Ga direct naar de content

Bankieren op drijfzand

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 11 2013

Om bankiers, politici en wetenschappers op één lijn te krijgen is een denkkader opgesteld waaruit blijkt dat het bancair systeem een vele malen hoger niveau aan risicodragend vermogen nodig heeft dan nu het geval is.

ESB Financiële markten

Financiële markten

Bankieren op drijfzand

Om bankiers, politici en wetenschappers op een lijn te krijgen is
een denkkader opgesteld waaruit blijkt dat het bancair systeem
een vele malen hoger niveau aan risicodragend vermogen nodig
heeft dan nu het geval is. Een goed begrip van een aantal basale
uitgangspunten en inzichten is essentieel om tot oplossingen te komen voor alle bij de toekomst van onze banken betrokken partijen.

Arnoud Boot
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Amsterdam
Sweder van
wijnbergen
Hoogleraar aan de
Universiteit van
Amsterdam

742

O

ver de houdbaarheid van het financiële
systeem bestaat nog steeds fundamentele
onzekerheid. De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat banken essentieel zijn
voor de economie. Tegelijkertijd werd
zichtbaar hoe machteloos toezichthouders waren en hoe onzichtbaar het parlement was. Het parlement nam – net als
beleidsmakers en misschien wel de toezichthouders – aan
dat het wel goed zat, onder het mom van ten million bankers
cannot be wrong. We weten inmiddels beter, het bankwezen
is te belangrijk om aan alleen bankiers over te laten. De kredietcrisis bracht ook aan het licht hoe moeilijk het is om het
met bankiers eens te worden over een aantal kerninzichten
over het functioneren van hun eigen financiële sector. Er lijkt
sprake van grote verwarring. Een hoorzitting in de Tweede
Kamer een paar weken geleden plaatste bankiers orthogonaal
tegenover wetenschappers, en dat terwijl beide kampen toch
uit weldenkende mensen bestaan. Dat mag niet, want hoe
moet de politiek dan tot een oordeel komen? Het probleem
voor de politiek ligt in de complexiteit van de materie. De
financiële sector zelf is al enorm complex, maar de verwevenheid tussen financiële sector en maatschappij maakt het nog

onoverzichtelijker. Ongetwijfeld zijn er maatregelen mogelijk
die de complexiteit kunnen verminderen, maar eenvoudig
wordt de problematiek nooit. Zo is de verwevenheid met de
maatschappij een blijvend kenmerk van de financiële sector.
Deze sector ontwikkelt zich niet in isolement maar loopt met
zijn ‘haarvaten’ dwars door alles heen. Daarom had de kredietcrisis zulke grote gevolgen.
Om de verschillende betrokken partijen – te weten bankiers, politici en wetenschappers – op één lijn te krijgen, is
een denkkader opgesteld. Hieruit blijkt dat de dynamische
maatschappij van vandaag vraagt om een bancair systeem
dat een vele malen hoger niveau aan risicodragend vermogen
(kapitaal of eigen vermogen) heeft dan nu het geval is. Deze
boodschap is buitengewoon onpopulair onder bankiers. Juist
daarom is het van belang een inhoudelijke discussie te voeren over de onvermijdelijkheid van meer risicodragend eigen
vermogen. Uiteindelijk zal ook voor bankiers het bankieren
hierdoor weer interessant worden. In een dergelijke veel beter
gekapitaliseerde wereld kunnen gezond verstand en beoordelingsvermogen het namelijk weer gaan winnen van een naïef
vertrouwen in modellen en het vakjes aanvinken. Bankieren
kan weer gaan lijken op ondernemerschap in plaats van het
huidige pad te blijven volgen dat onvermijdelijk vast gaat lopen in toenemende regelgeving en verdere bureaucratisering
van het bankiersberoep. De bankier moet weer professional
kunnen zijn, en profiteren van zijn eigen beoordelingsvermogen.
Een zorg valt zeker weg te nemen: we zullen laten zien
dat het aantrekken van kapitaal gewoon mogelijk is. Alle Nederlandse banken kunnen hiertoe overgaan. Kapitaalversterking zal een buitengewone heilzame werking voor de Nederlandse economie hebben.
Het voorgestelde denkkader biedt een aantal basale uitgangspunten en inzichten. Een goed begrip hiervan is essentieel om tot oplossingen te komen voor alle bij de toekomst
van onze banken betrokken partijen. Een eerste punt is wat er
moet worden verstaan onder het kapitaal in banken.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële markten ESB

