Ga direct naar de content

Beperkte aansluiting maatregelen op mkb-problematiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 7 2014

Verruiming van het aanbod van risicodragend vermogen is een effectievere beleidsmaatregel ter bevordering van mkb-financiering dan maatregelen gericht op de kapitaalspositie van banken.

ESB Ondernemerschap & Innovatie

ondernemerschap

& innovatie

Beperkte aansluiting
maatregelen op
mkb-problematiek
In reactie op problemen bij de financiering van het mkb zijn op
nationaal en Europees niveau diverse maatregelen aangekondigd.
Het vergroten van het aanbod van risicodragend vermogen en het
bevorderen van transparantie omtrent kredietinformatie helpen
Nederlandse mkb-bedrijven meer dan maatregelen gericht op de
kapitaal- en financieringspositie van banken.

Koen harmsen
Risk manager bij
ING Bank
Wilfred Nagel
Chief risk officer bij
ING Bank

630

H

et midden- en kleinbedrijf (mkb) speelt
een belangrijke rol in de Nederlandse
economie. Ongeveer zestig procent van
de werkgelegenheid in het bedrijfsleven
bevindt zich in het mkb (DNB, 2014b).
In de periode 2010–2012 is de mkb-kredietverstrekking tot
250.000 euro met twaalf procent gedaald, terwijl de totale
kredietverstrekking tot tien miljoen euro met drie procent
daalde (Tweede Kamer, 2013).
De recent door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde statistiek met betrekking tot mkb-kredietverstrekking toont aan dat deze trend zich doorzet. Gedurende het
vierde kwartaal van 2013 nam de omvang van de mkb-kredietverstrekking af met 0,9 procent. Het aantal leningen tot
250.000 euro daalde met 1,6 procent (DNB, 2014b). De gedaalde mkb-kredietverstrekking speelt dus vooral een rol in
het segment tot 250.000 euro.
In totaal stond per eind 2013 voor ongeveer 143 miljard
euro aan krediet uit aan het mkb, ongeveer veertig procent
van de totale kredietverlening aan niet-financiële bedrijven in
Nederland (DNB, 2014b).

Determinanten dalende kredietverstrekking

Verschillende vraag- en aanbodfactoren spelen een rol bij de
ontwikkeling van de mkb-kredietverstrekking in Nederland.
De voornaamste worden hier behandeld.
Aanbodfactoren

In de afgelopen jaren hebben banken zich incidenteel teruggetrokken uit het mkb-segment. Een voorbeeld is Deutsche
Bank, die in 2013 de relatie met 18.000 van de 23.000 kleinzakelijke relaties heeft beëindigd als gevolg van een strategische heroriëntatie. Ongeveer 4.000 van deze relaties hadden
een langlopende lening bij Deutsche Bank. Volgens de bank
worden deze leningen niet opgezegd en kunnen de betreffende klanten bij de bank blijven voor de duur van de lening
(Deutsche Bank, 2013).
Uit het Overzicht Financiële Stabiliteit (DNB, 2014a)
blijkt dat de toename van het aantal probleemleningen – betalingsachterstand meer dan negentig dagen – het hoogst is
voor het mkb. Probleemleningen, uitgedrukt als percentage
van het uitstaande kredietvolume, bedragen voor het mkb 5,7
procent, tegenover 3,5 procent voor grootzakelijke kredieten
en 1,3 procent voor hypotheken.
De mkb-kredietverstrekking is sinds ruim voor de crisis
een structureel matig winstgevende activiteit voor banken
(McKinsey, 2014). Naast de hoge financieringskosten – kosten voor het aantrekken van geld – voor de Nederlandse bancaire sector in het algemeen en de hoge voorzieningen voor
kredietverliezen in het mkb-segment, speelt hier ook mee dat
de monitoringskosten voor kleine bedrijven relatief hoog zijn.
Een veelbesproken punt bij politici en economen met
betrekking tot het aanbod van krediet is de impact van de eisen van Basel III op de kredietverstrekking door banken. Banken zouden de kredietverstrekking beperken om zodoende de
balans te versterken en daarmee aan de Basel III-eisen te voldoen. Het CPB concludeert echter dat aanbodbeperkingen
geen bepalende factor zijn bij de afnemende mkb-kredietverstrekking (CPB, 2014a). Het CPB wijst daarbij op de pu-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4695) 9 oktober 2014

