Ga direct naar de content

Toezicht met inzicht

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 17 2012

Zijn centrale bankiers wel voldoende in staat om de financiële innovaties van collega’s bij private banken te begrijpen, te overzien en dan ook nog te reguleren? Anekdotes uit de wereld vanbankiers suggereren van niet, maar dat zou natuurlijk ook gewoon corporaal gebral of onderdeel van het competitieve kat-en-muisspel tussen de makers en beheerders van financiële producten kunnen zijn.

In landen waar economieën harder groeien zijn ook meer financiële crises (Kindleberger, 2000). Financiële innovaties wakkeren niet alleen economische groei aan maar ook financiële risico’s. Risico’s die door de toezichthouder zouden moeten worden gezien en ingetoomd. Dit recente working paper over bankiersen toezichthouders laat zien dat tijdens een hoogconjunctuur de meest gekwalificeerde centrale bankiers naar de private sector gehaald worden, wat de kloof tussen bankiers en centrale bankiers groter maakt. In plaats van mee te gaan in het steeds verder oplaaiende bankiersbashing verdient het ook aandacht eens te kijken naar de rol van de beheerder. Want tja, als de kat van huis is…

Maar was de kat eigenlijk wel van huis? Of was ze er wel maar wist zij niet waar de muis mee bezig was? Had ze haar nagels niet geslepen om adequaat uit te halen? Was ze eigenlijk wel van plan om de muis een halt toe te roepen?

De Nederlandsche Bank heeft sinds het uitbreken van de crisis haar toezicht geëvalueerd en een nieuwe visie ontwikkeld over hoe de excessieve risico’s van financiële innovaties kunnen worden vermeden zonder dat er aan innovatiekracht en internationaal concurrentievermogen ingeboet wordt. Om dit te bereiken wil DNB meer specialistische kennis in huis hebbenen meer toezien op het gedrag, de cultuur en de strategie van de instellingen. Het is echter maar zeer de vraag of dat met de gepresenteerde aanpak gaat lukken. Om de kenniskloof naar financiële innovaties te overbruggen zegt DNB meer diepgaand onderzoek te doen binnen specifieke risicogebieden, maar dan over de grenzen van instellingen heen. Dit zal voornamelijk academisch onderzoek betreffen. Hoewel dergelijk onderzoek het absorptievermogen van de centrale bankier vast zal vergroten, valt te betwijfelen of de kennis van de meest recente financiële innovaties uit de private sector in academische literatuur staan. Wat de toezichthouder nodig heeft is tacit knowledge, ofwel kennis die is ingebed in de hoofden van teams van bankiers in de private sector die deze innovaties ontwikkelen. De vertraging tussen ontwikkeling en publicatie van financiële innovaties – als dat laatste al gebeurt – zal jaren duren.

Naast onderzoek wil DNB ook meer externe expertise rekruteren. Dit komt neer op het binnenhalen van bankiers uit de private sector. Maar wat beweegt een bankier om een gemiddeld beter betaalde positie bij een bank te verruilen voor een positie bij een centrale bank? Intrinsieke motivatie zal het niet zijn, anders was de bankier zijn carrière wel als centrale bankier begonnen. Wellicht een minder capabele bankier die door beloning naar prestatie een relatief laag salaris kreeg bij de bank? Of zou de bankier met een tijdelijke opdracht naar de centrale bank gestuurd zijn om te zien hoever het toezicht de bank daadwerkelijk op de hielen zit? In geen enkel geval is het een bankier waar de toezichthouder op zit te wachten.

DNB richt zich tenslotte ook op het gedrag en de cultuur in de sector. Dat is slim, want als je de kenniskloof die voor adequaat toezicht nodig is moeilijk kunt dichten dan is het goed om op integriteit binnen de sector zelf in te zetten, zodat er enige zelfregulering plaatsvindt. Wat dat betreft hadden Duisenberg en zijn voorgangers het ook makkelijker. Toen bankier zijn nog een kleine groep oude jongens krentenbrood betrof waar reputatieoverwegingen zwaar genoeg golden, kon een telefoontje van de centrale bankier met de woorden “is dat nou wel verstandig …” voldoende zijn om de bankier tot bezinning te brengen. Het inzetten op een gedeelde integere cultuur maakt dat minder hard power en meer soft power gebruikt kan worden, waardoor efficiënter kan worden omgegaan met schaarse publieke middelen. Toch zouden beide doelstellingen eenvoudiger gerealiseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld door on the job training vancentrale bankiersin de keuken van de private banken. Zowel het opdoen van tacit knowledge als het creëren van een gedeelde mores kan zodoende ontstaan. En wanneer zou een beter moment zijn om deze arbeidsmobiliteit af te dwingen dan in een tijd dat veel banken nog staatssteun nodig hebben. Daar valt nog wel wat te onderhandelen…

Auteur

Categorieën