Wat kapitaal is

Kapitaal is het risicodragend vermogen van banken dat bedoeld is om verliezen te kunnen opvangen. Het is dus eigen
vermogen en geen vreemd vermogen – vreemd vermogen
kent immers een vaste vergoeding en je moet het terugbetalen want anders ben je failliet. In het bankwezen wordt deze
basale logica vaak met voeten getreden. Het zat nota bene al
ingebakken in regulering, met name de regulering voor het
minimumkapitaal zoals die door de BIS in Basel wordt ontworpen. Via complexe definities van Core Tier 1-kapitaal,
Tier 1-kapitaal en Tier 2-kapitaal konden minimumkapitaaleisen worden omzeild door vermogen dat in essentie vreemd
vermogen was toe te staan als onderdeel van het kapitaal.
Dit is vreemd omdat kapitaal bedoeld is, net als eigen
vermogen in een normale onderneming, om verliezen te
kunnen opvangen. Vreemd vermogen kan dat niet. Een ander kenmerk van echt kapitaal is dat het er permanent is, het
kan niet zomaar verdwijnen. Vreemd vermogen, voor zover
niet zijnde (eeuwig lopende) perpetuals, moet op een bepaald
moment worden geherfinancierd. Op dat moment kunnen
onoverkomelijke problemen ontstaan als beleggers het niet
willen herfinancieren. Het is er dus mogelijk niet als je het nodig hebt. Dit verklaart ook de voor buitenstaanders wat rare
discussie als er wordt gezegd dat ‘de kwaliteit van het kapitaal’
moet worden verbeterd. Kapitaal in banken was paradoxaal
genoeg niet wat het beloofde te zijn. De recente nieuwe kapitaalrichtlijnen zoals opgenomen in wat wordt genoemd Basel
III voorzien hierin en dwingen echt eigen vermogen af.
Links versus rechts op de balans

Een gevleugelde uitspraak in discussies, zoals de recente Kamerhoorzitting over de toekomst van de Nederlandse banken, is dat hogere kapitaalseisen “natuurlijk wel meer dood
geld betekenen, en minder mkb-leningenâ€. Hiermee wordt
gesuggereerd dat kapitaal ongebruikt op ‘de plank ligt’. Maar
kapitaal is geen dood geld. Kapitaal is geen bezitting of uitzetting van een bank, dat zijn bijvoorbeeld de mkb-leningen die
banken verstrekken of ‘dood geld’ dat ze in kas houden en niet
uitlenen. Kapitaal is een manier van de bank om zich te financieren, dus een financieringsbron van de bank. De verwarrende term ‘kapitaal’ doet denken aan een bezitting, maar dat is
het niet. Het is een wijze van financieren van de bank, en dat
staat echt rechts op de balans. Links en rechts van de balans
worden dus door elkaar gehaald, links staan de uitzettingen
(mkb-leningen bijvoorbeeld) en rechts de financiering ervan.
Waarom kapitaal duur lijkt