Ondernemerschap & Innovatie ESB

blicatie Kredietverlening en bancair kapitaal (DNB, 2014c),
waarin wordt geconcludeerd dat de Nederlandse bancaire
sector voldoende is gekapitaliseerd om aan de kredietvraag
te voldoen bij het verwachte economisch herstel. Daarnaast
voert het CPB aan dat ING van plan is de mkb-kredietverstrekking buiten Nederland uit te breiden, iets wat niet mogelijk zou zijn bij een tekort aan kapitaal of financiering.
Vraagfactoren

Met betrekking tot de kwaliteit van de kredietvraag is de financiële positie van het mkb een belangrijke factor. Het CPB
(CPB 2014b) concludeert dat de gemiddelde solvabiliteit van
het mkb in de aanloop naar de crisis gestegen is. Na aanvang
van de crisis daalt de gemiddelde solvabiliteit van het microbedrijf – een tot tien werknemers –, terwijl de solvabiliteit
van kleine en middelgrote bedrijven – vanaf tien werknemers
– stabiliseert of licht daalt. Data van Panteia (Panteia, 2014)
bevestigen het beeld voor het microbedrijf, maar laten een
licht stijgende solvabiliteit voor het klein- en middenbedrijf
zien. Tegelijkertijd blijkt dat de gemiddelde solvabiliteit van
het grootbedrijf bij aanvang van de crisis met 48 procent veel
hoger is dan die van het mkb met 33 procent (Panteia, 2010).
Recent onderzoek over de periode 2009–2013 toont aan dat
het relatief hoge afwijzingspercentage bij kredietaanvragen
door het mkb deels wordt veroorzaakt doordat de kredietaanvragen veelal afkomstig zijn van bedrijven met een verzwakte
financiële positie (De Winter, 2014).
Met betrekking tot de kwantiteit van de vraag speelt
de correlatie tussen conjunctuur en kredietvraag structureel
een belangrijke rol. Uit onderzoek van de ECB (ECB, 2013)
blijkt dat de omvang van het uitstaande krediet van banken
bij niet-financiële bedrijven in hoge mate gecorreleerd is met
de ontwikkeling van het bbp. Het uitstaande krediet volgt de
ontwikkeling van het bbp met een vertraging van ongeveer
drie kwartalen. DNB verwacht dat het economisch herstel
van 2014 pas in 2015 zal leiden tot een stijgende kredietvraag
(DNB, 2014c).
Daarnaast is het Nederlandse kleinbedrijf structureel
sterk afhankelijk van de Nederlandse economie. Slechts acht
procent van het mkb exporteert, tegenover bijna vijftig procent van de bedrijven uit het grootbedrijf (DNB, 2014c).
Doordat de particuliere consumptie in Nederland meer is
gedaald dan die in de landen waarnaar het Nederlandse bedrijfsleven voornamelijk exporteert, en de consumptie hier
ook langzamer herstelt dan in die exportlanden, wordt het
Nederlandse kleinbedrijf relatief harder geraakt dan het midden- en grootbedrijf.
Analyse

Tabel 1 toont de belangrijkste maatregelen voor het Nederlandse mkb. Afgelopen juli hebben de ministeries van Financiën en Economische Zaken het Aanvullend Actieplan
mkb-financiering (hierna Actieplan; Tweede Kamer, 2014)
gepresenteerd. Daarnaast hebben de EU en de ECB in 2013
en 2014 maatregelen gepresenteerd. Middels een vergelijking
van deze maatregelen met de determinanten van de afnemende kredietverstrekking (hierna: de determinanten) kan
worden bepaald in hoeverre deze maatregelen aansluiten bij
de problemen rondom de financiering van het Nederlandse
mkb.
Jaargang 99 (4695) 9 oktober 2014

