Ga direct naar de content

Ceteris paribus: Het woord aan Rolandt Tweehuysen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 4 2016

Rolandt Tweehuysen is taalcorrector van ESB. Samen met zijn partner Joost den Haan vormen ze het taalanatomisch bureau De Twee Hanen.

In juli blijken de prijzen met 0,3 procent te zijn gedaald ten opzichte van een jaar eerder. Hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het CBS stelt dat er echter geen sprake is van deflatie, maar van negatieve inflatie. Wat denk jij?

“Als je het over negatieve inflatie hebt, zou je het ook over positieve inflatie moeten hebben. Dit impliceert dat inflatie zonder meer feitelijk niks betekent, want dat kan zowel prijsstijging als prijsdaling inhouden. Inflatie betekent dan dus slechts ‘waardeverandering van het geld’ en niet ‘waardevermindering’.

Uit het feit dat inflatie zonder meer altijd positief is, volgt volgens mij dat negatieve inflatie feitelijk niet bestaat. Niet voor niets noemen we dat deflatie (inflatie is letterlijk opblazen en deflatie is leeg laten lopen). Als je negatieve inflatie zou hebben, zou je ook positieve deflatie moeten hebben, ofwel inflatie. Kortom allemaal erg verwarrend en onlogisch. Ik kies daarom voor inflatie en deflatie.”

Maar waarom spreekt men dan toch van negatieve inflatie?

“Ik bekijk het taal- en wiskundig, maar sommige statistici en economen zullen wel de neiging hebben om iets simpels op een ingewikkelde of verkeerde manier weer te geven.

Als er in het nieuws over negatieve inflatie wordt gesproken, ligt de focus dus op dat minnetje voor die –0,3 procent. Daarmee wordt inflatie dus gelijkgesteld aan een percentage en niet aan het verschijnsel ‘waardevermeerdering van het geld resulterend in goedkopere producten’. Ik denk dat inflatie en deflatie moeten refereren aan het verschijnsel. Dat je aan dat verschijnsel een grootheid zoals een percentage kan toekennen is een andere zaak. Je kan het natuurlijk wel hebben over positieve inflatiecijfers versus negatieve inflatiecijfers. Dan doel je echter concreet op een positief of negatief percentage.”

En hoe zit het dan met krimp versus negatieve groei?

“Ook groei is een verschijnsel, net zoals krimp. Die kunnen dus niet positief of negatief zijn. Groeicijfers kunnen dat wel zijn. Analoog aan de redenatie hierboven. Als iemand op zijn oude dag 3 cm per jaar krimpt, is het naar mijn gevoel raar om te zeggen dat hij –3 cm per jaar groeit. Ofwel: negatieve groei is net zo raar als negatieve inflatie.”

Nog drie rare maar veelvoorkomende fouten:

Marktfalens in plaats van marktfalen

Het falen is een gesubstantiveerd werkwoord, net zo als het lopen, het lezen of het praten. Meervouden als de lopens, de lezens en de pratens bestaan niet. De falens evenmin. Ik kom het wel erg vaak tegen [google het maar eens, red.].”

Je koopt een huis en je neemt een hypotheek

“Nee, als je een huis koopt, geef je een hypotheek, en de bank neemt die. Hypotheek betekent namelijk ‘onderpand’, en dat is je huis. De bank neemt het huis als onderpand en verstrekt jou een lening. Wat je als koper doet, is een hypotheeklening nemen. Maar ik geef toe, in het dagelijks spraakgebruik zegt men wel dat de huizenkoper een hypotheek neemt. In een vakblad als ESB moet je de juiste terminologie gebruiken, lijkt me zo.”

Beschikbare premieregeling en lange termijnprognose

“Altijd weer die foute spatie. Ik kan honderden voorbeelden noemen, maar twee moeten toch duidelijk maken wat er mis is. Een beschikbare premieregeling is een regeling die beschikbaar is. Maar het gaat om een beschikbare premie, dus schrijven we beschikbarepremieregeling. Een lange termijnprognose is een prognose die erg lang is. Maar het gaat om een prognose op de lange termijn, dus is het langetermijnprognose. En een lange termijn prognose, dus met twee spaties, is helemaal fout. Vreemd dat zo veel mensen het altijd fout willen doen, terwijl het niks extra’s kost om het ook altijd goed te willen doen. Mijn correcties zijn inderdaad vaak aan dovemansoren, of liever aan blindemansogen, gericht!”

Auteur