Kapitaal wordt vaak gezien als een duurdere manier van financieren, en van daaruit wordt de conclusie getrokken dat
je daar zo weinig mogelijk van moet hebben. Maar eigen
vermogen levert ook nog iets anders, aandeelhouders nemen
een deel van het risico van de uitzettingen van de bank over.
Crediteuren en depositohouders moeten betaald worden,
ook als het slecht gaat, aandeelhouders niet. Daar staat dan
weer tegenover dat ze meer krijgen als het goed gaat, zo werkt
risicodeling. In feite levert een aandeelhouder niet alleen
financiering maar ook een (partieel) verzekeringsproduct.
Daar moet inderdaad een premie voor betaald worden, maar
daar krijg je ook meer voor terug. Als dat verzekeringsproduct
tegen marktprijzen wordt meegewogen, dan is kapitaal niet

meer duur. En ja, als we in een helemaal frictieloze wereld
zouden leven dan maakt het qua financieringskosten helemaal niet uit of je uitzettingen met vreemd vermogen of met
eigen vermogen financiert: dit is het inzicht achter de fameuze stelling van Modigliani-Miller waarin staat dat de vermogensstructuur en financieringskosten los van elkaar staan. In
de praktijk wordt niet aan alle voorwaarden voor die stelling

In feite levert een aandeelhouder niet alleen
financiering maar ook een verzekeringsproduct

voldaan. Het vreemd vermogen van banken, voor zover bestaande uit gelden op betaalrekeningen, voorziet bijvoorbeeld
in een liquiditeitsfunctie. Maar het basisinzicht blijft relevant.
In de praktijk blijkt ook dat beter gekapitaliseerde banken een
concurrentievoordeel hebben. Meer kapitaal is dus een zegen.
Meer kapitaal maakt het goedkoper

De volgende misvatting is dat als er meer eigen vermogen aangetrokken wordt, er een hoger rendement betaald zou moeten
worden. Ook hier gloort fundamenteel onbegrip: risico komt
bij banken van de uitzettingen op de balans. Dat verandert
niet bij meer eigen vermogen; datzelfde risico wordt bij meer
eigen vermogen over een bredere basis uitgespreid waardoor
er per eenheid kapitaal nu minder risico is, en er dus minder,
en niet méér, rendement moet worden betaald. Ook mismatchrisico op de balans is bij een grotere kapitaalbasis makkelijker op te vangen, en meer kapitaal betekent ook dan dat
kapitaal per eenheid minder riskant wordt.
Overigens zal ook vreemd vermogen bij meer eigen vermogen goedkoper worden, de distance to default van de bank
wordt groter wanneer ze meer eigen vermogen heeft, en dus
zullen verschaffers van vreemd vermogen een lagere risico-opslag op hun kredieten aan de banken vragen. De toegang tot
lang vreemd vermogen wordt dan gemakkelijker (en goedkoper). En zo worden bail-in-mechanismes effectiever. Een bailin-mechanisme is juist bedoeld voor beleggers uit de financiële markt, zoals verschaffers van lang vreemd vermogen. Zij
zijn immers investeerders die een risico-rendement-afweging
maken (in tegenstelling tot spaarders). Het lang vreemd vermogen zal een acceptabele prijs kennen – het grotere eigen
vermogen maakt dat de kans op bail-in klein is, en dus is het
prijsopdrijvend effect ervan gering Bail-in wordt makkelijker
maar minder nodig. En spaargelden en deposito’s komen zo
meer uit de wind te staan. Banken zetten zo met meer eigen
vermogen een virtueuze cirkel in gang.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

743

ESB Financiële markten

Risicogewogen kapitaalmodellen

In de in 2008 ingevoerde Basel II-norm wordt alleen met
voor risico-gewogen activa (uitzettingen) rekening gehouden. Via allerlei complexe modellen moeten de zogenaamde
Risk Weighted Assets (RWA) berekend worden, en die moeten
voor een minimaal percentage met eigen vermogen in plaats
van met schuld gefinancierd worden. Op zich lijkt dat een
verdedigbare procedure, tegen uitzettingen waar geen risico
mee gelopen wordt, hoeft geen verliesabsorptie- capaciteit te
staan en dus geen eigen vermogen, is het idee erachter. Maar
in de praktijk werkt dat verkeerd. Het berekenen van de RWA
blijkt in de praktijk een onmogelijke, en, belangrijker, een zeer
manipuleerbare taak. In een recente studie vroeg de BIS een
grote groep banken de RWA te berekenen op eenzelfde portefeuille van uitzettingen. De afwijkingen tussen de verschillende modellen die door de verschillende banken gehanteerd
werden, waren dramatisch, daar zat maar liefst een factor 8
verschil tussen volgens de Financial Times.

