Beleidsadvisering in Duitsland
Aute ur(s ):
Paridon, C.W.A.M. van (auteur)
De auteur is hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voormalig b ijzonder hoogleraar Duitse economie aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam. vanparidon@fsw.eur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4417, pagina D16, 23 oktober 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
internationaal
Wat betreft beleidsadvisering lijkt Duitsland het droombeeld voor veel Nederlandse politici en beleidsadvisering. Waar wij het
moeten doen met één CPB, daar is in Duitsland een hele rij onderzoeksinstituten en adviesraden beschikbaar om de Duitse regering
van advies te dienen over de te volgen economische politiek.
Qua naamgeving alleen al wordt de lijst aangevoerd door de Sachverständigenrat zur Begutachtung der gesamtwirtschaftlichen
Entwicklung. Samengesteld uit vijf vooraanstaande economen, de ‘vijf wijzen’, brengt deze Raad ieder jaar midden november een
gedegen en omvangrijk rapport uit over de stand van zaken in de Duitse economie. Naast een beschrijving van de stand van zaken, een
beoordeling van de gevoerde politiek en een schets van de vooruitzichten worden thema’s verder uitgewerkt, bijvoorbeeld over
gezondheidszorg1. Over het algemeen neemt de Raad één standpunt in, maar soms zijn er ook minderheidsopvattingen. De Raad, bij wet
in 1963 opgericht, is onafhankelijk in haar advisering. Over het algemeen lijkt de betekenis van de Raad beperkt. De regering, wettelijk
verplicht om inhoudelijk te reageren, gebruikt daarvoor het Jahreswirtschaftsbericht, dat jaarlijks medio januari verschijnt2. Daarin geeft
de Bondsregering haar voornemens weer wat betreft haar financieel-economisch beleid3.
Tweemaal per jaar brengen de zes voornaamste economische instituten een rapportage uit over de conjuncturele ontwikkeling4. Naast
een beoordeling van de conjunctuur binnen en buiten Duitsland, wordt een oordeel gegeven over de economische politiek5. Ook daarin
komen soms minderheidsstandpunten voor. Daarnaast brengen de afzonderlijke instituten ook hun eigen prognoses uit. En natuurlijk
moeten we ook de prognoses van werkgeversorganisaties, vakbonden, Europese Commissie, oecd en imf niet vergeten. Rond het einde
van het jaar publiceren kranten overzichten waarin wel tien verschillende prognoses zijn opgenomen. Kortom, aan prognoses geen
gebrek.
Inhoudelijke advisering
Naast de cijfermatige beleidsadvisering is er ook inhoudelijker advisering. Zowel de ministeries van Financiën als Economische Zaken
hebben een adviesraad met een omvangrijke bezetting. Deze raden brengen gevraagd en ongevraagd advies uit. Daarnaast adviseren de
eerder genoemde instituten over bepaalde beleidsvragen. De maatschappelijke aandacht voor deze adviezen is beperkt. Dat geldt niet
voor de rapporten van de speciale commissies, die de regering-Schröder de afgelopen jaren heeft ingesteld, met adviezen over heikele
onderwerpen. Zo was er de commissies-Süssmuth (over bevolkingsvraagstukken en immigratie), Hartz (over arbeidsmarktbeleid) en
Rürup (over pensioenen en gezondheidszorg). Soms lukt het om via deze commissies een doorbraak te realiseren, maar vaak verzanden
de adviezen in de politiek arena.
Beperkte invloed
Concluderend moet men vaststellen dat de Duitse beleidsadvisering verbrokkeld is, en mede daardoor in veel gevallen een minder grote
rol speelt in de maatschappelijke discussie. Betwijfeld moet worden of een dergelijk breed aanbod zinvol is. Het zorgt voor verwarring.
Daarnaast wordt er selectief gewinkeld. Regeringspartijen en regering verwijzen gaarne naar de instituten met optimistischer prognoses,
terwijl de oppositie uit dit spectrum juist de slechtere kiest. De vraag rijst of daarmee een zinvolle discussie over de feitelijke
economische toestand en de noodzakelijke maatregelen mogelijk is. Het antwoord moet ontkennend luiden.
Aan de adviezen van de onafhankelijke Sachverständigenrat wordt weinig aandacht gegeven, net zomin als die van de verschillende
onderzoeksinstituten. Meer aandacht krijgen de speciale commissies, maar daarbij geldt weer dat de politieke context belangrijk is, wat
betreft de samenstelling van de commissie en de precieze vraagstelling (wat wel, maar wat vooral ook niet te onderzoeken). Duitsland
mist een instituut als het CPB, op wier prognoses alle partijen en sociale partners zich zouden kunnen verlaten, maar ook een
onafhankelijke sectoroverstijgende instantie die gevraagd én ongevraagd de Duitse regering en parlement over belangrijke
maatschappelijke vragen kan adviseren.
Kees van Paridon
Dossier: Beleidseconomie
R. Gerritse, J.W. Oosterwijk en M.A. Ruys: voorwoord Tussen al het geweld…
D.J. Kraann: Inleiding: Positieve economie en beleidseconomie
B.M.E. Geurts en S.E.P. Raes: De Januskop van de beleidseconomie
J.W.M. Mevissen: reactie Januskop of symbiose?
M.C.W. Janssen: reactie Een wetenschapper in de beleidswereld
J. van Sinderen: Het nieuwe strategische denken
T.R.P.J. Kroes: reactie Tussen droom en werkelijkheid
A.W.A. Boot: De Amerikaanse economische adviseurs
E.E.C. van Damme: London: the place to be?
C.W.A.M. van Paridon: Beleidsadvisering in Duitsland
A. Kapteyn: reactie Wie is de beste?
D.J. Wolfson: De rol van de planbureaus
F.J.H. Don: reactie De rol van het cpb
F.J.M. Crone: De hobbelige brug tussen politici en economen
H.A. Keuzenkamp en J.M. Pomp: De vuile markt voor contractonderzoek
B.M.E. Geurts en D. Kabel: reactie Vuile cocktail
P. Rietveld en E. Verhoef: Universiteiten in de markt
A.P. Ros: reactie: De praktijk is soms sterker dan de leer
M.R.P.M. Camps, L.B.J. van Geest en J.A. Vijlbrief: Beleidseconomie binnen de departementale muren
P.A. Donker van Heel: De onwelkome boodschap
S.G. van der Lecq: epiloog We moeten toch wat
1 Sachverständigenrat zur Begutachtung der gesamtwirtschaftlichen Entwicklung, Zwanzig Punkte für mehr Beschäftigung und
Wachstum, Metzler-Poeschel, Stuttgart, 2002.
2 Zie Bundesministerium der Finanzen, Vor einem neuen Aufschwung – Verlässliche Wirtschafts- und Finanzpolitik fortsetzen, Berlijn,
2003.
3 Tot 1998 werd het Jahreswirtschaftsbericht uitgebracht door het Ministerie van Economische Zaken, daarna door het ministerie van
Financiën. Sinds enige jaren brengt Economische Zaken nu een eigen jaarrapport uit. Zie Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit,
Wirtschaftsbericht 2003, Brücken in den Arbeitsmarkt, Berlijn, 2003.
4 De zes instituten zijn in afkorting DIW, HWWA, ifo, IfW, IWH en RWI. Tot 1993 waren het er vijf, zonder IWH.
5 Zie DIW e.a., Die Lage der Weltwirtschaft und der deutschen Wirtschaft im Frühjahr 2003, Wochenbericht DIW, jrg. 70, nr. 16, 2003.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)