Achtergestelde leningen fonds en Dutch Venture Initiative

Deze maatregel voorziet in het middels garanties ondersteunen van een nog op te richten achtergestelde leningen (AGL)
fonds en een vervolginvestering in het Dutch Venture Initiative (DVI). Een AGL-fonds kan door middel van het verstrekken van achtergestelde leningen aan mkb-ondernemingen de
financiële positie van mkb-bedrijven versterken, waarna deze
ook weer in aanmerking zouden kunnen komen voor additioneel bancair krediet. In het geval de achtergestelde leningen
verliesgevend blijken te zijn, kan het AGL-fonds aanspraak
maken op de overheidsgarantie.
Het DVI is een gezamenlijk investeringsfonds van het
Europees Investeringsfonds en de Participatiemaatschappij
Oost-Nederland, en richt zich op investeringen in Nederlandse hightech-bedrijven en innovatieve groeibedrijven.
Door de investeringen van het DVI kan het eigen vermogen
van mkb-bedrijven worden versterkt, waardoor deze bedrijven in aanmerking zouden kunnen komen voor bancair krediet. Indien de aannames onderliggend aan het Actieplan
correct zijn, komt er door middel van deze twee maatregelen
voor circa twee miljard euro aan extra eigen en vreemd vermogen beschikbaar voor het mkb.
Het vergroten van het aanbod van risicodragend vermogen sluit hiermee aan bij twee belangrijke determinanten,
namelijk de relatief lage solvabiliteit van het mkb en de relatief hoge risico’s voor banken bij mkb-kredietverstrekking.
Immers, additioneel eigen en achtergesteld vermogen zorgen
ervoor dat de solvabiliteit van een onderneming verbetert en
de risico’s voor banken bij kredietverstrekking afnemen. Hierdoor stijgt de kans op een succesvolle kredietaanvraag.
Twee vragen blijven echter onbeantwoord in het Actieplan. De kredietverlening is voornamelijk gedaald in het
segment tot 250.000 euro. Zijn het AGL-fonds en het DVI
geïnteresseerd in die relatief kleine ondernemingen en zijn die
ondernemers bereid zeggenschap in de onderneming te delen
met het DVI?
Bevorderen transparantie van kredietinformatie

Een andere maatregel is de bevordering van de beschikbaarheid van uitgebreide en actuele informatie omtrent de kredietwaardigheid van mkb-bedrijven. De maatregel sluit goed aan
bij een van de genoemde determinanten, de relatief hoge monitoringskosten voor kredietverlening aan kleine bedrijven.
De maatregel moet de transparantie in de markt verbeteren en
de kosten voor het inschatten van de kredietwaardigheid van
een bedrijf verlagen. Juist bij kleinere kredieten hebben deze
kosten een grote impact op het rendement voor de kredietverstrekker. Een schatting van de impact van deze maatregel op de
kredietverstrekking wordt in het Actieplan niet gegeven.
Om de acceptatie van deze maatregel onder mkb-ondernemers te vergroten, verdient het aanbeveling dat de ondernemer zelf kan bepalen wie inzage heeft in deze informatie.
Immers, veel mkb-ondernemers zijn niet gewend aan transparantie omtrent financiële zaken naar derden.
Verruiming dienstenportfolio Qredits

Qredits biedt coaching en krediet aan mkb-ondernemers die
geen toegang hebben tot financiële diensten via het reguliere
circuit. Momenteel verstrekt Qredits kredieten tot 150.000
euro. Om in aanmerking te komen voor een krediet groter

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

631

ESB Ondernemerschap & Innovatie

Belangrijkste maatregelen uit het Actieplan en vanuit Europa
Bron
Actieplan
Actieplan
Actieplan
ECB
ECB
EU

Doel
Vergroten aanbod van risicodragend vermogen voor
mkb
Verbreden aanbod mkb-financiering
Verlagen van de behandelingskosten van een
leningaanvraag
Stimuleren kredietverlening door banken aan nietfinanciële ondernemingen en huishoudens

Tabel 1

Maatregel
Oprichting achtergestelde leningen fonds (AGL-fonds)
en vervolginvestering in Dutch Ventures Initiative (DVI)
Verruimen dienstenportfolio Qredits
Bevorderen transparantie van kredietinformatie
Targeted Longer Term Refinancing Operation (TLTRO)

Stimuleren kredietverlening door banken aan nietfinanciele ondernemingen en huishoudens
Stimuleren kredietverstrekking door banken aan mkb

