidsmaÂ
kers vragen dat meteen wel te doen.
Groepsnormen
Ten slotte wordt de houding van mensen en dus ook
van beleidsmakers bepaald door ‘groepsnormen’. En
die groepsnormen hebben een grote invloed op de
afweging die bij tal van beslissingen wordt gemaakt.
Beter gezegd: de beperkte afweging die veelal wordt
gemaakt. De groepsnormen van de beleidsmaker zijn
simpel samen te vatten: politieke strijd bepaalt de ontÂ
wikkeling van beleid. Eerstejaars studenten, alweer,
kennen het onderscheid tussen de rationele benadeÂ
ring van beleid en de politieke. Bij de eerste verwijzen
we naar opeenvolgende fasen en naar onze grootvader
professor Andries Hoogerwerf. We doceren de stuÂ
Jaargang 98 (4672S) 8 november 2013
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
87