Boze kiezers stemmen vaker
Aute ur(s ):
Leers, Th. (auteur)
Ven, J. van de (auteur)
Vakgroep Algemene Economie, Katholieke Universiteit Brabant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4207, pagina 434, 4 juni 1999 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, public, choice
Deze maand is het weer tijd om te beslissen welke Europarlementariërs ons land de komende jaren gaan vertegenwoordigen. Dit doet
meteen denken aan een van die aloude paradoxen binnen de politieke economie: de zogenaamde paradox van het stemmen 1. Rationeel
gedrag, in de traditionele betekenis van dit begrip, kan niet verklaren waarom mensen de moeite nemen zich naar de stembus te
begeven. De kans dat een uitgebrachte stem beslissend is, is zodanig klein dat de verwachte opbrengsten nooit de gemaakte kosten, in
termen van de tijd die je kwijt bent om te stemmen, zullen goedmaken. De paradox bestaat nu uit twee delen. Ten eerste zien we dat
mensen wel degelijk de moeite nemen om te gaan stemmen. Ten tweede verschilt het opkomstpercentage voor verschillende soorten
verkiezingen: dit is hoger voor Tweede Kamer verkiezingen dan wanneer het gaat om bijvoorbeeld het Europarlement. Voor beide geldt
dat de verwachte opbrengsten te laag zullen zijn om de kosten goed te maken. Maar waarom dan wel de moeite nemen om voor de
Tweede Kamer te stemmen en niet voor het Europarlement?
Een mogelijke verklaring voor deze paradox wordt gegeven in de moderne literatuur waarin wordt voorgesteld om preferenties minder
nauw te definiëren en naast de motieven die gevat kunnen worden in een traditionele kosten-baten analyse ook zogeheten intrinsieke
motivaties op te nemen 2. Deze hebben betrekking op het ontlenen van nut aan de handeling zelf. Bijvoorbeeld, het doneren van bloed
vindt niet uitsluitend plaats vanwege de financiële vergoeding, maar vooral uit het oogpunt van de wenselijkheid van zulk gedrag.
Paul Romer tracht een verklaring voor de stemparadox te vinden in – al dan niet vermeende – verworven rechten als een politieke drijfveer
3. Naast de bekende redeneringen dat stemmen door velen wordt opgevat als burgerplicht en dat affiniteit met de partij en/of kandidaat
dit effect versterkt, speelt potentieel gramschap volgens hem een belangrijke rol. De mate van gramschap neemt toe wanneer afspraken
niet worden nagekomen, zeker als het verworven rechten betreft. Een verworven recht is een verzameling overdrachten samen met een
expliciete, geloofwaardige belofte van de overheid over de duur en de hoogte van deze overdrachten. Als toekomstige overheden
afbraak willen doen aan zo’n verworven recht, zal dit gramschap oproepen en tot represaillemaatregelen van de kiezers leiden. Een goed
voorbeeld is het CDA-voorstel enige jaren geleden om de AOW-uitkeringen te bevriezen, die door velen als verworven recht worden
beschouwd. Dit leidde tot veel gramschap en resulteerde uiteindelijk in een verkiezingsnederlaag. Volgens Romer heeft potentieel
gramschap twee bestaansgronden. Ten eerste kan de dreiging van gramschap strategisch van aard zijn. Maar gramschap kan ook
aangeboren zijn. Het uitoefenen van een aan aangeboren gramschap gekoppeld dreigement zal op zichzelf voldoening geven, in
tegenstelling tot strategisch gramschap waarbij alleen de uiteindelijke consequentie nut oplevert. Bovendien is de dreiging door
aangeboren gramschap zeer geloofwaardig omdat zij zelfs geëffectueerd zal worden als hieraan kosten zijn verbonden. Dit geldt niet
wanneer gramschap slechts een strategische waarde bezit.
Tenslotte stelt Romer dat de intensiteit van potentieel gramschap afhankelijk is van de mate waarin beloften zijn gemaakt. Preferenties
zijn dus niet langer exogeen, maar worden endogeen bepaald en zijn afhankelijk van omgevingsfactoren.
Volgens de huidige politieke verhoudingen wordt het merendeel van de politieke beslissingen, die zijn omgeven met emoties en waarbij
verworven rechten een belangrijke rol spelen, nog steeds op nationaal niveau in Den Haag genomen. Zowel op Europees als op
provinciaal niveau zijn dit soort beslissingen meer uitzondering dan regel. Neemt men nu aan dat gramschap een van de factoren is die
kiezers in beweging laten komen, dan zou dit een verklaring kunnen zijn voor het verschil in opkomstpercentages. Een toename van het
opkomstpercentage bij zowel de Europese als de provinciale verkiezingen moet dan niet zozeer worden gezocht in het verlagen van de
opportuniteitskosten van het stemmen, bijvoorbeeld door het stemmen via internet mogelijk te maken, daar hier slechts een zeer beperkte
rol aan toegekend wordt. Ook zal dan het opleggen van een boete bij verzuim geen oplossing zijn. Men moet ervoor zorgen dat
beslissingen op Europees en provinciaal niveau een hogere emotionele waarde krijgen, bijvoorbeeld via een gezamenlijk sociaal beleid
binnen de Europese gemeenschap. Meer bevoegdheden zullen leiden tot een grotere (emotionele) betrokkenheid van niet alleen kiezers,
maar ook van de betrokken politici. Deze grotere betrokkenheid zou ertoe kunnen leiden dat Europarlementariërs die zichzelf nu “te veel
lam, te weinig leeuw” vinden 4, de emotionele aspecten en de potentiële gramschap die hun nieuwe bevoegdheden met zich meebrengen,
overdragen op de kiezers.
1 D. Mueller, Public Choice II, Cambridge University Press, Cambridge, 1989.
2 B. Frey, Not just for the money. An economic theory of personal motivation , Edward Elgar, 1997.
3 P. Romer, Preferences, promises, and the politics of entitlement, in: V. Fuchs (red.), Individual social responsibility, University of
Chicago Press, 1996.
4 P. Cornelissen in het Algemeen Dagblad, zaterdag 8 mei 1999.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)