Belastingconcurrentie om ondernemingen in de Europese Unie
Aute ur(s ):
Janssen, B. (auteur)
Schols, Y. (auteur)
Buijnk, W.F.J. (auteur)
De auteurs zijn verb onden als respectievelijk universitair docent, docent en hoogleraar aan de Maastricht Accounting and Auditing Research and
Education Center (MARC) van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, Universiteit Maastricht. Buijink is momenteel
eveneens als gasthoogleraar verb onden aan het CES van de KU Leuven.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4225, pagina 754, 15 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
belastingen
Er bestaan grote verschillen tussen nominale en effectieve belastingtarieven in de EU. Dit duidt op belastingconcurrentie.
Binnen de Europese Unie wordt een discussie gevoerd over een Europees belastingbeleid voor directe belastingen. Een belangrijk punt
is schadelijke belastingconcurrentie met de vennootschapsbelasting.(zie hiervoor ook het artikel van B. Leeftink>840616 over
belastingconcurrentie in een eerdere editie van ESB) Doordat ondernemingen de mogelijkheid hebben activiteiten te verplaatsen
tussen de lidstaten, kunnen zij optimaal profiteren van de belastingsubsidies die in de verschillende lidstaten aangeboden worden. Met
behulp van concurrentie door belastingtarieven en belastingsubsidies (aftrekposten) trachten de lidstaten ondernemingen aan te
trekken. Als gevolg van differentiatie in de belastingsubsidies worden hierbij bepaalde (groepen) ondernemingen anders behandeld.
Door belastingsubsidies verschilt het werkelijke bedrag dat ondernemingen aan vennootschapsbelasting betalen meestal van het bedrag
dat volgens het nominale belastingtarief betaald zou moeten worden. Het nominale belastingtarief geeft derhalve een incomplete
weergave van de belastingdruk op ondernemingen. Om deze belastingdruk te beoordelen dienen de nominale belastingtarieven en de
verschafte belastingsubsidies integraal bekeken te worden. Dit kan worden bereikt door de effectieve belastingdruk te berekenen. Deze
meet de vennootschapsbelastingkosten relatief aan het bedrijfseconomische geconsolideerde resultaat.
Drie studies, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van financien, hebben de effecten van belastingsubsidies op de effectieve druk
onderzocht. De eerste twee studies analyseren de invloed op de marginale effectieve druk casuïstisch 1. Dit betekent dat op basis van de
relevante belastingwetgeving de marginale druk voor een aantal scenario’s wordt doorgerekend. In tegenstelling tot deze studies
onderzoekt de derde studie de gemiddelde effectieve druk zoals deze wordt gerapporteerd door ondernemingen 2. Dit artikel is een
weergave van het laatste onderzoek en gaat in op twee vragen. Ten eerste, wat is de effectieve belastingdruk voor ondernemingen
(berekend op basis van de geconsolideerde bedrijfseconomische jaarrekeningen) in verschillende lidstaten van de Europese Unie en hoe
verhouden deze zich tot de nominale tarieven in de lidstaten? Ten tweede zijn de verschillen tussen nominale en effectieve tarieven
gerelateerd aan bepaalde ondernemingskenmerken.
Vergelijking van belastingdruk
Het is lastig de effectieve belastingdruk tussen lidstaten te vergelijken. Zo is de daadwerkelijk betaalde belasting moeilijk of niet te
achterhalen, aangezien deze informatie niet op grote schaal door ondernemingen bekend wordt gemaakt. Ondernemingen rapporteren wel
belastingkosten. Afgezien van toerekeningsverschillen tussen jaren (latente belastingen) komen deze begrippen met elkaar overeen.
Een tweede probleem is dat tussen de lidstaten de definities van begrippen in jaarverslagen verschillen. Dit probleem wordt verzacht
door de Vierde EG-richtlijn op het terrein van ondernemingsrecht. Deze richtlijn schrijft voor dat jaarverslagen een getrouw beeld dienen
te geven. Dit betekent dat voor jaarverslagen dezelfde betekenis aan de verschafte informatie gegeven kan worden. Hierdoor is het in
grote lijnen mogelijk om data uit jaarverslagen tussen de EU-lidstaten te vergelijken.