het resultaat is dat banken steeds meer
wegvluchten uit mkb-leningen en
steeds meer in overheidsobligaties beleggen

ABN Amro rapporteerde onlangs nu al te voldoen aan
de nieuwe kapitaaleisen van Basel III, niet door ingehouden
winsten of extra kapitaal van haar aandeelhouder, maar door
een rooskleuriger model te gebruiken bij de klassificering van
haar leningen aan bedrijven. Verdere problemen volgen uit de
politieke onwil om staatsobligaties als risicovol te classificeren, zelfs als dat evident wel zou moeten zoals in het geval van
Griekenland.
In heel Europa staren toezichthouders en politici zich
te veel blind op RWA en is de focus uitsluitend op de verhouding eigen vermogen versus RWA gericht. Het resultaat
daarvan is dat banken, in plaats van meer kapitaal op te halen in de markt, aan de andere kant van de breuk werken en
steeds meer wegvluchten uit mkb-leningen, en in plaats daarvan meer in overheidsobligaties beleggen. Kredietbeoordelaar
Fitch gaf begin december in een rapport aan dat dit in heel
Europa gebeurt. Ook de nieuwe bankentoezichthoudster bij
de ECB, Nouy, wees hierop. Het resultaat hiervan is dat in
heel Europa bedrijfsleningen dalen en de giftige verwevenheid van banken met overheden toeneemt. De kapitaalratio’s
verbeteren zo wel, maar op de verkeerde manier.
In de VS hebben ze laten zien dat het anders kan: in 2009
kregen de grootste Amerikaanse banken doodleuk te horen
dat ze maar liefst 179 miljard dollar op de kapitaalmarkt op
moesten halen. Het ging om een vast bedrag in dollars waardoor manipulatie aan de verkeerde kant van de breuk onmo744

gelijk werd. En dat midden in de crisis, waardoor wegvluchten
uit zakelijke leningen op geen enkele manier een mogelijke
vluchtroute vormde. Dat is daar dan ook niet gebeurd. Sinds
dit Supervisory Capital Assessment Program door toenmalig
Treasury Secretary Lawrence Summers doorgevoerd is, stijgen bankleningen aan het bedrijfsleven weer, in tegenstelling
tot wat er in Europa gebeurt.
Simpele kapitaal ratio

De RWA-benadering is dus problematisch. De modelmatige benadering heeft tekortkomingen. Onder Basel III is de
RWA-benadering dan ook aangevuld met een simpele kapitaalratio gebaseerd op de balans, ook wel de leverage ratio
genoemd. De leverage ratio is het kapitaal geschaald door de
hele linkerkant van de balans, alle beleggingen, ongeacht of ze
nu risicovol zijn of niet. Het stellen van scherpere eisen aan de
leverage ratio leidt dus niet tot een vlucht van het financieren
van het mkb naar het financieren van overheden. Natuurlijk
kleven er ook nadelen aan een pure leverage ratio, die maakt
geen onderscheid tussen extreem riskante activa en minder
avontuurlijke beleggingen, terwijl die twee categorieën een
heel ander risico profiel hebben. Vandaar dat het Basel IIIplan om beide te gebruiken vooralsnog een goed idee is.
Zodra de leverage ratio fundamenteel hoger ligt worden
de nadelen navenant minder. Risico’s worden dan geïnternaliseerd en manipulatie krijgt minder kans. Het is daarbij wel
wenselijk dat een oplossing wordt gevonden voor het tijdelijk
‘parkeren’ van grote deposito’s. Partijen in de markt plaatsen
deposito’s dikwijls om ze kort risico-vrij te stallen. Het is geen
belegging en kan niet gebruikt worden als financieringsbron
van de bank. Het probleem is dan wel dat een plotselinge
storting van bijvoorbeeld 100 miljoen euro betekent dat de
bank op datzelfde moment daarmee 100 miljoen euro meer
aan vreemd vermogen heeft en dan kloppen de kapitaals ratios niet meer: de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen is dan verslechterd. Een ‘stallingsfaciliteit’ bij de ECB
zou dit kunnen oplossen. Het voorkomt dat de bank plotseling meer vreemd vermogen heeft. Zoals een rekening voor
derdengelden afgezonderd is van het wel en wee van een notaris, zo zou een dergelijke stallingsfaciliteit dit probleem bij
banken oplossen.
Minder procyclische kapitaalseisen