Asset Backed Securities Purchase Programme (ABSPP)
en Covered Bond Purchase Programme (CBPP)
SME Supporting Factor
Bron: Actieplan; ECB; EU

dan 50.000 euro, dient een ondernemer eerst afgewezen te
zijn bij een bank. In het Actieplan wordt voorgesteld het
mandaat van Qredits te verruimen tot 250.000 euro. Daarnaast wordt voorgesteld om Qredits in samenwerking met
een partner betalingsverkeer te laten verlenen om daarmee
het verstrekken van rekening-courant-krediet door Qredits
mogelijk te maken. Mede omdat 85 procent van de mkb-bedrijven met bankkrediet een lening heeft kleiner dan 250.000
euro (DNB, 2014c), is dit een significante verruiming van het
mandaat van Qredits. Indien de aannames onderliggend aan
het Actieplan correct zijn, zou deze maatregel kunnen leiden
tot 100 miljoen euro extra mkb-kredietverstrekking.
Het is echter de vraag of er voldoende reden is deze stap
te zetten. Immers, het CPB concludeert dat het Nederlandse
bankwezen aan de kredietvraag kan voldoen. Daarbij komt
dat 100 miljoen euro aan extra krediet op een totaal van 143
miljard euro aan uitstaand mkb-krediet voor de bancaire sector sowieso geen probleem mag zijn.
De enige valide reden om toch het mandaat van Qredits te verhogen, is wanneer er specifiek in het segment van
150.000 tot 250.000 euro of bij het verstrekken van rekeningcourant-krediet sprake zou zijn van marktfalen. Dit zou bijvoorbeeld veroorzaakt kunnen worden doordat banken kredieten in dit segment te weinig winstgevend vinden vanwege
de hoge acceptatie- en monitoringskosten. Echter, dit marktfalen wordt in het Actieplan niet aangetoond.
Bij deze maatregel kan ook een meer fundamentele vraag
worden gesteld. Met de voorgenomen uitbreiding van de activiteiten van Qredits ontstaat er een door de staat gefinancierde partij die nagenoeg alle bancaire kernfuncties aanbiedt
– op deposito’s na – zonder onder toezicht te staan van DNB.
Het is de vraag of dit wenselijk en verstandig is.
Targeted Longer Term Refinancing Operation

In juni heeft de ECB de Targeted Longer Term Refinancing
Operation (TLTRO) aangekondigd (ECB, 2014b). Hieronder kunnen banken goedkoop financiering aantrekken bij de
ECB, mits zij dit aanwenden voor kredietverstrekking aan
huishoudens – exclusief woninghypotheken – en niet-financiële ondernemingen. Bij de eerste TLTRO’s in 2014 kunnen
banken tot 400 miljard euro lenen bij de ECB. Later volgen
er additionele tranches.
632

Alvorens de TLTRO te vergelijken met de determinanten, is het interessant om de resultaten van een vergelijkbaar
programma uit het Verenigd Koninkrijk (VK) te beschouwen. In juli 2012 werd daar het Funding for Lending Scheme
(FLS) geïntroduceerd. FLS biedt banken goedkope financiering, die dit op hun beurt dienen uit te lenen aan het bedrijfsleven. In het eerste kwartaal van 2014 stond er onder dit programma voor 43,3 miljard pond aan goedkope financiering
uit (BoE, 2014). De totale omvang van de kredietverstrekking
aan niet-financiële bedrijven – exclusief de onroerend goed
sector – blijkt sinds juli 2012 echter nauwelijks te zijn toegenomen, ondanks de ruime beschikbaarheid van goedkope
financiering. Hieruit kan geconcludeerd worden dat banken
andere bronnen van financiering afgestoten hebben in ruil
voor FLS-financiering, zonder dat dit daadwerkelijk heeft geleid tot een groei van de kredietverstrekking.
Een tekort aan financiering bij de Nederlandse banken
wordt door het CPB niet aannemelijk geacht. Daarmee sluit
deze Europese maatregel niet aan bij de determinanten die
een rol spelen bij de mkb-kredietverstrekking.
Echter, sinds de introductie van de FLS zijn de financieringskosten voor banken in het Verenigd Koninkrijk fors
gedaald (BoE, 2014). Participatie in de TLTRO door Nederlandse banken kan mogelijk een soortgelijk effect hebben,
waardoor het Nederlandse mkb zou kunnen profiteren van
lagere rentelasten.
SME Supporting Factor