De effectieve belastingtarieven verschillen in Europa niet alleen doordat de nominale tarieven uiteenlopen. Een belangrijke oorzaak is
gelegen in de toegepaste belastingsubsidies. Deze uiten zich veelal in een verschil tussen bedrijfseconomische en fiscale winst. Wij
beperken ons hierbij tot permanente verschillen. Hieronder vallen bedrijfseconomische opbrengsten of kosten die niet worden erkend
voor de fiscale winstberekening. We gebruiken data over een periode van zeven jaren, waardoor de invloed van (lastig meetbare)
tijdelijke verschillen van mindere betekenis is.
Bedrijfswinst en fiscale winst
De relatie tussen bedrijfseconomische en fiscale winstbepaling verschilt binnen de EU.
Een aantal landen maakt gebruik van het ‘Maßgeblichkeitsprinzip’. Volgens dit principe is de bedrijfseconomische jaarrekening
maatgevend (bepalend) voor de fiscale jaarrekening. Duitsland, Finland, Italië, Luxemburg en Oostenrijk passen (een vorm van) dit
principe toe. In Griekenland, Portugal en Zweden wordt het ‘Maßgeblichkeitsprinzip’ niet meer toegepast, maar de bedrijfseconomische
jaarrekeningen worden in deze landen nog steeds beïnvloed door de belastingwetgeving. In België en Frankrijk is de relatie tussen de
fiscale en de bedrijfseconomische jaarrekening vastgelegd in een vast formaat voor de financiële verslaggeving dat één jaarrekening
voorschrijft voor zowel fiscale als bedrijfseconomische doeleinden. In de overige landen (Denemarken, Ierland, Nederland, Spanje en het
Verenigd Koninkrijk) is er geen sterke relatie tussen de bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening. Hierdoor zijn er in deze landen
grotere verschillen tussen het fiscale en bedrijfseconomische winstcijfer en dus in het verschil tussen effectieve en nominale druk
mogelijk Doordat nationale wetgevingen minder invloed hebben op het gebruik van verschillende waarderings grondslagen in
geconsolideerde jaarrekeningen (als gevolg van de Vierde eg-richtlijn op het gebied van ondernemingsrecht), worden deze minder
beïnvloed door de relatie tussen bedrijfseconomische en fiscale jaarrekening dan de vennootschappelijke jaarrekening. Om deze reden
zijn voor het onderzoek alleen geconsolideerde jaarrekeningen gebruikt.
Data
In de cd-rom database Worldscope zijn de jaarrekeningen van een groot aantal beursgenoteerde ondernemingen opgenomen. Om de
resultaten zo weinig mogelijk te laten beïnvloeden door jaarlijkse uitschieters, zijn data voor de periode 1990-1996 gebruikt. Uitgesloten
zijn bedrijven waarvoor onvoldoende data beschikbaar zijn.
De financiële ondernemingen (met name verzekeringsmaatschappijen, banken en andere kredietinstellingen) zijn verwijderd, omdat voor
dit soort ondernemingen andere verslaggevingregels van toepassing zijn. Verder zijn de ondernemingen met een inactieve status uit de
steekproef verwijderd (bijvoorbeeld gefuseerde of failliete ondernemingen). De overgebleven steekproef bestaat uit 2.958 beschikbare
ondernemingen (waarvan 148 in Nederland).
De effectieve belastingdruk is gedefinieerd als kosten van vennootschapsbelasting (zoals opgenomen in de verlies- en winstrekening),
gedeeld door het bedrijfseconomisch resultaat voor belastingen.
Voor elk land zijn de effectieve en de nominale belastingdruk berekend. Bij het berekenen van het gemiddelde nominale belastingtarief is
er rekening mee gehouden dat een land afwijkende tarieven kan hebben voor ingehouden en uitgekeerde winst en voor specifieke
categorieën ondernemingen.