Een ander nadeel van de RWA-benadering heeft te maken
met de conjunctuurgevoeligheid van de RWA-maatstaf. In
een boom-periode lijken risico’s verder weg en daalt de RWAmaatstaf voor het gegeven balanstotaal. Dus de kapitaalbehoefte van banken gaat omlaag, en hun uitleencapaciteit omhoog, precies wanneer de economie al aan het boomen is, en
vice versa in een dal van de conjunctuur. Een leverage ratio
heeft dat probleem minder. Verder wordt er in de nieuwste
variant van het BIS-toezichtkader (Basel III), ook een anticyclische buffer ingebouwd, die aangevuld moet worden in
goede tijden en leeg mag lopen in slechte tijden.
Een dwingende hand is nodig

Een kerninzicht van de moderne financieringstheorie is dat
een overvloed aan vreemd vermogen – debtoverhang – een extra belemmering is om het eigen vermogen te versterken. Dit
klinkt paradoxaal, maar is eenvoudig in te zien. Nieuw kapi-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële markten ESB

taal aantrekken – nieuwe aandelen uitgeven bijvoorbeeld – is
namelijk gunstig voor de verschaffers van vreemd vermogen
(of de overheid als die garant staat, zoals in het bankwezen),
Hun positie verbetert. Bij veel vreemd vermogen (leverage) is
hun positie immers riskant, maar meer eigen vermogen (en
dus minder leverage) versterkt hun positie. Deze windfall
gain wordt door iemand betaald, namelijk door de bestaande
aandeelhouders – de aandelenkoers zal dan ook dalen na zo’n
uitgifte.
En hier is het grootste hiaat aan kennis bij de politiek,
banken en publiek. Een lagere aandelenkoers is voor de soliditeit van de bank en de maatschappij niet erg. Nieuwe aandelen versterken het bufferkapitaal van de bank en beschermen
de belastingbetaler. Dit verklaart waarom de aandelenkoers
bij uitbreiding van het aandelenkapitaal lager komt te liggen.
De bank heeft nu nog een kunstmatige subsidie van de overheid omdat die bijspringt als de bank in de problemen komt.
Nieuw aandelenkapitaal vermindert de waarde van deze
subsidies: de bank hangt minder snel aan het infuus omdat
het grotere aandelenkapitaal dan meer verliezen kan absorberen voordat de overheid hoeft bij te springen. Het risico
dat dan bij de aandeelhouders komt te liggen in plaats van
bij de vreemdvermogenverschaffers of de overheid verklaart
de lagere aandelenkoers. Maar voor aandeelhouders ook goed
nieuws: zodra er genoeg van is, wordt het eigen vermogen qua
risico eindelijk voorspelbaar, en dus is een lager rendement
erop acceptabel.
Overheid in spagaat