Banken maken bij kredietverstrekking onderscheid tussen verwachte en onverwachte verliezen. Verwachte verliezen worden
gedekt door de renteopbrengsten uit kredietverstrekking en de
voorzieningen voor kredietverliezen. Voor onverwachte verliezen houden banken kapitaal aan. Het gaat hierbij om de risicogewogen kapitaalratio (CET1-ratio) en de ongewogen kapitaalratio (Leverage Ratio). De risicogewogen kapitaalratio
wordt berekend op basis van interne risicomodellen, gebaseerd
op de Basel-formule. Hiermee wordt voor een portefeuille aan
kredieten berekend hoeveel kapitaal er aangehouden dient te
worden ter dekking van onverwachte verliezen.
Om banken te stimuleren meer krediet te verlenen aan
het mkb, is in de Capital Requirements Regulation (CRR)
de SME supporting factor geïntroduceerd (European Union,

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4695) 9 oktober 2014

Ondernemerschap & Innovatie ESB

2013). Banken dienen nog steeds met interne modellen het
benodigde kapitaal voor de portefeuille met mkb-kredieten
te berekenen. Maar op het benodigde kapitaal mogen banken
een korting van ongeveer 25 procent toepassen. De achterliggende gedachte is dat banken bij een lager vereist kapitaal
meer krediet kunnen verstrekken aan het mkb.
Het CPB concludeert echter dat de Nederlandse bancaire
sector voldoende gekapitaliseerd is om aan de kredietvraag te
voldoen bij het verwachte economisch herstel. Het is dan ook
niet te verwachten dat een korting op het kapitaal dat banken
dienen aan te houden voor onverwachte verliezen, zal leiden
tot een stijging van de Nederlandse mkb-kredietverstrekking.
Daarnaast is het de vraag of het verstandig is om de kredietverstrekking via een generieke maatregel te stimuleren
voor een segment dat al gebukt gaat onder een relatief lage solvabiliteit. Ook is het de vraag of het verstandig is om banken
een korting te geven op het kapitaal dat aangehouden dient te
worden ter dekking van onverwachte risico’s voor een segment
waarvan is vastgesteld dat de risico’s juist relatief hoog zijn.
Overig

Onlangs zijn door de ECB de Asset Backed Securities Purchase
Programme (AABPP) en de Covered Bond Purchase Programme (CBPP) aangekondigd (ECB, 2014a). De details
ontbreken nog, maar het komt erop neer dat de ECB van plan
is activa (leningen) van banken over te nemen via securitisaties, zodat banken het vrijgekomen kapitaal en de financiering
kunnen gebruiken voor nieuwe kredietverstrekking. Net als
bij de TLTRO en de SME Supporting Factor sluit dit niet
aan bij de eerder genoemde determinanten van de dalende
kredietverstrekking. De Nederlandse banken beschikken over
voldoende kapitaal en financiering om aan de kredietvraag te
kunnen voldoen. Derhalve is het niet waarschijnlijk dat deze
maatregelen zullen leiden tot een stijging van de Nederlandse
mkb-kredietverstrekking.

generieke maatregel te stimuleren voor een segment dat al
gebukt gaat onder een relatief lage solvabiliteit. Ten tweede
is het de vraag of het verstandig is om banken een korting te
geven op het kapitaal dat aangehouden dient te worden ter
dekking van onverwachte risico’s voor een segment waarvan is
vastgesteld dat de risico’s juist relatief hoog zijn.
De uitbreiding van het mandaat van Qredits – kredietverlening tussen 150.000 en 250.000 euro, betalingsverkeer
en rekening-courant-krediet – sluit niet aan bij de determinanten en het is in het Actieplan niet aangetoond dat er sprake is van marktfalen in het segment van 150.000 tot 250.000
euro aan mkb-krediet. Dit zou een interessant onderwerp
voor vervolgonderzoek zijn. Ook is de vraag of het wenselijk
is dat met de uitbreiding van het mandaat van Qredits een
door de staat gefinancierde schaduwbank wordt opgezet, die
niet onder toezicht staat van DNB.
Tot slot wordt aan een belangrijke determinant – de impact van de voortdurende laagconjunctuur op het mkb – in
het Actieplan geen aandacht geschonken. Structurele hervorming van de Nederlandse economie – met als doel het versterken van de binnenlandse vraag – is waarschijnlijk het beste
medicijn voor het mkb. Het verdient aanbeveling om juist op
dit gebied tot verregaande maatregelen te komen.