Resultaten
Hoe hoog is de belastingdruk?
tabel 1 geeft aan dat het gemiddelde verschil tussen nominale en effectieve druk ongeveer tien procent is 3. Er zijn echter grote
verschillen tussen de lidstaten. Terwijl in Zweden en Frankrijk de effectieve druk nog geen twee procent onder het nominale tarief ligt,
ligt de effectieve druk in Oostenrijk, België en Portugal rond de twintig procent onder het nominale tarief. Opvallend is, dat bij een aantal
landen met een hoog nominaal tarief er ook een hoog verschil is met de effectieve druk. Zo heeft Zweden een relatief laag nominaal tarief
van 28,54%. Het verschil met de effectieve druk is ook laag, slechts 1,07%. Italië heeft het hoogste nominale tarief in de EU, maar de
effectieve druk is in de praktijk meer dan vijftien procent lager. De reden zou kunnen zijn dat landen met een relatief hoog nominaal tarief
meer belastingsubsidies verschaffen om de belastingdruk op ondernemingen binnen hun grenzen te verlagen. Voor landen die reeds een
laag nominaal tarief hebben, is hiervoor minder noodzaak.
Tabel 1. Hoe hoog is de belastingdruk op ondernemingen? Nominale druk vergeleken met de mediaan van de effectieve druk
nominaal
Oostenrijk
België
Denemarken
Finland
Frankrijk
Duitsland
Griekenland
Ierland
Italië
Luxemburg
Nederland
Portugal
Spanje
Zweden
Verenigd Koninkrijk
gem. EU
36,02
40,28
35,78
34,02
34,70
50,05
32,53
21,94
50,48
39,40
35,00
39,29
35,30
28,54
33,35
36,45
effectief
17,67
20,99
29,40
29,82
32,82
38,53
20,85
13,86
35,32
34,09
31,80
17,19
24,11
27,47
29,00
26,86
verschil
18,35
19,29
6,38
4,20
1,88
11,52
11,68
8,08
15,16
5,31
3,20
22,10
11,19
1,07
4,35
9,59
Belastingconcurrentie?
Om na te gaan welke ondernemingscategorieën geassocieerd zijn met een lagere of hogere effectieve druk, zijn ondernemingskenmerken
nodig. We onderscheiden: ondernemingsgrootte (logaritme van totale activa); aantal werknemers; activiteiten op het gebied van
onderzoek en ontwikkeling; investeringen (materiële vaste activa ten opzichte van totale activa); aandeel van verkopen in het buitenland
in de omzet; aandeel vreemd vermogen in de totale activa; en, tot slot, type bedrijf. Met een regressie-analyse is nagegaan welke
verbanden er zijn tussen ondernemingskarakteristieken en effectieve belastingdruk. Significante relaties tusssen effectieve belastingdruk
en ondernemingskarakteristieken duiden erop dat aan bepaalde soorten ondernemingen meer of minder belastingsubsidies worden
verschaft, met andere woorden; de diverse soorten ondernemingen worden in een dergelijk geval niet gelijk behandeld door de
belastingautoriteiten. Alleen voor Italië levert de regressie een significant resultaat op, voor investeringen en speur- en
ontwikkelingswerk. Tegen de verwachting in blijkt daarbij dat hogere uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk geassocieerd zijn met
een hogere effectieve belastingdruk. De resultaten van de regressie-analyse geven voor de overige EU-lidstaten geen aanleiding ervan
uit te gaan dat effectieve druk duidelijk geassocieerd is met de door ons waargenomen ondernemingskarakteristieken.