Een extra probleem is dat de overheid in deze strijd ook eigen belangen heeft. Het Ministerie van Financiën rekent zich
rijk met jaarlijks dividend dat het van ‘zijn’ staatsbank ABN
Amro ontvangt. Maar dit dividend is een uitholling van het
eigen vermogen van de bank. De spagaat van het ministerie
is nog erger: het wil bij de aanstaande beursgang van ABN
Amro een zo hoog mogelijke opbrengst.
Maar het streven naar een hoge opbrengst staat haaks
op de belangen van de Nederlandse samenleving. Het maatschappelijk belang is dat ABN Amro gedwongen wordt – net
zoals bij andere banken moet gebeuren – haar eigen vermogen fundamenteel te versterken. Alleen dan kan een bank de
maatschappelijke rol spelen die ze moet vervullen, en wordt
de belastingbetaler gevrijwaard van instabiliteit. En kapitaal
versterken kan. Ze kan bij een beursgang nieuwe aandelen
uitgeven en met de opbrengst haar eigen balans versterken.
Dit is iets anders dan de bestaande aandelen van de overheid
van eigenaar doen veranderen – dit is niet meer dan geschuif
waarmee de overheid van het toneel verdwijnt. Maar Financiën aarzelt hierover.

weg en dus ook uit de aandelenprijs.
Blijft over de Rabobank. Zij kan niet zomaar naar de
beurs, en verkoop is geen optie. Maar de Rabo kan aandeelachtige vermogenstitels uitgeven, die weliswaar geen aandelen
zijn maar wel koerswinsten kennen als het goed gaat, en verliezen absorberen bij problemen. Dit lijkt op de certificaten
die de Rabobank nu op de beurs gaat verhandelen. Maar een
belangrijke innovatie is mogelijk. De huidige certificaten die
naar de beurs gaan, kunnen weliswaar verliezen absorberen
en zijn permanent, maar de vergoeding aan beleggers loopt
evenals bij vreemd vermogen via een te betalen (hoge) rente.
Dit laatste betekent dat de Rabo veel geld moet uitkeren. Een
innovatie is mogelijk waarbij deze certificaten kunnen profiteren van (intrinsieke) koersstijgingen en dus de uit te keren
rente omlaag kan. In dat geval kan de Rabo veel makkelijker
haar kapitaal ook via (niet uit te keren) interne winsten versterken.
Ten slotte

Ook de politiek roert zich. In een pleidooi onlangs in NRC
Handelsblad vraagt Halbe Zijlstra om minder regels voor
banken. Maar hij legt niet het verband met de noodzaak van
meer eigen vermogen voor ondernemerschap. De politiek
moet begrijpen dat alleen bij voldoende eigen vermogen ondernemerschap en privaat initiatief mogelijk zijn zonder dat
banken risico’s afwentelen op de staat. Als dat in onvoldoende
mate aanwezig is, dan loopt de overheid grote risico’s en moet
men niet raar opkijken dat met duizenden regeltjes getracht
wordt het bankieren in de hand te houden. Het devies moet
dus zijn: meer eigen vermogen – dan kan de regeldruk omlaag. Als de distance to default van de banken omhoog gaat,
hoeft de overheid minder mee op te letten. Met meer eigen
vermogen zullen banken minder extreem risico opzoeken en
is er dus minder risico voor de maatschappij, terwijl toegang
tot de banken voor gewone ondernemers makkelijker zal worden dan nu het geval is.
Dus politiek, dwing meer eigen vermogen af bij banken
en zet zo de virtueuze cirkel aan het draaien richting economisch herstel en een stabielere samenleving.

Kapitaal is beschikbaar

Een volgend misverstand is dat het kapitaal niet te krijgen zou
zijn. Voor ABN Amro hebben we dit al ontkracht, als deze
bank naar de beurs kan, kan ze dus ook kapitaal aantrekken.
ING kan het ook, zij is beursgenoteerd. SNS Bank heeft ook
geen probleem. De bank moet worden verkocht met als eis
dat het kapitaal wordt aangesterkt; ja, dat heeft een drukkend effect op de verkoopprijs, net als bij ABN Amro, maar
dat is nu eenmaal het maatschappelijk belang van een grotere
afstand tot de belastingbetaler. Die impliciete subsidie moet

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 98 (4674 & 4675) 13 december 2013
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

745

Auteurs