Literatuur
BoE (2014) Bank of England and HM Treasury funding for lending scheme. 2014 Q1 usage and lending
data. Document op www.bankofengland.co.uk.
Deutsche Bank (2013) Update strategische heroriëntatie Deutsche Bank in Nederland. Document op
www.deutschebank.nl.

Conclusie

CPB (2014a) Risicorapportage financiële markten 2014. Den Haag: Centraal Planbureau.

Wanneer men de determinanten van de gedaalde mkb-kredietverstrekking beschouwd, blijkt dat de maatregelen om de
solvabiliteit van het mkb te versterken en om de beschikbaarheid van kredietinformatie te bevorderen, goed aansluiten bij
de problematiek van het Nederlandse mkb. Indien de aannames onderliggend aan het Actieplan correct zijn, komt er
door middel van het AGL-fonds en het DVI voor circa twee
miljard euro aan extra eigen en vreemd vermogen beschikbaar
voor het mkb.
Twee vragen blijven echter onbeantwoord in het Actieplan. De kredietverlening tot 250.000 euro is het hardst gedaald. Zijn het AGL-fonds en het DVI geïnteresseerd in die
relatief kleine ondernemingen en zijn die ondernemers bereid
zeggenschap in de onderneming te delen met het DVI?
Europese maatregelen zoals de SME Supporting Factor,
de AABPP, de CBPP en de TLTRO zijn er vooral op gericht
om ervoor te zorgen dat de kapitaal- en financieringspositie
van Europese banken voldoende is om krediet te kunnen verstrekken aan het mkb. Dit sluit niet aan bij de determinanten
en daarmee is de verwachte impact van deze maatregelen op
de mkb-kredietverstrekking in Nederland beperkt.
Met betrekking tot de SME Supporting Factor is het de
vraag of het verstandig is om de kredietverstrekking via een

CPB (2014b) De financiële positie van het midden- en kleinbedrijf in Nederland. Den Haag: Centraal

Jaargang 99 (4695) 9 oktober 2014

Planbureau.
DNB (2014a) Overzicht financiële stabiliteit. Amsterdam: De Nederlandsche Bank.
DNB (2014b) Nieuwe statistiek laat zien dat kleinste kredieten aan het mkb het hardst krimpen. Document op www.dnb.nl.
DNB (2014c) Kredietverlening en bancair kapitaal. DNB Occasional Studies, 12(3).
ECB (2013) Corporate finance and economic activity in the Euro area. ECB Occasional Paper
Series August, 2013(151).
ECB (2014a) Introductory statement to the press conference (with Q&A). Statement op www.ecb.
europa.eu.
ECB (2014b) ECB maakt monetair beleidsmaatregelen bekend om de werking van het transmissiemechanisme van het monetair beleid te versterken. Bericht op www.ecb.europa.eu.
European Union (2013) Capital Requirements Regulation. Brussels: Europese Unie.
McKinsey (2014) Het kleinbedrijf. Grote motor van Nederland. Amsterdam: McKinsey & Company
Nederland.
Panteia (2010) Het buffervermogen van het mkb. Zoetermeer: Panteia.
Panteia (2014) Onderzoek naar de financiering van het Nederlandse bedrijfsleven. Financieringsmonitor, 2014(1).
Tweede Kamer (2013) Rapportage ondernemingsfinanciering, 13106925.
Tweede Kamer (2014) Aanvullend Actieplan mkb-financiering, 14137149.
Winter, J. de (2014) Kredietaanvragen geconcentreerd bij financieel zwakke mkb-bedrijven.
ESB, 99(4693), 566–568.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

633

Auteurs