Om rekening te houden met financiële verslaggevingsregels die de meting van de ondernemingskenmerken kunnen beïnvloeden, is de
regressie-analyse ook uitgevoerd met een aantal afwijkend gedefinieerde ondernemingskarakteristieken. Deze afwijkende definities waren
onder andere gebaseerd op kasstroomdata. De resultaten van deze regressie-analyse ondersteunen de eerdere bevindingen, in die zin dat
er weinig verbanden worden aangetroffen tussen ondernemingskenmerken en effectieve druk. Een interessante bevinding is wel dat een
aantal landen (Italië, Oostenrijk en Spanje) een statistisch significante negatieve associatie heeft tussen de (relatieve) omvang van de
buitenlandse omzet en effectieve druk. Dit in tegenstelling tot het Verenigd Koninkrijk waar dit verband juist positief is. Dit zou
veroorzaakt kunnen worden door de wereldwijde belastinggrondslag die de overheid hanteert in het Verenigd Koninkrijk. Tevens heeft
een aantal landen een statistisch significant verband tussen ondernemingsgrootte en effectieve belastingdruk, hetzij een positief
verband (Oostenrijk), hetzij een negatief verband (Frankrijk en Griekenland).
Afgezien hiervan, zijn er geen duidelijke verbanden tussen ondernemingskenmerken en effectieve belastingdruk. Dit impliceert dat
belastingsubsidies in gelijke mate aan het bedrijfsleven worden verschaft,er kunnen geen specifieke instumenten worden aangeduid die
afwijkende belastingsubsidies impliceren
Conclusie
Om vast te stellen in welke mate er sprake is van belastingconcurrentie binnen de EU met vennootschapsbelasting, is de grootte van de
belastingsubsidies in de lidstaten van de EU gemeten en zijn mogelijke relaties onderzocht tussen ondernemingskenmerken en genoten
belastingsubsidies. Daarbij is rekening gehouden met de verschillen in de regels van de vennootschapsbelasting en voor de financiële
verslaggeving tussen de EU-lidstaten.
De effectieve belastingdruk vertoont in een aantal landen grote verschillen met het nominale tarief. Gebaseerd op de resultaten is het
mogelijk om de lidstaten onder te verdelen in drie groepen: grote, gemiddelde of kleine verschillen tussen nominaal tarief en effectieve
druk. Grote verschillen duiden op een grote mate van verschaffing van belastingsubsidie, terwijl kleine verschillen op weinig
belastingsubsidies duiden. De groep landen met grote verschillen bestaat uit: Oostenrijk, België, Duitsland, Griekenland, Italië, Portugal
en Spanje. Landen met een gemiddeld verschil zijn: Denemarken, Finland, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Twee
EU-lidstaten tonen weinig verschillen tussen noninaal tarief en effectieve druk: Luxemburg en Zweden.
Ondanks de soms grote verschillen tussen nominaal tarief en effectieve druk, is er slechts beperkt bewijs gevonden voor specifieke
ondernemingskenmerken die van invloed zijn op de effectieve druk. Dit suggereert dat de belastingheffing in de EU redelijk neutraal is
voor de onderzochte ondernemingskenmerken. In dat geval vindt de verschaffing van belastingsubsidies plaats op individueel
bedrijfsniveau (en niet op groepsniveau) of zijn belastingsubsidies gerelateerd aan andere ondernemingskenmerken die niet zijn
meegenomen in deze studies.
Het algemene beeld dat uit deze studie naar voren komt is dat een aantal Europese landen belastingsubsidies breed inzetten om
belastingconcurrentie te bedrijven of te pareren.Dit komt tot uiting in de mindere mate van spreiding in de effectieve tarieven dan in de
nominale tarieven
1 Baker en McKenzie, Survey of the effective tax burden in the European Union, Amsterdam, 1999; PriceWaterhouseCoopers, SPECTRE
– study of potential of effective corporate tax rates in Europe, Amsterdam, 1999.
2 Maastricht Accounting and Auditing Research and Education Center, Corporate effective tax rates in the European Union,
Maastricht, 1999.
3 Aangezien verslaggevingdata vaak beïnvloed worden door extreme waarnemingen is de steekproef gefilterd door alle observaties die
meer dan twee standaarddeviaties van het gemiddelde afwijken uit de steekproef te verwijderen. Dit is gedaan omdat de effectieve druk
een ratio is en hierdoor sterk beïnvloed kan worden door extreme waarnemingen. Als maatstaf voor de centrale waarneming is gekozen
voor de mediaan naast het gemiddelde. De mediaan wordt minder beïnvloed door extreme waarnemingen dan het gemiddelde.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)